In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 13 augustus 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en de bewindvoerder van [gedaagde 2]. [eiser] vorderde ontruiming van de woning die [gedaagde 2] huurt, omdat deze zich sinds 18 mei 2023 in detentie bevindt en daardoor niet aan zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst voldoet. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde 2] zijn hoofdverblijf in de woning niet heeft, wat in strijd is met de huurovereenkomst en de algemene voorwaarden. [eiser] heeft aangevoerd dat er sprake is van een tekortkoming die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, gezien het woningtekort en de verplichtingen van [eiser] als woningcorporatie.
De bewindvoerder en [gedaagde 2] hebben verweer gevoerd en gesteld dat er uitzicht is op vrijlating van [gedaagde 2] en dat hij zich als een goed huurder gedraagt door de huur te betalen en geen overlast te veroorzaken. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van [eiser] in de bodemprocedure niet voldoende kans van slagen heeft om een onmiddellijke ontruiming te rechtvaardigen. De kantonrechter heeft daarbij het woonbelang van [gedaagde 2] zwaarder laten wegen dan de belangen van [eiser].
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van [eiser] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.