Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.[eiser 1] ,2. [eiser 2] ,
1.[gedaagde 1] ,2. [gedaagde 2] ,
1.De procedure
- de conclusie na deskundigenbericht van [gezamenlijke eisers]
- de conclusie na deskundigenbericht van [gezamenlijke gedaagden]
2.De verdere beoordeling
Door het injecteren van de ruimte tussen de twee betonnen vloeren kan de wateroverlast
De deskundige is van mening dat het opgegeven bedrag orde grootte reëel is. Met het
Bekuipen is bij een juist ontwerp en een goede uitvoering gegarandeerd waterdicht, indien
Voor het opnieuw bekuipen dienen veel stappen ondernomen te worden, zoals al
Niet van toepassing.”
Niet van toepassing.”
De deskundige is van mening dat voor de maatregelen die genomen worden ten behoeve
De deskundige geeft een optie in overweging waarbij de kelder niet waterdicht wordt
“
Het injecteren van de vloer zou kunnen leiden tot een acceptabele eindsituatie. De ervaring
De deskundige heeft de kosten van deze methode begroot op €180.622,--.
De deskundige heeft die opmerkingen/bedenkingen naar het oordeel van de rechtbank in zijn definitieve rapportage afdoende weerlegd.
Immers, nu de ringdrainage buiten de woning wordt aangelegd, valt -zonder nadere toelichting, die niet is gegeven- niet goed in te zien waarom badkamer en spiltrap hersteld en vervangen zouden moeten worden indien een ringdrainage wordt aangelegd.
Opgemerkt wordt nog dat [gezamenlijke eisers] niet stelt dat als gevolg van de door hem ondervonden wateroverlast badkamer en/of spiltrap zodanig beschadigd zijn, dat herstel/vervanging noodzakelijk is.
- kosten nieuwe laminaatvloer: € 3.963,69
- stortkosten laminaatvloer/ ondervloer: € 50,--
- kosten opnieuw isoleren kelderwanden inclusief plaatsen voorzetwanden: € 7.500,--
- onvoorzien (regie en extramateriaalkosten) € 8.150,--
- kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid: € 272,25
[gezamenlijke gedaagden] betwist dit niet. De rechtbank zal [gezamenlijke gedaagden] dan ook veroordelen om de kosten van aanleg van een nieuwe laminaatvloer te vergoeden. De rechtbank houdt hierbij aan het bedrag dat blijkt uit de door [gezamenlijke eisers] als productie 16 overgelegde factuur van de aanschaf (in 2019) van die vloer: € 3.963,68.
€ 15.349,--.
€ 33.595,24 is niet voldaan aan de voorwaarde waaronder [gezamenlijke gedaagden] de reconventionele vordering heeft ingesteld. Dit betekent dat de reconventionele vordering niet behoeft te worden behandeld. Geen van beide partijen kan als de in reconventie in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom moet als uitgangspunt een proceskostenveroordeling in reconventie achterwege blijven (zie Hoge Raad, 11 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9673).
In dezezijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die tot afwijking van dit uitgangspunt zouden moeten leiden.
Dit alles leidt tot na te melden beslissing.