ECLI:NL:RBGEL:2024:4856

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
371848
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake wateroverlast in souterrain en herstelkosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 juli 2024 uitspraak gedaan over ernstige wateroverlast in het souterrain van een woning. De rechtbank heeft op basis van een deskundigenbericht beslist hoe toekomstige wateroverlast kan worden voorkomen en heeft de kosten voor herstel begroot die voor rekening van de aannemer komen. De aannemer had in reconventie een voorwaardelijke tegenvordering ingesteld, maar omdat aan de voorwaarde niet was voldaan, werd deze vordering niet beoordeeld en werd er geen kostenveroordeling uitgesproken in de voorwaardelijke reconventie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vochtproblemen in het souterrain niet volledig kunnen worden verholpen door injecteren met hars, zoals door de gedaagden was voorgesteld. De deskundige heeft aangegeven dat de kosten voor het opnieuw bekuipen van het souterrain aanzienlijk hoger zijn dan het injecteren. De rechtbank heeft de kosten voor de aanleg van een ringdrainage, die een goedkopere oplossing biedt, vastgesteld op € 64.342, exclusief btw. De rechtbank heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de eisers, die ook aanvullende schadevergoeding hebben gevorderd.

De rechtbank heeft de vordering van de eisers tot vergoeding van de kosten van herstel van muren, kozijnen, vloer en plafond afgewezen, omdat deze niet in aanmerking kwamen voor vergoeding. De rechtbank heeft de gedaagden ook veroordeeld tot betaling van beslagkosten en proceskosten, en heeft de veroordeling hoofdelijk uitgesproken. De reconventionele vordering van de gedaagden werd niet behandeld omdat niet aan de voorwaarde was voldaan. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/371848 / HA ZA 20-348
Vonnis van 24 juli 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,2. [eiser 2] ,

wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in voorwaardelijke reconventie,
hierna samen te noemen: [gezamenlijke eisers] ,
advocaat: mr. S.A. van der Velden te Utrecht,
tegen

1.[gedaagde 1] ,2. [gedaagde 2] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in voorwaardelijke reconventie,
hierna samen te noemen: [gezamenlijke gedaagden] ,
advocaat: mr. S.A. van Snippenburg te Nijmegen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 juli 2023
- het deskundigenbericht van 30 januari 2024
- de conclusie na deskundigenbericht van [gezamenlijke eisers]
- de conclusie na deskundigenbericht van [gezamenlijke gedaagden]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie
2.1.
Bij voormeld tussenvonnis is een onderzoek door een deskundige bevolen voor de beantwoording van de volgende vragen:
Injecteren met hars
1. Kunnen de vochtproblemen in het souterrain met voldoende zekerheid worden verholpen door het injecteren van hars, zoals door [gezamenlijke gedaagden] is voorgesteld?
2. Is het juist dat de kosten hiervan kunnen worden geschat op een bedrag van
€ 20.328,00 inclusief btw?
Opnieuw bekuipen
3. Indien het antwoord op vraag 1 “nee” luidt: is het juist dat de enige manier om het souterrain waterdicht te krijgen bestaat uit het opnieuw bekuipen van het souterrain, zoals door [gezamenlijke eisers] is voorgesteld?
4. Hoeveel bedragen de daarmee gemoeide kosten?
Mogelijk alternatief
5. Indien het antwoord op vraag 3 “nee” luidt: op welke wijze kan het souterrain van de woning van [gezamenlijke eisers] goed en deugdelijk waterdicht worden gemaakt op de minst kostbare wijze en op een manier die voor partijen het minst belastend is?
6. Hoeveel bedragen de daarmee gemoeide kosten?
Overige vragen
7. Moet bij het bepalen van de schade rekening worden gehouden met een korting nieuw-voor-oud?
8. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
2.2.
De deskundige heeft de vragen als volgt beantwoord:
vraag 1

Door het injecteren van de ruimte tussen de twee betonnen vloeren kan de wateroverlast
significant afnemen. Echter, er kan niet met 100% zekerheid gesteld worden dat met
injecteren de waterproblemen volledig verholpen kunnen worden, zeker niet op de lange
termijn.
vraag 2

De deskundige is van mening dat het opgegeven bedrag orde grootte reëel is. Met het
huidige prijspeil wordt het bedrag geraamd op afgerond € 20.000,--, excl. BTW.
vraag 3

Bekuipen is bij een juist ontwerp en een goede uitvoering gegarandeerd waterdicht, indien
de uitvoerende aannemer die garantie verstrekt. Behalve deze methode is er ook de
mogelijkheid om op een andere manier de waterproblematiek te beheersen (zie antwoord
op vraag 8).
vraag 4

Voor het opnieuw bekuipen dienen veel stappen ondernomen te worden, zoals al
aangegeven in het hoofdstuk Analyse. De kosten voor deze maatregel worden geraamd op
€ 180.622,--, excl. BTW. In bijlage 2 is een overzicht van de kosten en de te nemen stappen
toegevoegd.”
vraag 5

Niet van toepassing.”
vraag 6

Niet van toepassing.”
vraag 7

De deskundige is van mening dat voor de maatregelen die genomen worden ten behoeve
van het oplossen van het vochtprobleem er geen sprake is van korting nieuw-voor-oud. Dit
is een functionele ingreep die herstelt wat reeds beschadigd was tijdens de koop. In het
vonnis van de rechtbank van 20 juli 2922 staat althans bij paragraaf 2.10 beschreven dat
[gedaagde 1] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst. Ook
bij herstel of vervanging van de badkamer is geen sprake van deze korting, omdat deze
badkamer nog zeer nieuw is.”
vraag 8

De deskundige geeft een optie in overweging waarbij de kelder niet waterdicht wordt
gemaakt, maar waarbij het water weggehouden wordt van het souterrain, namelijk door
middel van een ringdrainage. Wanneer de waterstand te hoog wordt, zal via het
drainagesysteem water worden afgevoerd, waardoor er geen sprake meer is van een water
bij de keldervloer en daarmee een vochtprobleem. Deze maatregel zal gecombineerd
moeten worden met het voldoende schoon houden van de sloot en duikers.
De kosten van het aanbrengen van het drainagesysteem worden geraamd op € 64.342,--,
excl. BTW. Bij het opstellen van deze kosten is geen rekening gehouden met bomen en
andere obstakels onder de grond, zoals funderingen, kabels en leidingen. In bijlage 2 is een
overzicht van de kosten en de te nemen stappen toegevoegd.”
2.3.
[gezamenlijke gedaagden] wijst er in zijn conclusie na deskundigenbericht op dat de deskundige niet heeft onderzocht waar het water exact binnendringt en de deskundige bij zijn onderzoek heeft geabstraheerd van de oorzaak van het binnendringen van het water. Dit, terwijl hij, [gezamenlijke gedaagden] , al bij conclusie van antwoord in conventie het causaal verband heeft betwist tussen de tekortkoming en het binnendringen van het water.
2.4.
De rechtbank brengt in herinnering dat in het tussenvonnis van 20 juli 2022 uitdrukkelijk en zonder voorbehoud is overwogen dat de door [gezamenlijke gedaagden] aan [gezamenlijke eisers] verkochte woning niet de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik nodig zijn aangezien het souterrain van de woning niet waterdicht was ten tijde van de levering. De rechtbank heeft voorts overwogen dat [gezamenlijke gedaagden] [gezamenlijke eisers] onjuist heeft geïnformeerd. De rechtbank heeft in dat vonnis geoordeeld dat [gezamenlijke gedaagden] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst met [gezamenlijke eisers]
2.5.
Dit oordeel impliceert dat de rechtbank tevens van oordeel is dat -anders dan [gezamenlijke gedaagden] betwist- causaal verband bestaat tussen de tekortkoming en het in het souterrain van de woning binnendringen van water. Immers, vast staat dat het souterrain van de woning -anders dan [gezamenlijke eisers] mocht verwachten- ten tijde van de levering niet waterdicht was. Daarmee is de tekortkoming en het causaal verband tussen de tekortkoming en het binnendringen van water in het souterrain gegeven.
2.6.
In het tussenvonnis van 20 juli 2022 heeft de rechtbank ook aandacht geschonken aan de door [gezamenlijke gedaagden] bij conclusie van antwoord aangevoerde alternatieve oorzaken die de door [gezamenlijke eisers] ondervonden wateroverlast kunnen hebben veroorzaakt.
De rechtbank heeft toen besloten om de plaatselijke gesteldheid van het souterrain op te nemen.
Na de plaatsopneming heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 26 april 2023 overwogen dat zij behoefte heeft aan voorlichting door een deskundige over de wijze waarop het souterrain moet worden hersteld en de daarmee gemoeide kosten.
2.7.
De rechtbank blijft bij haar impliciete oordeel dat het voor de onderhavige zaak niet van belang is om vast te stellen of sprake is van al dan niet mede aan [gezamenlijke eisers] toe te rekenen feiten en omstandigheden die ervoor hebben gezorgd dat de wateroverlast die [gezamenlijke eisers] stelt te ondervinden veel ernstiger is dan de wateroverlast die [gezamenlijke gedaagden] stelt te hebben ondervonden toen hij nog eigenaar van de woning was.
2.8.
De rechtbank gaat dan ook niet mee in de stelling van [gezamenlijke gedaagden] dat zolang de feitelijke oorzaak van het binnendringen van het water niet vast staat, met goede reden gekozen kan worden voor het injecteren van de vloer met hars.
2.9.
Met zijn stelling gaat [gezamenlijke gedaagden] bovendien voorbij aan het oordeel van de deskundige dat niet met 100% zekerheid gesteld kan worden dat met injecteren van de vloer de waterproblemen volledig verholpen kunnen worden, zeker niet op de lange termijn.
De deskundige heeft dit oordeel (op bladzijde 14 van zijn rapport) als volgt onderbouwd:

Het injecteren van de vloer zou kunnen leiden tot een acceptabele eindsituatie. De ervaring
van de deskundige is dat het injecteren van een vloer en opstaande wanden in deze situatie
en conditie geen sinecure is en mogelijk meermaals herhaald moet worden. Een succesvol
eindresultaat, met name voor de lange duur, kan daarbij niet gegarandeerd worden.
Bovendien heeft flexibel injectiemateriaal, zoals polyurethaan, een beperkte levensduur. Op
termijn, bijvoorbeeld tien à vijftien jaar, zal de flexibiliteit afnemen en kan de wateroverlast
mogelijk weer gaan optreden.
2.10.
De rechtbank neemt het oordeel van de deskundige en de gronden waarop dit is gebaseerd over en maakt deze tot het hare. Dit betekent dat de kosten van herstel niet zullen worden begroot op basis van het injecteren van de vloer met hars.
2.11.
[gezamenlijke eisers] wijst er in zijn conclusie na deskundigenbericht op dat er volgens de deskundige maar één manier is om het souterrain waterdicht te krijgen: het bekuipen van het souterrain.
De deskundige heeft de kosten van deze methode begroot op €180.622,--.
2.12.
[gezamenlijke eisers] heeft zijn vordering niet aangepast aan voormeld bedrag en de rechtbank ziet ook geen aanleiding om [gezamenlijke eisers] alsnog in de gelegenheid te stellen om zijn vordering tot dat bedrag te verhogen.
De deskundige heeft immers het aanleggen van een ringdrainage als optie in overweging gegeven. Hiermee wordt het souterrain niet in absolute zin waterdicht, maar wordt onder de voorwaarden die de deskundige stelt (het voldoende schoon houden van de sloot en de duikers) voorkomen dat water in de vloer van het souterrain doordringt en tot wateroverlast leidt. Deze optie is in de uitvoering aanzienlijk minder kostbaar dan het bekuipen van het souterrain.
2.13.
Uit het deskundigenbericht blijkt dat door [gezamenlijke eisers] meerdere opmerkingen/bedenkingen zijn aangevoerd tegen het aanleggen van een ringdrainage.
De deskundige heeft die opmerkingen/bedenkingen naar het oordeel van de rechtbank in zijn definitieve rapportage afdoende weerlegd.
2.14.
In zijn conclusie na deskundigenbericht heeft [gezamenlijke eisers] bovendien niet gesteld dat de door de deskundige voorgestelde aanleg van een ringdrainage geen afdoende oplossing is voor de door [gezamenlijke eisers] ondervonden wateroverlast in het souterrain.
2.15.
[gezamenlijke eisers] stelt dat het deskundigenbericht voor wat betreft de kosten van de aanleg van een ringdrainage niet volledig is. Hij verwijst daartoe naar een door hem als productie 31 overgelegde e-mail van [naam 1] (werkzaam bij [naam 2] ) d.d. 21 maart 2024, waarin [naam 1] uitkomt op een totaalbedrag van € 128.929,13 (inclusief btw).
2.16.
De rechtbank gaat aan de inhoud van deze e-mail voorbij. [gezamenlijke eisers] is immers door de deskundige in de gelegenheid gesteld om te reageren op de door de deskundige in zijn concept-deskundigenbericht opgenomen begroting van de kosten voor de aanleg van een ringdrainage. [gezamenlijke eisers] heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt en de deskundige is ingegaan op de opmerkingen die [gezamenlijke eisers] ter zake heeft gemaakt. Onder deze omstandigheden handelt [gezamenlijke eisers] in strijd met de goede procesorde voor zover hij in dit stadium van de procedure nieuwe bezwaren tegen de kostenraming van de deskundige heeft aangevoerd. Dit is op één punt na (dat hieronder besproken zal worden) het geval, zodat de rechtbank voorbij gaat aan de nieuwe bezwaren tegen de kostenraming.
2.17.
[gezamenlijke eisers] heeft in zijn reactie op de kostenraming van de deskundige in zijn concept-deskundigenbericht aangegeven dat de kosten van herstel en vervanging van badkamer en spiltrap kelder niet zijn meegenomen. De deskundige heeft daarop in zijn definitief deskundigenbericht geantwoord dat dit juist is en dat hij dit in de begroting heeft aangepast.
[gezamenlijke eisers] heeft met juistheid opgemerkt dat de hier bedoelde post door de deskundige niet is opgenomen in zijn definitieve kostenraming.
[gezamenlijke eisers] ( [naam 1] ) heeft niet aangegeven om welk bedrag het hierbij gaat. Om die reden al kan de rechtbank het door de deskundige begrote bedrag voor de aanleg van een ringdrainage niet verhogen.
2.18.
De rechtbank zal de deskundige niet verzoeken om zijn kostenraming aan te passen.
Immers, nu de ringdrainage buiten de woning wordt aangelegd, valt -zonder nadere toelichting, die niet is gegeven- niet goed in te zien waarom badkamer en spiltrap hersteld en vervangen zouden moeten worden indien een ringdrainage wordt aangelegd.
Opgemerkt wordt nog dat [gezamenlijke eisers] niet stelt dat als gevolg van de door hem ondervonden wateroverlast badkamer en/of spiltrap zodanig beschadigd zijn, dat herstel/vervanging noodzakelijk is.
herstelkosten
2.19.
De rechtbank zal in deze uitgaan van de door de deskundige begrote kosten van de aanleg van de ringdrainage ad € 64.342,-- (exclusief btw). Inclusief 21% btw komt dit neer op een bedrag van € 77.853,82. De rechtbank zal -anders dan waarom [gezamenlijke eisers] heeft verzocht- geen rekening houden met de almaar stijgende bouwkosten. De deskundige is uitgegaan van redelijk recente prijzen en de rechtbank beschikt niet over gegevens om de kostenraming van de deskundige te verhogen. [gezamenlijke gedaagden] zal dan ook uit hoofde van vermindering van de koopsom worden veroordeeld om aan [gezamenlijke eisers] een bedrag van € 77.853,82 te betalen.
aanvullende schadevergoeding
2.20.
[gezamenlijke eisers] vordert ter zake van aanvullende schadevergoeding veroordeling van [gezamenlijke gedaagden] tot betaling van een bedrag van in totaal € 71.577,94.
2.21.
Het gaat hierbij om de volgende posten:
- kosten nieuwe laminaatvloer: € 3.963,69
- stortkosten laminaatvloer/ ondervloer: € 50,--
- kosten van herstel van muren, kozijnen, vloer en plafond: € 44.443,--
- kosten opnieuw isoleren kelderwanden inclusief plaatsen voorzetwanden: € 7.500,--
- onvoorzien (regie en extramateriaalkosten) € 8.150,--
- onvoorzien : € 7.199,--
- kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid: € 272,25
2.22.
[gezamenlijke eisers] stelt in de inleidende dagvaarding dat als gevolg van de wateroverlast de nieuwe laminaatvloer in het souterrain is beschadigd.
[gezamenlijke gedaagden] betwist dit niet. De rechtbank zal [gezamenlijke gedaagden] dan ook veroordelen om de kosten van aanleg van een nieuwe laminaatvloer te vergoeden. De rechtbank houdt hierbij aan het bedrag dat blijkt uit de door [gezamenlijke eisers] als productie 16 overgelegde factuur van de aanschaf (in 2019) van die vloer: € 3.963,68.
2.23.
De kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid komen redelijk voor, zodat deze tot het daarvoor gevorderde bedrag van € 272,25 (reeds kenbaar uit de inleidende dagvaarding en door [gezamenlijke gedaagden] niet betwist) voor vergoeding in aanmerking komen.
2.24.
[gezamenlijke eisers] heeft de overige schadeposten eerst bij conclusie van antwoord in (voorwaardelijke reconventie) tevens houdende eisvermeerdering opgevoerd.
2.25.
De rechtbank heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van 5 maart 2021 bepaald dat [gezamenlijke gedaagden] op een later moment de gelegenheid krijgt om bij akte te reageren op de vermeerdering van eis en de daarbij overgelegde producties.
2.26.
De rechtbank ziet geen aanleiding om [gezamenlijke gedaagden] daartoe in de gelegenheid te stellen. Daartoe is het volgende redengevend.
2.27.
Bij de kosten van herstel van muren, kozijnen, vloer en plafond (€ 44.443,--) wordt uitgegaan van het waterdicht maken van de vloer, waarbij herstelwerkzaamheden in het souterrain zullen moeten plaatsvinden.
2.28.
Nu de rechtbank bij het begroten van de kosten niet is uitgegaan van het waterdicht maken van de vloer, maar van het aanleggen van een ringdrainage buiten de woning, komt deze post niet voor vergoeding in aanmerking.
2.29.
Dit geldt om dezelfde reden voor de kosten opnieuw isoleren kelderwanden inclusief plaatsen voorzetwanden (€ 7.500,--) en de onvoorziene kosten ad in totaal
€ 15.349,--.
2.30.
Resteert de post stortkosten laminaatvloer/ ondervloer (€ 50,--).
De rechtbank kan bij gebrek aan enige feitelijke onderbouwing (waarbij de rechtbank denkt aan volume en vooral aan gewicht) de aannemelijkheid van dit bedrag niet vaststellen, zodat ter zake afwijzing dient te volgen.
2.31.
[gezamenlijke eisers] verzoekt nog om rekening te houden met het door hem gederfde woongenot.
2.32.
[gezamenlijke eisers] heeft evenwel in dit verband geen aanvullende geldvordering (bij wijze van vermeerdering van eis) ingesteld. Om die reden komt de rechtbank niet toe aan beantwoording van de vraag of in het onderhavige geval schade wegens gederfd woongenot voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank gaat dan ook niet mee in het verzoek van [gezamenlijke eisers] om rekening te houden met gederfd woongenot.
Conclusie
2.33.
Uit het voorgaande volgt dat in hoofdsom wordt toegewezen een bedrag van in totaal € 82.089,75 (€ 77.853,82 + € 3.963,68 + € 272,75), te vermeerderen met de wettelijke rente.
kosten deskundigenbericht
2.34.
De woning bezit niet de eigenschappen die voor een normaal gebruik nodig zijn en [gezamenlijke gedaagden] is ter zake toerekenbaar tekort geschoten. Het onderzoek door een deskundige was noodzakelijk om te kunnen vaststellen op welke wijze en tegen welke kosten een voorziening kan worden getroffen om toekomstige wateroverlast in het souterrain te voorkomen. De kosten van het deskundigenbericht ad € 9.232,30 (welke bedrag gelijk is aan het door [gezamenlijke gedaagden] betaalde voorschot) dienen bij deze stand van zaken voor rekening van [gezamenlijke gedaagden] te blijven.
beslagkosten
2.35.
[gezamenlijke eisers] vordert [gezamenlijke gedaagden] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden vastgesteld op € 613,36 voor kosten deurwaardersexploten, € 639,00 voor griffierecht en € 1.214,00 voor salaris advocaat (1,0 punt(en) × € 1.214,00), totaal € 2.466,36.
overige proceskosten
2.36.
[gezamenlijke gedaagden] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De rechtbank past hierbij het liquidatietarief toe dat past bij het toegewezen bedrag. De proceskosten van [gezamenlijke eisers] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
105,03
- griffierecht
1.000,00
- salaris advocaat
6.070,00
(5,00 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
7.353,03
2.37.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
hoofdelijke veroordeling
2.38.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
in voorwaardelijke reconventie
2.39.
Nu de rechtbank in conventie méér heeft toegewezen dan een bedrag van
€ 33.595,24 is niet voldaan aan de voorwaarde waaronder [gezamenlijke gedaagden] de reconventionele vordering heeft ingesteld. Dit betekent dat de reconventionele vordering niet behoeft te worden behandeld. Geen van beide partijen kan als de in reconventie in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom moet als uitgangspunt een proceskostenveroordeling in reconventie achterwege blijven (zie Hoge Raad, 11 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9673).
In dezezijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die tot afwijking van dit uitgangspunt zouden moeten leiden.
Dit alles leidt tot na te melden beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
verklaart voor recht dat de koopovereenkomst met betrekking tot de woning gelegen aan [adres] tussen [gezamenlijke eisers] en [gezamenlijke gedaagden] door [gezamenlijke eisers] rechtsgeldig partieel is ontbonden,
3.2.
veroordeelt [gezamenlijke gedaagden] hoofdelijk om aan [gezamenlijke eisers] te betalen in hoofdsom een bedrag van € 82.089,75, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, vanaf veertien dagen na heden tot de dag van volledige betaling, indien betaling niet binnen voormelde termijn plaatsvindt,
3.3.
veroordeelt [gezamenlijke gedaagden] hoofdelijk in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld op € 2.466,36, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf veertien dagen na heden tot de dag van volledige betaling, indien betaling niet binnen voormelde termijn plaatsvindt,
3.4.
veroordeelt [gezamenlijke gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten van € 7.353,03, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gezamenlijke gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.5.
verstaat dat de kosten van het deskundigenbericht ad € 9.232,30 voor rekening van [gezamenlijke gedaagden] blijven,
3.6.
veroordeelt [gezamenlijke gedaagden] hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.7.
verklaart dit vonnis -met uitzondering van hetgeen hiervoor onder 3.1. en 3.5. is bepaald- uitvoerbaar bij voorraad,
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in voorwaardelijk reconventie
3.9.
verstaat dat aan de voorwaarde waaronder de reconventionele vordering is ingesteld niet is voldaan en dat de vordering niet behoeft te worden behandeld,
3.10.
bepaalt dat geen der partijen in de kosten wordt veroordeeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Braaksma en in het openbaar uitgesproken op
24 juli 2024.