ECLI:NL:RBGEL:2024:4799

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
C/05/437770 / KG ZA 24-217
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op verhuizing van de moeder naar Polen met minderjarige onder dwangsom

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 19 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vader en een moeder over de voorgenomen verhuizing van de moeder naar Polen met hun minderjarige kind. De vader vorderde dat de moeder werd verboden om te verhuizen buiten een straal van 15 kilometer van de echtelijke woning, en dat er een dwangsom van € 10.000,- zou worden opgelegd indien zij zich niet aan dit verbod hield. De vader stelde dat de verhuizing niet in het belang van het kind was, omdat het kind goed functioneerde in Nederland, een netwerk had opgebouwd en de vader een grote rol speelde in de zorg voor het kind. De moeder voerde verweer en stelde dat de vader niet goed voor het kind kon zorgen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van het kind voorop stonden.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de moeder onvoldoende had onderbouwd waarom de verhuizing noodzakelijk was en dat de verhuizing zou leiden tot een grote inperking van het contact tussen het kind en de vader. De voorzieningenrechter verbood de moeder om te verhuizen en legde een dwangsom op. Daarnaast werd het kind voorlopig aan de vader toevertrouwd, gezien de grotere rol die hij in de verzorging en opvoeding had. De ouders hadden een voorlopige zorgregeling getroffen, die door de voorzieningenrechter werd goedgekeurd. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/437770 / KG ZA 24-217
Vonnis in kort geding van 19 juli 2024
in de zaak van
[naam eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. T. Kocabas te Zoetermeer,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde.
Partijen zullen hierna de vader en de moeder genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 juli 2024.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. T. Kocabas en een tolk in de Poolse taal;
  • de moeder, bijgestaan door dezelfde tolk in de Poolse taal.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Uit het huwelijk van de ouders is geboren het minderjarige kind:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [de minderjarige] .
2.2.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige] .
2.3.
De vader heeft op 24 juni 2024 een echtscheidingsverzoek bij deze rechtbank ingediend. De echtscheidingsprocedure loopt nog.

3.Het geschil

3.1.
De vader vordert de voorzieningenrechter om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de moeder te verbieden om samen met [de minderjarige] te verhuizen buiten een straal van 15 kilometer van de echtelijke woning in [plaatsnaam] ;
II. de moeder te veroordelen tot betaling aan de vader van een dwangsom van € 10.000,- indien zij niet aan de veroordeling voldoet;
III. indien de moeder de verhuizing doorzet, [de minderjarige] voorlopig toe te vertrouwen aan de vader;
IV. kosten rechtens.
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is door en namens de vader toegelicht dat zijn vordering onder III. zo moet worden begrepen dat hij, ongeacht of de moeder nu wel of niet verhuist buiten een straal van 15 kilometer van [plaatsnaam] , de voorlopige toevertrouwing van [de minderjarige] aan hem verzoekt.
3.3.
De vader heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat hij een verhuizing van de moeder met [de minderjarige] buiten [plaatsnaam] , laat staan naar Polen, niet in het belang van [de minderjarige] vindt. Door en namens de vader is toegelicht dat [de minderjarige] inmiddels is gewend aan [plaatsnaam] , waar hij met veel plezier naar school gaat en met vriendjes speelt. [de minderjarige] zit momenteel in groep vier en spreekt uitstekend Nederlands. De voorgenomen echtscheiding van de ouders is voor [de minderjarige] een ingrijpende gebeurtenis. Wanneer daar een verhuizing naar een andere stad of zelfs naar een ander land bij komt, zal dat de ontwikkeling van [de minderjarige] volgens de vader negatief beïnvloeden. De vader vindt het in het belang van [de minderjarige] dat hij zoveel mogelijk rust en stabiliteit ervaart en dat hij blijft opgroeien in de voor hem inmiddels vertrouwde omgeving van [plaatsnaam] .
3.4.
Verder stelt de vader dat hij altijd erg betrokken is geweest bij de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] . Hij wil [de minderjarige] verder zien opgroeien en ontwikkelen. Volgens de vader hebben [de minderjarige] en hij een hechte band en kunnen zij elkaar niet missen. Ook [de minderjarige] zelf heeft volgens de vader aangegeven dat hij niet naar Polen wil verhuizen. Hij zou zelfs in huilen uitbarsten wanneer daarover wordt gesproken.
3.5.
De vader stelt tot slot dat er voor de moeder geen noodzaak bestaat om te verhuizen buiten [plaatsnaam] . Ook heeft de moeder volgens de vader op geen enkele manier rekening gehouden met de belangen van [de minderjarige] en met de belangen van de vader als gezaghebbende ouder.
3.6.
De moeder voert mondeling verweer. Zij meent dat zij [de minderjarige] niet bij de vader kan achterlaten omdat de vader volgens haar gokverslaafd is en drugs gebruikt. Ook zou de vader niet goed voor [de minderjarige] kunnen zorgen. Volgens de moeder is de vader namelijk de hele dag aan het werk, waardoor hij ’s avonds geen energie meer heeft om er voor [de minderjarige] te zijn. De moeder stelt dat [de minderjarige] daardoor veel op zijn mobiele telefoon zit en daar zelfs aan verslaafd is geraakt. Een andere reden waarom de vader volgens de moeder niet goed voor [de minderjarige] kan zorgen is omdat zij vindt dat de vader niet kan koken.
3.7.
Wanneer de moeder met [de minderjarige] naar Polen verhuist ziet zij voor zich dat [de minderjarige] en de vader telefonisch contact met elkaar zullen onderhouden. De moeder refereert daarbij aan de situatie die volgens haar in het verleden aan de orde was, toen de vader alleen in Nederland verbleef voor werk en de moeder en [de minderjarige] nog samen in Polen woonde.

4.De beoordeling

IPR – rechtsmacht en toepasselijk recht

4.1.
De ouders en [de minderjarige] hebben de Poolse nationaliteit. Daardoor zitten er internationale aspecten aan deze zaak. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en welk recht van toepassing is.
4.2.
Op grond van artikel 7, eerste lid, Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (Brussel II-ter) zijn met betrekking tot de ouderlijke verantwoordelijkheid de gerechten bevoegd van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. De dagvaarding is op 2 juli 2024 betekend. [de minderjarige] had toen – en heeft nog steeds – zijn gewone verblijfplaats in Nederland. De Nederlandse rechter heeft daarom rechtsmacht.
4.3.
Dit betekent ook dat op grond van artikel 15 van het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen (verdrag van 19 oktober 1996, Trb. 1997, 299, Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996) Nederlands recht van toepassing is.
Spoedeisend belang
4.4.
Op grond van artikel 254 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de voorzieningenrechter bevoegd een voorziening te geven in alle spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de spoedeisendheid van de door de vader ingestelde vorderingen erin is gelegen dat hij de verhuizing van de moeder met [de minderjarige] naar Polen, die gepland staat op of omstreeks 26 juli 2024, wil voorkomen. De voorzieningenrechter verklaart de vader daarom ontvankelijk in zijn vorderingen.
Inhoudelijke beoordeling
4.5.
Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag een geschil tussen de ouders hierover op verzoek van de ouders of een van hen aan de rechtbank (en in geval van een kort geding aan de voorzieningenrechter) worden voorgelegd. De voorzieningenrechter neemt de beslissing die haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
4.6.
Omdat de ouders gezamenlijk zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] , heeft de moeder toestemming van de vader nodig om met hem te verhuizen. De vader verleent de benodigde toestemming niet. Desondanks heeft de moeder het concrete voornemen geuit om met [de minderjarige] te verhuizen naar Polen. Om die reden verzoekt de vader de voorzieningenrechter om de moeder te verbieden om samen met [de minderjarige] te verhuizen op straffe van een dwangsom.
4.7.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de standpunten van de ouders over de verhuizing haaks op elkaar staan, zodat een vergelijk op de voet van artikel 1:253a lid 5 BW niet mogelijk is gebleken. De voorzieningenrechter zal daarom over de vorderingen van de vader beslissen.
4.8.
Om een beslissing te kunnen nemen moet de voorzieningenrechter alle betrokken belangen in acht nemen. De belangen van [de minderjarige] zijn daarbij een eerste overweging. Dit neemt niet weg dat, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen (Hoge Raad 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901).
4.9.
Volgens vaste rechtspraak worden door de voorzieningenrechter - onder meer - de volgende omstandigheden en belangen meegenomen/afgewogen:
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor het kind en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie in overleg;
  • de rechten van de andere ouder en het kind op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de frequentie van het contact tussen het kind en de andere ouder voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van het kind, zijn/haar mening en de mate waarin het kind geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
  • de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
4.10.
De voorzieningenrechter verbiedt de moeder om samen met [de minderjarige] te verhuizen buiten een straal van 15 kilometer van de echtelijke woning in [plaatsnaam] . De voorzieningenrechter betrekt de bovengenoemde criteria tezamen bij haar beoordeling.
4.11.
In de eerste plaats heeft de moeder de noodzaak van de voorgenomen verhuizing met [de minderjarige] naar Polen naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet, althans onvoldoende gesteld en onderbouwd. Anders dan dat de voorzieningenrechter in de door de vader overgelegde WhatsApp-correspondentie tussen partijen heeft gelezen dat de moeder het leven in Polen beter vindt, heeft de moeder in het geheel niet aan de voorzieningenrechter toegelicht waarom zij met [de minderjarige] naar Polen wenst te verhuizen. Verder neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat er als gevolg van een verhuizing van de moeder met [de minderjarige] naar Polen sprake zal zijn van een grote inperking van het recht van de vader en [de minderjarige] op contact met elkaar, die onvoldoende kan worden gecompenseerd. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat [de minderjarige] en de vader na de verhuizing naar Polen telefonisch contact met elkaar kunnen houden. Hierdoor kan de vader echter niet meer actief betrokken zijn bij de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] . De voorzieningenrechter vindt dat niet in het belang van [de minderjarige] . Integendeel, aangezien uit de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de vader op dit moment het grootste deel van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] voor zijn rekening neemt, vindt de voorzieningenrechter het voor [de minderjarige] van groot belang dat de vader een actieve en prominente rol in zijn leven blijft spelen. Het gegeven dat de moeder uitsluitend telefonisch contact tussen [de minderjarige] en de vader voor zich ziet, bevestigt naar het oordeel van de voorzieningenrechter bovendien dat de moeder onvoldoende heeft doordacht wat het effect van een verhuizing naar Polen op [de minderjarige] zal zijn. Gebleken is namelijk dat [de minderjarige] inmiddels is geworteld in Nederland. Uit de schriftelijke verklaring van mevrouw [naam] , de persoonlijk begeleidster van [de minderjarige] , blijkt dat [de minderjarige] van ver is gekomen, maar dat het op dit moment goed met hem gaat. [de minderjarige] heeft de Nederlandse taal geleerd, een netwerk opgebouwd in [plaatsnaam] en hij presteert goed op school. De voorzieningenrechter vindt het niet in het belang van [de minderjarige] dat uit zijn inmiddels vertrouwde omgeving wordt gehaald en in Polen nogmaals opnieuw moet beginnen. Daar zal het namelijk op neer komen omdat de vader onbetwist heeft gesteld dat de moeder van plan is te verhuizen naar een voor [de minderjarige] onbekende regio in Polen, ver weg van zijn oude woonplaats en (Poolse) familie.
4.12.
Gelet op het voorgaande vindt de voorzieningenrechter de wens van de moeder om naar Polen te verhuizen van ondergeschikt belang aan de overige criteria waaraan is getoetst en met name aan het belang van [de minderjarige] .
Dwangsom
4.13.
Omdat uit de door de vader overgelegde (vertaalde) WhatsApp-correspondentie blijkt dat de moeder hoe dan ook van plan is [de minderjarige] mee te nemen naar Polen en de kwestie daar aan de rechtbank voor te leggen, acht de voorzieningenrechter het opleggen van de door de vader gevorderde dwangsom passend en noodzakelijk. De voorzieningenrechter zal ook deze vordering van de vader dan ook toewijzen en de moeder verbieden om samen met [de minderjarige] te verhuizen buiten een straal van 15 kilometer van de echtelijke woning in [plaatsnaam] op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- wanneer de moeder zich niet aan dit verbod houdt.
Toevertrouwen [de minderjarige]
4.14.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de ouders, met behulp van mevrouw [naam] , tot een voorlopige zorgregeling zijn gekomen. Die zorgregeling houdt in dat [de minderjarige] op maandag, dinsdag en donderdag vanuit de BSO tot ongeveer 20.00 en op zaterdag in overleg bij de moeder verblijft. Voor het overige, waaronder gedurende alle nachten, verblijft [de minderjarige] bij de vader. [de minderjarige] kan niet bij de moeder overnachten omdat zij is ingetrokken bij haar nieuwe partner die over een éénkamerwoning beschikt.
4.15.
Gelet op de grotere rol die de vader momenteel heeft in de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] en vanwege de beperkte woonruimte van de moeder waarin er geen (eigen) plek is voor [de minderjarige] , bepaalt de voorzieningenrechter dat [de minderjarige] voorlopig aan de vader wordt toevertrouwd. Omdat de ouders hebben bevestigd dat de onderling door hen afgesproken voorlopige zorgregeling goed verloopt, vindt de voorzieningenrechter het in het belang van [de minderjarige] dat partijen deze regeling blijven nakomen. De voorzieningenrechter vertrouwt erop dat partijen dit ook zullen doen.
Proceskosten
4.16.
Gelet op de (familie)relatie tussen partijen bepaalt de voorzieningenrechter dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt de moeder om samen met de minderjarige:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
te verhuizen buiten een straal van 15 kilometer van de echtelijke woning van partijen in [plaatsnaam] ;
5.2.
bepaalt dat de moeder indien zij in strijd handelt met het onder 5.1. bepaalde, aan de vader een dwangsom verbeurt van € 10.000;
5.3.
bepaalt dat [de minderjarige] aan de vader wordt toevertrouwd;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten betaalt.
Dit vonnis is gewezen door M.G.J. Post, rechter, in tegenwoordigheid van M. ter Brugge-Beueker als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2024.