ECLI:NL:RBGEL:2024:485

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
C/05/416890
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor gebrekkige dakbedekking en schadevergoeding

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, heeft eiser [eiser] een vordering ingesteld tegen gedaagde [gedaagde] wegens tekortkomingen in de uitvoering van werkzaamheden aan het dak van zijn woning. De werkzaamheden, die door [gedaagde] in opdracht van [eiser] zijn uitgevoerd, omvatten het isoleren van het dak, het aanbrengen van nieuwe dakbedekking en het plaatsen van een lichtkoepel. Na de uitvoering van de werkzaamheden heeft [eiser] lekkages geconstateerd, wat leidde tot de inschakeling van verschillende deskundigen om de kwaliteit van het uitgevoerde werk te beoordelen. De rapporten van deze deskundigen wezen op ernstige gebreken in de uitvoering, waardoor [eiser] genoodzaakt was om herstelwerkzaamheden te laten uitvoeren door een ander bedrijf.

Eiser vorderde onder andere terugbetaling van de aanbetaling van € 5.000,00, schadevergoeding voor de herstelkosten van € 17.463,93, en vergoeding van bijkomende schade als gevolg van de lekkages. Gedaagde voerde verweer en stelde dat hij niet aansprakelijk was voor de schade. De rechtbank oordeelde dat gedaagde tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat eiser recht had op schadevergoeding. De rechtbank kende eiser een bedrag van € 6.947,79 toe, inclusief wettelijke rente, en veroordeelde gedaagde tot betaling van de buitengerechtelijke kosten en proceskosten.

In reconventie vorderde gedaagde betaling van een openstaande factuur, maar deze vordering werd afgewezen omdat de overeenkomst was ontbonden. De rechtbank concludeerde dat gedaagde als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten werd veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/416890 / HZ ZA 23-87
Vonnis van 31 januari 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. M. Blok te Ede,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. A.H.M. de Jonge te 's-Gravenhage.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 augustus 2023
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 20 november 2023
- de akte van [eiser] van 20 december 2023, met twee producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft in opdracht van [eiser] werkzaamheden verricht aan het dak van diens woning. De overeengekomen werkzaamheden bestaan kort gezegd uit het isoleren van het dak, het aanbrengen van nieuwe dakbedekking en het plaatsen van een extra lichtkoepel.
2.2.
Op 27 november 2022 heeft [gedaagde] een factuur voor de werkzaamheden gestuurd van € 14.169,10 inclusief btw (productie 5 bij dagvaarding). Op 28 november 2022 heeft [eiser] € 5.000,00 aanbetaald aan [gedaagde] .
2.3.
De werkzaamheden zijn uitgevoerd op 28, 29 en 30 november 2022.
2.4.
[eiser] heeft als productie 6 bij dagvaarding een factuur van [gedaagde] overgelegd met hetzelfde factuurnummer als de factuur van 27 november 2022. Op deze factuur staat de datum 29 december 2022. Op de factuur staat “
Aanbetaling voldaan op factuur. €5000,-”. Bij ‘totaal’ staat € 9.680,00 en de betaaltermijn van deze factuur is zeven dagen. [eiser] stelt dat hij deze factuur op 13 januari 2023 per e-mail heeft ontvangen.
2.5.
Op 31 december 2022 en 1 januari 2023 heeft [eiser] lekkage geconstateerd in de keuken en de woonkamer. Verder heeft [eiser] geconstateerd dat het water op het platte dak niet kon weglopen en dat er luchtbellen onder de afhechting van de lichtkoepel zaten. [eiser] heeft contact opgenomen met [gedaagde] .
2.6.
Op 4 januari 2023 zijn herstelwerkzaamheden verricht door [gedaagde] .
2.7.
Op 11 januari 2023 zijn nieuwe lekkages geconstateerd door [eiser] .
2.8.
[eiser] heeft vervolgens [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ) ingeschakeld om het uitgevoerde werk te beoordelen. In het rapport van [bedrijf 1] (productie 7 bij dagvaarding) is het volgende opgenomen, voor zover hier relevant:

Uitslag: Onvoldoende
Waarnemingen :
(…)
Door de nieuwe isolatie van 1000mm Pir die is aangebracht op de oude bestaande bitumen dak is het nieuwe daksysteem minimaal 100mm hoger komen te liggen waardoor het gevel lood geen juiste functie meer heeft, deze gevel lood had dan ook opnieuw ingeslepen en afgevoerd moeten worden(…)
Langs de gevel zijn in eerste instantie geen afwerkstroken aangebracht van minimaal 10 cm boven het dakvlak, het bestaande gevel lood is plat op het dak gelegd en gekit/gecoat. Hierdoor is geen juiste water kering te garanderen met lekkages als gevolg.
(…)
Herstel:Advies is bestaande dak te slopen van c.a. 130m2 omdat er al teveel water tussen de lagen in staat. Tijdens het slopen zal er bekend worden of de huidige nieuwe isolatie nog te gebruiken is voor een nieuw dak.Ook zal het advies zijn om het originele onderliggende dak te slopen om daarna een goed nieuw 3 laags daksysteem te kunnen aanbrengen die wel volgens de richtlijnen van [bedrijf 3] zijn.Graag verwijs ik u hiervoor door naar onze offerte.”.
2.9.
[gedaagde] heeft op 13 januari 2023, na de inspectie door [bedrijf 1] , nogmaals herstelwerkzaamheden uitgevoerd.
2.10.
De verzekeraar van [eiser] heeft een inspectie van het werk laten uitvoeren door [bedrijf 2] . In het rapport van [bedrijf 2] van 18 januari 2023 (productie 9 bij dagvaarding) is opgenomen:

de dakbedekking is niet netjes gemonteerd.naden die waterdicht moeten zijn, zijn dat op meerdere plaatsen niet.
de dakconstructie is dikker geworden en daar is op bepaalde plaatsen onvoldoende/geen rekening mee gehouden..
(…)
rondom minimaal 1 lichtkoepel is er capillaire werking.(…)
Advies is om gehele dak te verwijderen totop de originele dakbeschot. en opnieuw opbouwen van isolatie en dakbedekking.”.
2.11.
Bij e-mail van 23 januari 2023 (productie 2 bij de akte van [eiser] van 20 december 2023) heeft de verzekeraar van [eiser] aan hem bericht:

U meldde een waterschade die is ontstaan op 31 december 2022. U schakelde een dakdekkersbedrijf in voor onderzoek en wij bouwbedrijf [bedrijf 2] . In deze e-mail komen wij op uw melding terug
U ontvangt helaas geen vergoeding
(…)
Uit de onderzoeken van uw eigen dakdekker en ons bouwbedrijf is naar voren gekomen dat uw dak niet goed is gemaakt. Er zijn veel fouten gevonden en zij adviseren ook beide om het dak volledig te vervangen.”.
2.12.
Bij brief van 9 februari 2023 (productie 12 bij dagvaarding) heeft de advocaat van [eiser] , [gedaagde] gesommeerd om binnen twee weken tot kosteloos herstel van het dak over te gaan, conform het rapport van [bedrijf 1] .
2.13.
Bij brief aan [gedaagde] van 17 februari 2023 (productie 13 bij dagvaarding) heeft de advocaat van [eiser] de overeenkomst ontbonden en gesommeerd om de door [eiser] aanbetaalde € 5.000,00 en een schadevergoeding van € 18.738,35 te betalen, zulks binnen één week na 17 februari 2023.
2.14.
Na de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie namens [gedaagde] , heeft [eiser] de [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3] ) opdracht gegeven om het werk te beoordelen. Bij de inspectie op 1 augustus 2023 waren [gedaagde] , [eiser] en de partner van [eiser] aanwezig. In het rapport van 3 augustus 2023 (productie 1 bij akte wijziging van eis en overlegging producties van [eiser] ) staat:

De dakbedekkingswerkzaamheden zijn niet uitgevoerd conform Vakrichtlijn “Gesloten Dakbedekkingssystemen” en verwerkingsvoorschrift fabrikant/leverancier.
De lekkages zijn te wijten aan de ondeskundige wijze van aanbrenging van de dakbedekkingsconstructie
(…)
Door de slecht uitgevoerde dakbedekkingswerkzaamheden en daardoor ontstane gebreken adviseert [bedrijf 3] het gehele nieuwe dakbedekkingsconstructie te laten verwijderen en een nieuwe dakbedekkingsconstructie aan te laten brengen conform de onderstaande aanbevelingen.
Onderstaande gebreken zijn hiervan ten grondslag:
(…)
LoodslabbeDe loodslabbe dienen als spouwlood. Spouwlood heeft als functie; afvoeren van “zakwater” dat ontstaat in de spouw(…)
Deze loodslabbe dienen een vrije ruimte te hebben van 30 mm tussen de onderzijde loodslabbe en dakbedekkingDe loodslabbe mogen in geen enkel geval rechtstreeks op de dakbedekking worden aangeklopt als in het onderhavig project”.
2.15.
[eiser] heeft het dak laten herstellen door [bedrijf 1] , de factuur van 6 september 2023 (productie 1 bij de akte van [eiser] van 20 december 2023) bedraagt € 17.463,93 inclusief btw.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vordert na wijziging van eis – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht zal verklaren dat [gedaagde] tekort is geschoten is in de nakoming van de op hem rustende verplichtingen uit hoofde van de met [eiser] gesloten aanneemovereenkomst;
[gedaagde] zal veroordelen € 5.000,00 te betalen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 februari 2023;
[gedaagde] zal veroordelen om aan [eiser] de schade te vergoeden bestaande uit: I. de herstelkosten van € 17.463,93;
II. de schade als gevolg van de lekkages tot een bedrag van € 2.080,16 voor schilder en herstelwerk aan de binnenzijde van de woning en € 1.500,00 voor het vervangen van de afzuigkap, althans tot vergoeding van de schade als gevolg van de lekkages, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
III. de kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid (het rapport van [bedrijf 3] ) tot een bedrag van € 822,80.
De bedragen onder I., II. en III. te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding;
4. [gedaagde] zal veroordelen tot vergoeding van de geleden en nog te lijden (water)schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5. [gedaagde] zal veroordelen om aan [eiser] de buitengerechtelijke kosten te betalen van € 1.224,98 (inclusief btw);
6. [gedaagde] zal veroordelen in de proceskosten inclusief de beslagkosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de veertiende dag na het vonnis.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert - samengevat – betaling door [eiser] van € 9.860,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2023 en veroordeling van [eiser] in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na het vonnis.
3.5.
[eiser] voert verweer. [eiser] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na het vonnis.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Verklaring voor recht
4.1.
[eiser] vordert een verklaring voor recht dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de op hem rustende verplichtingen uit de tussen partijen gesloten overeenkomst. (Ook) voor een verklaring voor recht (art. 3:302 van het Burgerlijk Wetboek (BW)) is vereist dat eiser een concreet belang bij die vordering heeft (art. 3:303 BW). In dit geval is de vordering van [eiser] niet toewijsbaar, omdat [eiser] geen belang (meer) heeft bij de gevorderde verklaring voor recht. Reden daarvoor is dat [gedaagde] sinds de mondelinge behandeling niet langer betwist dat hij tekort geschoten is, omdat het werk gebrekkig is. Verder speelt een rol dat de gevorderde schadevergoeding (deels) zal worden toegewezen, zoals verderop in dit vonnis zal worden overwogen (zie ook Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 5 september 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:7460, r.o. 3.18).
Terugbetaling € 5.000,00
4.2.
De grondslag voor vordering 2. van [eiser] is artikel 6:271 BW. In dat artikel is bepaald dat wanneer een overeenkomst is ontbonden, partijen verplicht zijn om alles wat zij al hebben gedaan op grond van de overeenkomst, ongedaan te maken. [gedaagde] betwist niet (langer) dat de overeenkomst is ontbonden, zodat dit vaststaat. De betaling door [eiser] van € 5.000,00 dient daarom te worden teruggedraaid (2.2). De ontbinding brengt echter ook mee dat de door [gedaagde] verrichte prestaties ongedaan gemaakt moeten worden. Op grond van de overeenkomst heeft [gedaagde] werkzaamheden verricht. De aard van deze prestatie sluit uit dat deze ongedaan wordt gemaakt. Daarom ontstaat een verplichting van [eiser] om aan [gedaagde] de waarde van zijn prestatie te vergoeden (art. 6:272 BW). [eiser] stelt dat de waarde van het door [gedaagde] uitgevoerde werk op nihil moet worden geschat, aangezien de werkzaamheden volledig opnieuw moeten worden uitgevoerd. [gedaagde] brengt daar tegenin dat bepaalde door [gedaagde] geleverde zaken kunnen worden hergebruikt. De rechtbank constateert dat [eiser] op de zitting naar voren heeft gebracht dat de kosten van het herstel door [bedrijf 1] lager zijn geworden dan de offerte omdat een deel van het isolatiemateriaal hergebruikt kon worden. Dit is de reden dat [eiser] vordering 3 onder I. heeft verminderd. Hij heeft deze besparing dus betrokken bij de gevorderde schadevergoeding en niet bij de waardevergoeding van artikel 6:272 BW. Dit is juist. De waarde van de door [gedaagde] verrichte prestatie moet namelijk worden bepaald naar het moment van ontvangst van de prestatie. De rechtbank volgt [eiser] in zijn stelling dat de waarde op het moment van de ontvangst van de prestatie nihil is, omdat het werk geheel ondeugdelijk is gebleken en opnieuw moest worden verricht. Dat betekent dat [gedaagde] inzake de ongedaanmakingsverbintenis als gevolg van de ontbinding € 5.000,00 aan [eiser] moet betalen. De gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 25 februari 2023 is toewijsbaar, gelet op de brief met de ontbinding en de sommatie van 17 februari 2023 (2.13).
Schadevergoeding
4.3.
[eiser] vordert daarnaast op grond van artikel 6:277 BW schadevergoeding (vordering 3). Artikel 6:277 BW stelt buiten twijfel dat niet alleen de door de wanprestatie geleden schade, maar ook de schade die door de ontbinding wordt veroorzaakt, voor vergoeding in aanmerking komt. Op de verplichting tot schadevergoeding zijn ook de artikelen 6:74 BW en verder en artikel 6:95 BW en verder van toepassing. [eiser] stelt dat de door hem geleden schade bestaat uit I. de herstelkosten van het dak en II. de schade die het gevolg is van de lekkages en III. de kosten van het rapport van [bedrijf 3] . Dit zijn schadeposten waarop artikel 6:74 BW van toepassing is. Op grond van artikel 6:74 BW moet [gedaagde] de schade die het gevolg is van zijn tekortkoming vergoeden. De tekortkoming van [gedaagde] is dat hij de overeengekomen werkzaamheden (2.1) niet goed heeft verricht. Dit blijkt uit de verschillende rapporten en wordt niet langer door [gedaagde] betwist.
I.
Herstel dak
4.4.
[gedaagde] heeft betwist dat het bedrag van € 17.436,93 op de overeengekomen werkzaamheden en daarmee op herstel van de toerekenbare tekortkoming ziet. De rechtbank gaat hier niet in mee. De rechtbank is van oordeel dat uit de verschillende rapporten van [bedrijf 1] (2.8), [bedrijf 2] (2.10) en [bedrijf 3] (2.14) volgt dat de werkzaamheden die [gedaagde] heeft verricht aan het dak ertoe hebben geleid dat de bestaande dakbedekkingsconstructie moest worden verwijderd en dat er een nieuwe dakbedekkingsconstructie moest worden gemaakt. Op de factuur van [bedrijf 1] staan werkzaamheden die daarbij passen, zoals “
het leveren en aanbrengen van 100mm Pir isolatie” en “
2 lichtkoepels waterdicht inwerken”. Dat [eiser] de factuur van [bedrijf 1] pas na de zitting heeft overgelegd maakt het voorgaande niet anders. De betwisting door [gedaagde] ziet er namelijk op dat volgens [gedaagde] het aanpassen van de loodslabben geen onderdeel zou zijn van de overeengekomen werkzaamheden. Daar gaat de rechtbank niet in mee. De overeenkomst tussen partijen zag op het isoleren van het dak. Daarbij hoort ook het aanpassen van de loodslabben omdat deze door de isolatie op een andere hoogte komen te liggen. Dit wordt door [gedaagde] niet betwist.
[gedaagde] voert aan dat hij tegen [eiser] zou hebben gezegd dat hij het opnieuw aanbrengen van de loodslabben door een andere partij moest laten doen. [gedaagde] zelf zou slechts een tijdelijke oplossing hebben geboden door coating aan te brengen op de loodslabben. Ook als het voorgaande juist is, wat door [eiser] wordt betwist, is [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank aansprakelijk voor de schade die (mede) het gevolg is van de gebreken aan de loodslabben. Uit de rapporten blijkt namelijk dat de loodslabben verkeerd zijn aangelegd en dat dit hersteld moet worden. In het rapport van [bedrijf 3] (2.14) staat bijvoorbeeld: “
De loodslabbe mogen in geen enkel geval rechtstreeks op de dakbedekking worden aangeklopt als in het onderhavig project”. Daaruit leidt de rechtbank af dat [gedaagde] wel degelijk werkzaamheden aan de loodslabben heeft verricht, met schade tot gevolg. Voor zover [gedaagde] de loodslabben niet opnieuw heeft aangebracht, maar alleen coating heeft aangebracht, is van belang dat [gedaagde] een waterdicht dak had moeten afleveren. Als hij de loodslabben niet zelf kon aanpassen, dan had hij daarvoor als professionele aannemer een andere oplossing moeten bedenken. Voor vermindering van de schadevergoedingsplicht vanwege eigen schuld van [eiser] (art. 6:101 BW) is gelet op het voorgaande ook geen reden. Aan het beroep op eigen schuld legt [gedaagde] immers alleen ten grondslag dat [eiser] niet aan een derde de opdracht heeft gegeven om de loodslabben aan te passen.
4.5.
[gedaagde] heeft naar voren gebracht dat de schade van [eiser] dient te worden bepaald door een vergelijking te maken tussen de kosten die [eiser] zou hebben gemaakt bij correcte nakoming (deugdelijk werk), en de kosten voor herstel. Het is juist dat de schade het verschil is tussen de vermogenssituatie van [eiser] bij onberispelijke nakoming door [gedaagde] en de vermogenssituatie waarin [eiser] is beland als gevolg van de tekortkoming en de ontbinding. [eiser] moet derhalve het bedrag dat hij aan [gedaagde] had moeten betalen in geval van correcte nakoming, aftrekken van de factuur van [bedrijf 1] (2.15). In geschil is wat de tussen [eiser] en [gedaagde] overeengekomen aanneemsom is. [gedaagde] voert aan dat de overeengekomen aanneemsom € 14.169,10 inclusief btw is (2.2) Volgens [eiser] is het € 9.680,00, gelet op de factuur van 29 december 2022 (2.4). [eiser] erkent echter dat hij heeft ingestemd met de aanneemsom van € 14.169,10 inclusief btw. In de dagvaarding staat namelijk “
Op 27 november 2022 ontving [eiser] uiteindelijk de juiste factuur (productie 5)”. Wat betreft de factuur van 29 december 2022, stelt [eiser] dat hij deze op 13 januari 2023, na het vertrek van [gedaagde] bij zijn woning, per e-mail heeft ontvangen en dat hij uitgaat van dat bedrag (€ 9.680,00) als aanneemsom. [eiser] heeft niet gesteld waarom hij daarvan uitgaat of dat partijen een nieuwe aanneemsom zijn overeengekomen. Dit had wel op zijn weg gelegen, aangezien het aan [eiser] is om de door hem gestelde schade te onderbouwen. In reconventie vordert [gedaagde] weliswaar betaling van € 9.860,00, maar dit is kennelijk een (type)fout in het petitum want in de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie stelt [gedaagde] dat van de overeengekomen aanneemsom € 9.169,10 (€ 14.169,10 - € 5.000,00) resteert. Het voorgaande brengt mee dat niet vast is komen te staan dat [eiser] voor herstelkosten meer schade heeft geleden dan € 17.463,93 - € 14.169,10, te weten € 3.294,83. Voor een “nieuw voor oud aftrek”, waarop [gedaagde] zich beroept, bestaat in dit geval geen grond. Immers moet de situatie na herstel worden vergeleken met de situatie indien er geen tekortkoming van de zijde van [gedaagde] was. Als [gedaagde] zijn werk goed had uitgevoerd, dan had [eiser] ook een nieuw, geïsoleerd en waterdicht dak gehad. [eiser] heeft geen nieuwer dak dan hij zou hebben gehad zonder de tekortkoming van [gedaagde] .
II.
Schilder- en herstelwerk en afzuigkap
4.6.
Als schade die het gevolg is van de lekkages heeft [eiser] een schadepost van € 2.080,16 voor schilder- en herstelwerk aan de binnenzijde van de woning en € 1.500,00 voor het vervangen van de afzuigkap opgevoerd. [gedaagde] heeft aangevoerd dat niet vaststaat dat er een causaal verband bestaat tussen de lekkages en de tekortkoming van [gedaagde] . Volgens [gedaagde] is niet uitgesloten dat [eiser] eerder lekkages heeft gehad, met name omdat de muur van de buren, die grenst aan het dak van [eiser] , in slechte staat zou verkeren. Wat daar ook van zij, uit de verschillende rapportages blijkt duidelijk dat het slechte werk van [eiser] lekkages tot gevolg heeft. De rechtbank volgt [gedaagde] daarom niet in zijn betwisting. Verder heeft [eiser] , een e-mail van zijn verzekeraar overgelegd waaruit blijkt dat de schade niet vergoed wordt (2.11).
4.7.
Voor de post van € 2.080,16 heeft [eiser] een offerte overgelegd. Daarmee heeft hij zijn schade voldoende onderbouwd. Voor een aftrek “nieuw voor oud” ziet de rechtbank geen aanleiding, nu niet gesteld of gebleken is dat het schilderwerk nodig aan vervanging toe was.
4.8.
[eiser] heeft geen factuur overgelegd van de vervanging van de afzuigkap. [gedaagde] heeft evenwel niet aangevoerd dat een bedrag van € 1.500,00 voor een nieuwe afzuigkap onredelijk is. [gedaagde] betwist wel de noodzaak van het vervangen van de afzuigkap. Ter zitting heeft [eiser] aangegeven dat er water door de afzuigkap heen liep. Deze stelling heeft [eiser] voldoende onderbouwd met veel foto’s van de binnenkant van de woning waarop (ernstige) lekkages te zien zijn (productie 10 bij dagvaarding). Ter zitting heeft [eiser] medegedeeld dat de afzuigkap 4 à 5 jaar oud was. De rechtbank acht hier een “nieuw voor oud aftrek” daarom op zijn plaats. De rechtbank schat de kosten voor de afzuigkap op € 750,00 (art. 6:97 BW).
III.
Rapport [bedrijf 3]
4.9.
[eiser] vordert vergoeding van de kosten van het rapport van [bedrijf 3] . Hij verwijst daarvoor naar de factuur van 25 augustus 2023 (productie 9 bij akte wijziging van eis en overlegging producties). Het gaat om redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 onder b BW. Het bedrag van € 822,80 zal dan ook worden toegewezen.
Slotsom schadevergoeding en rente
4.10.
Conclusie is dat van gevorderde schadevergoeding € 6.947,79 (€ 3.294,83 + € 2.080,16 + € 750,00 + € 822,80) toewijsbaar is. [eiser] vordert hierover de wettelijke rente vanaf de dagvaarding, dat is 17 maart 2023. De wettelijke rente is echter pas toewijsbaar vanaf het moment dat dat [gedaagde] in verzuim is met de betaling van de schadevergoeding. Bij een vordering tot schadevergoeding treedt het verzuim in wanneer de vordering opeisbaar is en niet meteen wordt nagekomen. Wanneer de vordering tot schadevergoeding opeisbaar is, is afhankelijk van het moment waarop de schade wordt geacht te zijn geleden. Dat moment is niet voor iedere schadepost hetzelfde. De kosten van [bedrijf 1] heeft [eiser] blijkens de overgelegde factuur gemaakt op 6 september 2023, zodat de wettelijke rente vanaf die datum toewijsbaar is. Wat betreft de kosten voor het schilderwerk sluit de rechtbank aan bij de overgelegde offerte, omdat daarin ook staat dat de aanbetaling van 50% betaald moet worden. Gelet op de datum van de offerte (15 maart 2023) zal de rechtbank de wettelijke rente toewijzen vanaf de gevorderde datum (17 maart 2023). De rechtbank heeft de kosten van de afzuigkap abstract berekend, aangezien daarvan een factuur ontbreekt. De schade aan de afzuigkap wordt geacht te zijn geleden op het moment dat de lekkage heeft plaatsgevonden. Aangezien dit voor de datum van de dagvaarding is, is de wettelijke rente toewijsbaar vanaf de gevorderde datum. [eiser] heeft de kosten van [bedrijf 3] gelet op de overgelegde factuur gemaakt op 25 augustus 2023. De wettelijke rente wat betreft het bedrag van € 822,80 wordt daarom toegewezen vanaf deze datum.
Schadestaatprocedure
4.11.
[eiser] vordert onder 4 verwijzing naar de schadestaatprocedure. De rechtbank begrijpt [eiser] bij zijn akte wijziging van eis is vergeten deze vordering in te trekken, gelet op de manier waarop vordering 3 is geformuleerd. Voor zover het voorgaande niet klopt, geldt dat voor verwijzing naar de schadestaatprocedure slechts reden is wanneer de schade niet in het vonnis kan worden begroot (art. 612 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)). De rechtbank heeft de schade in dit vonnis begroot. Niet gesteld of gebleken is dat [eiser] meer schade(posten) heeft dan in dit vonnis besproken. Ter zitting heeft [eiser] ook aangegeven dat hij geen lekkages meer heeft nu het dak is hersteld. De vordering tot verwijzing naar de schadestaatprocedure wordt afgewezen.
Kosten
4.12.
[eiser] heeft gesteld buitengerechtelijke kosten gemaakt te hebben en vergoeding daarvan gevorderd. Alleen kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. In dit geval is niet gebleken dat niet aan dit vereiste is voldaan, zodat de rechtbank de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal toewijzen. Gelet op het toegewezen bedrag van € 11.947,79 (€ 5.000,00 + € 6.947,79) is conform de voor buitengerechtelijke incassokosten geldende staffel een bedrag van € 894,48 exclusief btw toewijsbaar. Aangezien [eiser] als particulier niet de BTW kan verrekenen, is ook de BTW over de buitegenrechtelijke incassokosten toewijsbaar. De totale buitengerechtelijke incassokosten bedragen € 1.082,32 inclusief BTW.
4.13.
De vordering tot vergoeding van de beslagkosten is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De rechtbank begroot de beslagkosten op € 360,77 voor kosten deurwaardersexploten en € 766,00, voor salaris advocaat (1 punt × € 766,00), totaal € 1.126,77. De wettelijke rente over de beslagkosten is toewijsbaar als gevorderd.
4.14.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [eiser] worden tot dit vonnis vastgesteld op:
- kosten van de dagvaarding
140,37
- griffierecht
1.301,00
- salaris advocaat
1.532,00
(2 punten × € 766,00)
Totaal
2.973,37
De wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar als gevorderd.
in reconventie
4.15.
Nu de overeenkomst is ontbonden, hoeft [eiser] de factuur van [gedaagde] niet meer te betalen (art. 6:271 BW). De reconventiële vorderingen zullen daarom worden afgewezen.
4.16.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [eiser] worden tot dit vonnis vastgesteld op € 254,00 voor salaris advocaat (0,5 × 1 punt × € 508,00). De wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar als gevorderd.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een bedrag van € 5.000,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 25 februari 2023,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] de door [eiser] geleden schade te vergoeden bestaande uit:
- de herstelkosten tot een bedrag van € 3.294,83, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 september 2023,
- de schade die het gevolg is van de lekkages tot een bedrag van € 2.089,16 voor schilder- en herstelwerk aan de binnenzijde van de woning en € 750,00 voor vervanging van de afzuigkap, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 17 maart 2023
- € 822,80 voor het rapport van [bedrijf 3] te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 25 augustus 2023,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] de buitengerechtelijke kosten te betalen ad € 1.082,32 inclusief BTW,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, begroot op € 1.126,77 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de veertiende dag na het vonnis,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 2.973,37 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de veertiende dag na het vonnis,
5.6.
verklaart r.o. 5.1 tot en met r.o. 5.5. uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.8.
wijst het gevorderde af,
5.9.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 254,00 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na het vonnis,
5.10.
verklaart r.o. 5.8 en r.o. 5.9. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2024.
ES/PB