3.2.De rechtbank stelt bij de beoordeling van het beroep voorop dat zij de medische omstandigheden van de zaak niet expliciet kan bespreken, nu eiser geen toestemming heeft gegeven om medische gegevens te delen met [derde-partij] .
4. In artikel 25, negende lid, van de Wet WIA is, kort samengevat, bepaald dat het UWV het tijdvak waarover de werkgever het loon van de werknemer moet doorbetalen gedurende ten hoogste 52 weken verlengt, indien de werkgever zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht.
Artikel 65 van de Wet WIA bepaalt dat het UWV beoordeelt of de werkgever en de verzekerde in redelijkheid hebben kunnen komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht.
In de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter (de Beleidsregels) heeft het UWV een inhoudelijk kader neergelegd voor de beoordeling van de vraag of werkgever en werknemer in redelijkheid konden komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht. Volgens de Beleidsregels staat bij de beoordeling het bereikte resultaat voorop. Van een bevredigend resultaat is sprake als gekomen is tot een (gedeeltelijke) werkhervatting, die aansluit bij de resterende functionele mogelijkheden van de werknemer. Indien er geen bevredigend re-integratie-resultaat bereikt is, maar het UWV de inspanningen van de werkgever op basis van het beoordelingskader wel voldoende acht, wordt geen loonsanctie opgelegd. Volgens vaste rechtspraak is voor een bekorting van een loonsanctie vereist dat een adequaat traject is afgerond, waarbij geldt dat niet is vereist dat een betrokken werknemer de werkzaamheden geheel of gedeeltelijk moet hebben hervat. De inspanningen moeten voldoende zijn geweest en gericht zijn geweest op het bereiken van een bevredigend resultaat.
5. Aan het bestreden besluit heeft het UWV een onderzoek ten grondslag gelegd van arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [persoon B] . In zijn rapport van 2 november 2020 heeft [persoon B] onder meer het volgende overwogen.
[derde-partij] heeft volgens [persoon B] veel activiteiten ontplooid. Zo is de bedrijfsarts ingeschakeld, heeft de bedrijfsarts een FML opgesteld, is er een arbeidskundig onderzoek verricht, na bekoeling van de arbeidsrelatie is mediation ingezet, is er een deskundigenoordeel aan het UWV gevraagd, en spoor 2 is ingekocht.
[persoon B] volgt de stelling van eiser niet dat [derde-partij] de eerste maanden niets aan re-integratie heeft gedaan. Er is begeleiding geweest door de bedrijfsarts en uit e-mails blijkt dat [derde-partij] vanaf het begin bij het ziekteverzuim van eiser is betrokken.
De probleemanalyse van oktober 2017 is weliswaar twee weken te laat opgemaakt, maar is adequaat. Het zag er op dat moment naar uit dat eiser de werkzaamheden op termijn volledig zou hervatten. De bijstelling van het plan van aanpak van januari 2018 is eveneens adequaat, omdat het er ook op dat moment nog steeds naar uit zag dat eiser de werkzaamheden volledig zou hervatten.
Er is weliswaar nooit een plan van aanpak opgesteld, maar wel een bijstelling, door beide partijen ondertekend. [persoon B] vindt het minder relevant hoe het document is getiteld (“plan van aanpak” of “bijstelling plan van aanpak”) maar hecht meer belang aan wat er wordt geschreven, de inhoud van het document. De inhoud van het document (de “bijstelling van het plan van aanpak”) was volgens [persoon B] op dat moment adequaat, zodat niet valt in te zien dat het ontbreken van een plan van aanpak negatieve gevolgen heeft gehad, aldus [persoon B] .
Zeker tot juli 2018 was er geen aanleiding om te spreken van een dusdanige stroeve relatie dat mediation was aangewezen. Partijen waren nog “on speaking terms” en er was dan ook geen aanleiding om de STECR-richtlijnen “Arbeidsconflict” te volgen.
[derde-partij] neemt in oktober 2018 het initiatief tot mediation genomen en dat traject is in maart 2019 afgerond.
Arbeidsdeskundige [persoon A] heeft in oktober 2018 aangegeven dat het eigen werk niet passend is en ook niet daarop aanpasbaar is. [persoon B] van het UWV onderschrijft dit, gelet op de FML die op dat moment gold.
[derde-partij] heeft in december 2018 een deskundigenoordeel aangevraagd. Het verwijt dat spoor 2 te laat is ingezet is niet terecht. [derde-partij] heeft eiser gewezen op de tijdsdruk, eiser heeft zelf gekozen voor een ander re-integratiebureau. [derde-partij] valt niet te verwijten dat spoor 2 later is ingezet.