ECLI:NL:RBGEL:2024:4858

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
10965220
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanpassing van het dagloon voor bovenwettelijke werkloosheidsuitkering in verband met cao-verhogingen

In deze zaak vordert eiser, die sinds oktober 2001 bij het Kadaster werkzaam was, een aanpassing van zijn bovenwettelijke werkloosheidsuitkering. Eiser stelt dat zijn uitkering moet worden verhoogd met € 90,00 per maand, zowel per 1 januari 2023 als per 1 juli 2023, als gevolg van verhogingen in de salaristreden zoals vastgelegd in de cao van het Kadaster. De kantonrechter moet beoordelen of deze verhogingen als een 'algemene wijziging van het salaris' moeten worden beschouwd, zoals bedoeld in de regeling die van toepassing is op de bovenwettelijke uitkering. Eiser heeft zijn vorderingen onderbouwd met verwijzingen naar de cao en de bijbehorende regeling, waarin is bepaald dat het dagloon moet worden aangepast aan salariswijzigingen. Het Kadaster heeft verweer gevoerd en betoogd dat de verhogingen niet als een algemene wijziging kunnen worden aangemerkt, omdat deze niet in percentage zijn vastgesteld. De kantonrechter oordeelt dat de nominale verhogingen van de salaristreden wel degelijk als een algemene wijziging van het salaris moeten worden beschouwd, en dat het dagloon van eiser moet worden aangepast. De rechter verklaart voor recht dat het Kadaster deze aanpassingen moet blijven toepassen totdat de aanspraak van eiser op de uitkering vervalt. Daarnaast wordt het Kadaster veroordeeld tot betaling van de te weinig betaalde uitkering en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Apeldoorn
Zaaknummer: 10965220 \ CV EXPL 24-762
Vonnis van 24 juli 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. J.H. Gerritsen,
tegen
DIENST VOOR HET KADASTER EN DE OPENBARE REGISTERS,
te Apeldoorn,
gedaagde partij,
hierna te noemen: het Kadaster,
gemachtigde: mr. J.J.B. van den Elsaker.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de akte uitlating producties van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft vanaf oktober 2001 bij het Kadaster gewerkt. Op de arbeidsovereenkomst was van toepassing de ‘Kadaster Arbeidsvoorwaardenregeling Nieuwe Stijl’ (KANS) en ‘Algemene Kadaster Ambtenarenreglement Nieuw’ (AKARN).
2.2.
Partijen hebben op 23 september 2014 een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin - voor zover van belang- het volgende is bepaald:

(…)
Artikel 1 Einde dienstverband
1. Aan betrokkene wordt ontslag op andere gronden verleend. Het besluit waarin aan betrokkene ontslag op andere gronden wordt verleend, met inachtneming van de geldende opzegtermijn van drie maanden, per 30 december 2015 (…), wordt separaat aan betrokkene verzonden (…)
Artikel 8 Uitkering
(…)
2. Indien betrokkene op grond van het eerste lid van dit artikel een uitkering ontvangt, zijn de regels krachtens de WW en Bijlage G Regeling bovenwettelijke WW van de KANS van overeenkomstige toepassing.
(…)
Artikel 10 Geen verdere aanspraken
1. Met het ondertekenen van deze overeenkomst kan door betrokkene ter zake van de beëindiging van zijn dienstverband buiten wat in deze overeenkomst is geregeld geen verdere aanspraken meer worden ontleend aan KANS, het AKARN en/of enige andere rechtspositionele voorziening, met uitzondering van Bijlage G Regeling bovenwettelijke WW van de KANS.
(…)
2.3.
Onderdeel van ‘KANS’ is de ‘Bijlage G Regeling bovenwettelijke WW’ (hierna: de regeling). Hierin is - voor zover van belang - het volgende bepaald:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
(…)e. dagloon: het dagloon als bedoeld in artikel 45 van de Werkloosheidswet, evenwel zonder toepassing van het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen met betrekking tot een loontijdvak van een dag;
(…)
Artikel 3 Indexering
Het dagloon wordt steeds aangepast overeenkomstig een algemene wijziging van het salaris, met ingang van de dag waarop de salariswijziging van kracht wordt.
(…)
Artikel 12 Hoogte van de aansluitende uitkering
1. De aansluitende uitkering bedraagt 70% van het voor betrokkene geldende dagloon
(…)
2.4.
In de toelichting bij de regeling is - voor zover van belang - het volgende opgenomen:
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1
(…)
Onderdeel e
Voor de berekening van de bovenwettelijke uitkering wordt uitgegaan van het begrip dagloon als bedoeld in artikel 45 van de WW. Dit is 1/261 deel van het loon dat de ambtenaar in de periode van één jaar op de dag voor intreding van de werkloosheid verdiende met betrekking tot een loontijdvak van één dag. Dit is dus het gemiddelde loon over één jaar. De grondslag voor de bovenwettelijke uitkering is het ongemaximeerde dagloon van de WW.
(…)
Artikel 3
Het ongemaximeerde dagloon dat als grondslag geldt voor de bovenwettelijke werkloosheidsuitkering wordt aangepast overeenkomstig de algemene wijzigingen van het salaris van het Kadasterpersoneel. Het BW-dagloon volgt dus de salarisbewegingen van het Kadasterpersoneel. Deze wijze van indexering wijkt af van de wijze waarop het WW-dagloon wordt geïndexeerd. (…)
2.5.
Op 25 februari 2016 heeft de Algemene Pensioen Groep (APG) het volgende aan [eiser] geschreven:

U hebt een aanvraag ingediend voor een bovenwettelijke uitkering als aanvulling op uw werkloosheidsuitkering. Wij hebben vastgesteld dat u vanaf de eerste dag van uw werkloosheid, 30 december 2015, recht hebt op deze uitkering.
(…)
Uw aanvullende uitkering eindigt op hetzelfde moment als uw werkloosheidsuitkering. Na afloop van de aanvullende uitkering hebt u recht op een aansluitende uitkering tot en met 31 januari 2027.
(…)
Van 30 november 2018 tot en met 31 januari 2027 hebt u recht op een aansluitende uitkering. Deze bedraagt 70% van het bovenwettelijke dagloon
2.6.
In de cao voor het Kadaster (hierna: de cao) met een looptijd van 1 januari 2023 tot 31 december 2023 is het volgende bepaald:

Partijen hebben de volgende afspraken (…) over de salarisontwikkeling gemaakt:
Met ingang van 1 januari 2023 vindt een verhoging van alle salaristreden met € 90,- bruto plaats.
Met ingang van 1 januari 2023 vindt een algemene salarisverhoging plaats van 3%.
Met ingang van 1 juli 2023 vindt nogmaals een verhoging van alle salaristreden met € 90,- bruto plaats.
2.7.
APG heeft de 3% loonsverhoging verwerkt in zijn bovenwettelijke werkloosheidsuitkering. [eiser] heeft op 23 oktober 2023 verzocht om ook de verhoging van de salaristreden te verwerken in zijn uitkering. Dit verzoek is door APG namens het Kadaster afgewezen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert:
a. te verklaren voor recht dat de werkloosheidsuitkering van [eiser] met ingang van
1 januari 2023 maandelijks met € 90,00 dient te worden verhoogd, alsmede te verklaren voor recht dat de werkloosheidsuitkering van [eiser] met ingang van 1 juli 2023 maandelijks met € 90,00 extra dient te worden verhoogd en te bepalen dat het Kadaster deze aanpassing van de werkloosheidsuitkering moet blijven toepassen, een en ander totdat de aanspraak van [eiser] op een werkloosheidsuitkering die ten laste komt van het Kadaster komt te vervallen;
b. de dienst van het Kadaster te veroordelen tot betaling van de te weinig betaalde werkloosheidsuitkering vanaf 1 januari 2023, zijnde een bedrag van € 90,00 bruto per maand, ingaande 1 januari 2023 en nogmaals € 90,00 bruto per maand extra ingaande 1 juli 2023, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023, tot het moment dat deze bedragen volledig zijn voldaan;
c. het Kadaster te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
[eiser] legt - bezien tegen de achtergrond van de vastgestelde feiten - het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag.
In artikel 3 van de regeling is bepaald dat het dagloon steeds wordt aangepast overeenkomstig een algemene wijziging van het salaris van het kadasterpersoneel, met ingang van de dag waarop de salariswijziging van kracht wordt. Uitleg van artikel 3 van deze regeling brengt mee dat de (nominale) wijziging van de salaristredes moet worden betrokken in de berekening van het dagloon.
3.3.
Het Kadaster voert verweer. Het Kadaster concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vraag die in deze zaak moet worden beantwoord is of de in de cao opgenomen verhogingen van de salaristreden met € 90,00 bruto per 1 januari en 1 juli 2023 moeten worden doorgevoerd in het dagloon van [eiser] .
4.2.
In artikel 10 van de vaststellingsovereenkomst is uitdrukkelijk bepaald dat [eiser] nog slechts aanspraken kan ontlenen aan de vaststellingsovereenkomst en aan de regeling. In artikel 3 van de regeling is bepaald onder welke voorwaarden het dagloon, waarop de bovenwettelijke uitkering van [eiser] is gebaseerd, wordt aangepast. Het komt daarmee naar het oordeel van de kantonrechter aan op uitleg van artikel 3 van de regeling.
Omdat de regeling een bijlage is bij de cao en de rechtspositie van derden (namelijk werknemers die niet bij de totstandkoming van de regeling waren betrokken) regelt, moet artikel 3 van de regeling worden uitgelegd aan de hand van de cao-norm. Deze norm houdt in dat aan een bepaling van een dergelijke regeling een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van de regeling, van doorslaggevende betekenis zijn, zodat het niet aankomt op de bedoelingen van de partijen die de regeling tot stand hebben gebracht, voor zover deze niet uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de regeling is gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de regeling gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Ook de bewoordingen van de eventueel bij de regeling behorende schriftelijke toelichting moeten bij de uitleg van de regeling worden betrokken. Indien de bedoeling van de partijen bij de regeling naar objectieve maatstaven volgt uit de regeling en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, en dus voor de individuele werknemers en werkgevers die niet bij de totstandkoming van de regeling betrokken zijn geweest, kenbaar is, kan ook daaraan bij de uitleg betekenis worden toegekend. [1]
4.3.
Het Kadaster heeft aangevoerd dat toepassing van de cao-norm ertoe leidt dat de verhogingen van de salaristredes met € 90,00 niet moeten worden aangemerkt als een algemene wijziging van het salaris. Dit standpunt heeft het Kadaster als volgt onderbouwd.
Artikel 3 van de regeling heeft als titel ‘indexering’. Indexeren betekent het verhogen of verlagen van het salaris met een indexcijfer, dat volgens het Kadaster altijd een percentage is. Dat het om een percentage moet gaan, blijkt volgens het Kadaster ook uit de toelichting op artikel 3 van de regeling waarin staat dat ‘deze wijze van indexering’ van het
bovenwettelijk dagloon afwijkt van de indexering van het WW-dagloon. Volgens het Kadaster volgt hieruit dat artikel 3 van de regeling onder ‘algemene wijziging van het salaris’ uitsluitend een indexering van het salaris verstaat met een percentage en dus niet een eenmalige verhoging van de salaristreden met een vast bedrag. Verder heeft het Kadaster aangevoerd dat een tredeverhoging met € 90,00 niet hetzelfde is als een verhoging van het salaris met € 90,00.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Uit artikel 3 van de regeling volgt dat als sprake is van een
algemene wijziging van het salaris, het dagloon waarop de bovenwettelijke werkloosheidsuitkering wordt gebaseerd, wordt aangepast.
Anders dan door het Kadaster is aangevoerd, volgt uit het gebruik van het woord ‘Indexering’ als titel van artikel 3 niet dat slechts een procentuele algemene loonsverhoging effect heeft op de berekening van het dagloon. Onder indexering moet worden verstaan het aanpassen (verhogen of verlagen) van inkomens of uitkeringen aan bijvoorbeeld inflatie. Het gaat in dit geval om een aanpassing van de uitkering (door aanpassing van het dagloon) met ‘een algemene wijziging van het salaris’. Die algemene wijziging kan plaatsvinden door zowel nominale als procentuele loonsverhogingen.
Uit de toelichting bij artikel 3 van de regeling volgt dat het de bedoeling is geweest van de
partijen die betrokken waren bij de totstandkoming van de regeling, dat het bovenwettelijke dagloon de salarisbewegingen van het kadasterpersoneel volgt. Het woord
algemenein artikel 3 ziet daarom - gelet op het gebruik in de toelichting van de woorden ‘het kadasterpersoneel’ - volgens de kantonrechter op een voor het gehele personeel geldende wijziging en niet op een wijziging voor slechts een deel van het kadasterpersoneel of een wijziging voor een individu. Bovendien is ook een nominale loonsverhoging aan te merken als een salarisbeweging, zoals in de toelichting op artikel 3 bedoeld.
Het Kadaster heeft nog aangevoerd dat de salaris
tredesmet € 90,00 worden verhoogd, hetgeen volgens het Kadaster betekent dat er geen sprake is van een voor iedereen gelijke (en dus algemene) verhoging van het
salarisop zichzelf. Ook in deze redenering wordt het Kadaster niet gevolgd. De nominale loonsverhoging geldt voor het gehele kadasterpersoneel, waarbij uiteraard heeft te gelden dat iemand die in deeltijd werkt slechts naar rato profiteert van de beloning. Ook het feit dat een nominale loonsverhoging ertoe dient om medewerkers met een lager inkomen meer van de loonsverhoging te laten profiteren dan medewerkers met een hoger inkomen, brengt niet mee dat geen sprake is van een algemene loonsverhoging in de zin van de regeling. De loonsverhoging geldt voor alle kadastermedewerkers en op grond van artikel 3 van de regeling beweegt het dagloon van [eiser] mee met die salarisbeweging. Zijn dagloon wordt immers berekend aan de hand van het loon dat hij in de periode van één jaar - kort gezegd voorafgaand aan zijn werkloosheid - verdiende in de dienstbetrekking waaruit hij werkloos is geworden. Als [eiser] in deeltijd had gewerkt, was dat ook van invloed geweest op zijn dagloon. Een verhoging van alle salaristredes met een nominaal bedrag, brengt daarmee naar het oordeel van de kantonrechter een algemene voor iedereen geldende (maar niet voor iedereen gelijke) verhoging van het salaris mee.
Dat het in andere cao’s en regelingen ten aanzien van bovenwettelijke uitkeringen anders is geformuleerd, betekent niet zonder meer dat het niet uit artikel 3 van de regeling kan volgen.
De conclusie is dat de nominale verhogingen van de salaristredes per 1 januari 2023 en
1 juli 2023 zijn aan te merken als algemene wijziging van het salaris in de zin van artikel 3 van de regeling, waarmee het dagloon moet worden aangepast.
4.5.
[eiser] vordert een verklaring voor recht dat de
werkloosheidsuitkeringvan [eiser] moet worden verhoogd met € 90,00. Deze vordering kan niet worden toegewezen. Uit artikel 3 van de regeling volgt immers dat het
dagloonvan [eiser] wordt aangepast met de algemene wijziging van het salaris. Om die reden zal worden verklaard voor recht dat het dagloon van [eiser] moet worden aangepast met de verhoging van de salaristredes met € 90,00 met ingang van 1 januari 2023 met en met ingang van 1 juli 2023 en dat het Kadaster deze aanpassingen moet blijven toepassen totdat de aanspraak van [eiser] op een bovenwettelijke werkloosheidsuitkering die ten laste komt van het Kadaster komt te vervallen.
4.6.
Ten aanzien van de vordering tot betaling van de te weinig betaalde werkloosheidsuitkering, heeft [eiser] aangevoerd dat dit € 90,00 bruto per maand is. Hierin wordt [eiser] niet gevolgd, omdat de verhoging van € 90,00 moet worden betrokken bij de berekening van het dagloon. Dat brengt mee dat de uitkering niet met
€ 90,00 bruto per maand stijgt. Bovendien bedraagt de aansluitende uitkering, zoals het Kadaster terecht heeft aangevoerd, op grond van het bepaalde in artikel 12 van de regeling, 70% van het bovenwettelijke dagloon.
4.7.
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen als hierna onder de beslissing vermeld.
4.8.
Het Kadaster is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden vastgesteld en begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,42
- griffierecht
87,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2,00 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
736,42

5.De beslissing

5.1.
verklaart voor recht dat het dagloon van [eiser] moet worden aangepast met de verhoging van de salaristredes met € 90,00 zowel met ingang van 1 januari 2023 als met ingang van 1 juli 2023 en dat het Kadaster deze aanpassingen moet blijven toepassen totdat de aanspraak van [eiser] op een bovenwettelijke werkloosheidsuitkering die ten laste komt van het Kadaster komt te vervallen;
5.2.
veroordeelt het Kadaster tot betaling van de te weinig betaalde uitkering vanaf 1 januari 2023 en tot betaling van de te weinig betaalde uitkering vanaf 1 juli 2023, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 over het bedrag dat het Kadaster vanaf dat moment aan [eiser] verschuldigd is en vanaf 1 juli 2023 over het bedrag dat het Kadaster vanaf die datum aan [eiser] verschuldigd is, tot het moment dat de bedragen door het Kadaster volledig zijn betaald;
5.3.
veroordeelt het Kadaster in de proceskosten van € 736,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als het Kadaster niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.4.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.C.J.I.M. van Dorp en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2024.
mt

Voetnoten

1.(HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427, NJ 2005/493 (DSM/Fox), rov. 4.2-4.5.; HR 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2687, NJ 2017/114 (FNV/Condor), rov. 3.4 en laatstelijk HR 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:678).