Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.[eiser sub 1] ,
2.
[eiseres sub 2],
1.De procedure
- aanvullende producties 9 t/m 16 van [eisers] van 18 januari 2024
- de akte wijziging van eis van 1 februari 2024
2.De feiten
U heeft cliënt nu tot driemaal toe aangeschreven met het verzoek de toegang tot ‘uw stukje grond’ te verstrekken. Vanwege een aanbouw aan uw woning heeft u toegang tot de tuin van cliënt nodig om ‘uw stukje grond’ te betreden. Cliënt heeft tot op heden geweigerd toegang te verlenen omdat het praktisch inhoudt dat u in de tuin van cliënt rondloopt. Het stukje grond kan immers niet betreden worden zonder dat ook de tuin van cliënt betreden wordt(…)
De opdracht tot het uitvoeren van een erfgrensreconstructie heb ik gegeven aan het Kadaster. De aanleiding hiervoor was de aanleg van je zwembad en de afstand tot de erfgrens naast ons huis (…).
.
.
.
Halverwege de jaren negentig heeft u immers een aanbouw geplaatst aan uw woning. Het stukje erf achter de aanbouw dat - zoals nu is gebleken - nog aan u toebehoorde heeft u nimmer meer gebruikt. Cliënt verkeerde derhalve in de veronderstelling dat alle grond achter de aanbouw tot zijn grond behoorde. Hij heeft dan ook vanaf halverwege de jaren negentig de grond actief gebruikt en daar de feitelijke macht over uitgeoefend(…)
.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Zo maakt u uw woning rolstoelvriendelijk’, als [gedaagde] het zwembad zou verplaatsen naar zijn eigen perceel, er nog genoeg ruimte is om met een rolstoel te manoeuvreren. [gedaagde] heeft dit niet gemotiveerd betwist. Verder, ten aanzien van de strook grond in algemene zin, acht de rechtbank het kunnen plegen van onderhoud aan zijn aanbouw ook een rechtens relevant belang van [eisers] waar [gedaagde] , met zijn enkele verwijzing naar de volgens hem minimale omvang van de strook, onvoldoende tegenover heeft gesteld. Daarbij stelt [gedaagde] weliswaar dat hij [eisers] nooit in zijn tuin heeft gezien en hij ook geen toegang had, maar vast staat dat de schilder van [eisers] meerdere keren toegang heeft gekregen van [gedaagde] om de boeidelen van de aanbouw van [eisers] te kunnen schilderen. Verder stelt [gedaagde] weliswaar dat hij aanzienlijke kosten zal moeten maken als het zwembad verplaatst moet worden, maar heeft hij niet inzichtelijk gemaakt hoe hoog die kosten zouden zijn en hoe deze in verhouding staan tot zijn inkomen. Dat betekent dat slechts van een algemeen financieel belang van [gedaagde] is gebleken. De conclusie is dat [gedaagde] onvoldoende heeft onderbouwd waarom de belangen van [eisers] niet in verhouding staan tot het belang van [gedaagde] bij behoud van het zwembad op de huidige plek en [eisers] niet in redelijkheid tot uitoefening van zijn eigendomsrecht had kunnen komen. Daarmee hoeven de overige gestelde belangen van [eisers] bij toewijzing van zijn vorderingen geen bespreking meer.