ECLI:NL:RBGEL:2024:5388

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 augustus 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
C/05/438298 KG RK 24-540
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan objectieve aanwijzingen voor partijdigheid

Op 12 augustus 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker, wonende te Wehl. Het verzoek tot wraking was ingediend op 9 juli 2024, naar aanleiding van een zitting op 16 mei 2024, waarbij de verzoeker zich benadeeld voelde door de rechter, mr. K.H.A. Heenk. De verzoeker stelde dat de rechter geen hoor en wederhoor had toegepast en dat de eisende partij meer ruimte kreeg om te spreken. Daarnaast werd er geklaagd over de houding van de rechter tijdens de zitting.

De wrakingskamer oordeelde dat de procedure correct was gevolgd en dat de verzoeker een redelijke verklaring had gegeven voor het tijdsverloop tussen de zitting en het indienen van het wrakingsverzoek. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden bij objectieve aanwijzingen van partijdigheid. De klachten van de verzoeker werden niet als voldoende onderbouwd beschouwd. De wrakingskamer concludeerde dat de regievoering door de rechter en de beslissing om stukken toe te laten tijdens de zitting procesbeslissingen zijn, die niet grond voor wraking kunnen opleveren. De houding van de rechter werd niet als partijdig aangemerkt, en de klachten van de verzoeker over de bejegening vielen buiten de reikwijdte van de wrakingsprocedure.

Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek afgewezen, en tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open. De uitspraak werd gedaan door de rechters S.J. Peerdeman, A.L.M. Steinebach-de Wit en S. Boot, in aanwezigheid van de griffier, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/438298 / KG RK 24/540
Beslissing van 12 augustus 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te Wehl
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. K.H.A. Heenk,
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 9 juli 2024;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 9 juli 2024;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 29 juli 2024.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen. De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.
1.3.
Tijdens de zitting heeft verzoeker medegedeeld dat hij de zitting opneemt en dat hij ook de zitting van 16 mei 2024 heeft opgenomen. De wrakingskamer heeft verzoeker vervolgens erop gewezen dat het verboden is om geluidsopnames van zittingen te maken, tenzij daarvoor voorafgaand aan de zitting toestemming is gevraagd en is verleend. Dit staat vermeld op de website www.rechtspraak.nl. Verzoeker heeft voorafgaand aan deze zitting en ook niet voorafgaand aan de zitting van 16 mei 2024 om toestemming gevraagd.
1.4.
Verzoeker heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling van de wrakingskamer aangekondigd dat hij de geluidsopname van 16 mei 2024 wilde afspelen. Ondanks dat het hier gaat om een verboden opname heeft de wrakingskamer verzoeker toestemming gegeven om tijdens deze zitting een gedeelte van de opname van 16 mei 2024 af te spelen omdat in geschil is of verzoeker tijdens die zitting heeft aangekondigd de rechter mogelijk te willen wraken.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in het kort geding in de zaak
met nummer C/05/435527/KZ ZA 24/70 tussen [partij] als de eisende partij en verzoeker als de gedaagde partij.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. De rechter heeft geen hoor en wederhoor toegepast tijdens de zitting van 16 mei 2024. De eisende partij kreeg tijdens die zitting langer het woord dan verzoeker en zijn advocaat en verzoeker werd door de rechter afgekapt. De rechter heeft de eisende partij tijdens die zitting de gelegenheid gegeven om stukken in te dienen die niet rechtsgeldig waren. Verder was volgens verzoeker de houding van de rechter op de zitting schandalig en belachelijk. De rechter ging filosoferen op grond van hetgeen de eisende partij had aangedragen en deed onjuiste aannames. Hieruit volgt de partijdigheid en vooringenomenheid van de rechter, aldus verzoeker.
Verzoeker heeft ter zitting verder toegelicht dat het geschil in de bodemprocedure inmiddels is geschikt en is afgerond.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

Ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek
3.1.
Het verzoek moet worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter mogelijk proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen. De door verzoeker aangevoerde omstandigheden zijn aan hem bekend geworden op 16 mei 2024 en het verzoek tot wraking is gedaan op 9 juli 2024. De wrakingskamer is van oordeel dat voor het tijdsverloop van ongeveer 7 weken door verzoeker op de zitting een redelijke verklaring is gegeven.
3.2.
Verzoeker heeft verklaard dat hij reeds tijdens de zitting van 16 mei 2024 had opgemerkt dat hij de rechter mogelijk wilde wraken. Op de opname van de zitting van 16 mei 2024 is te horen, in tegenstelling tot hetgeen is opgenomen in het proces-verbaal van die zitting, dat verzoeker heeft gezegd dat als de rechter haar woorden niet terugneemt dat hij haar dan gaat wraken. Verzoeker had toen al de mogelijkheid tot wraking opgeworpen, maar is naar eigen zeggen direct daarna afgekapt door de rechter. Als gevolg van de vakantie van zijn advocaat heeft hij de mogelijkheid tot wraking niet eerder dan 8 juli 2024 kunnen bespreken met zijn advocaat. De advocaat heeft zich toen onttrokken en verzoeker heeft vervolgens zelf het verzoek tot wraking ingediend op 9 juli 2024. Gelet op deze omstandigheden kon verzoeker niet eerder dan na de onttrekking van zijn advocaat op 8 juli 2024 het wrakingsverzoek indienen. Het verzoek wordt daarom in dit geval als tijdig aangemerkt. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek inhoudelijk behandelen.
Inhoudelijke beoordeling
3.3.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.4.
De klacht van verzoeker dat de rechter geen hoor en wederhoor heeft toegepast, slaagt niet. Tijdens de zitting van 16 mei 2024 zijn zowel de eisende partij, de advocaat van verzoeker en verzoeker zelf aan het woord geweest. De ruimte die een bepaalde partij daarvoor krijgt, bepaalt de rechter en valt onder het voeren van regie door de rechter. De rechter is vrij in de beslissingsbevoegdheid die aan haar in dat verband wordt toegekend. Uit de enkele omstandigheid dat verzoeker en zijn advocaat minder ruimte kregen dan de eisende partij, valt geen objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid af te leiden.
3.5.
De beslissing om ter zitting toe te staan dat (niet rechtsgeldige) stukken worden ingediend moet worden aangemerkt als een procesbeslissing. Een als negatief ervaren procesbeslissing is in het algemeen geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking. De vraag of een procesbeslissing inhoudelijk juist is, leent zich niet voor een oordeel door de wrakingskamer. Een procesbeslissing kan wel een grond voor wraking opleveren als die beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de vrees dat de rechter partijdig is dan wel jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert – objectief – gerechtvaardigd is. De aangevoerde grond haalt deze hoge drempel niet.
3.6.
De klachten van verzoeker met betrekking tot de houding van de rechter betreffen in wezen de manier waarop hij door de rechter is bejegend. Voor dergelijke klachten is de wrakingsprocedure niet bedoeld. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat in deze bejegening (de schijn van) partijdigheid van de rechter besloten ligt, zijn gesteld noch gebleken.
3.7.
Het wrakingsverzoek wordt daarom afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. S.J. Peerdeman, A.L.M. Steinebach-de Wit en S. Boot in tegenwoordigheid van de griffier [griffier] en in openbaar uitgesproken op 12 augustus 2024
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.