ECLI:NL:RBGEL:2024:4717

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
AWB-24_4365
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van omgevingsvergunning voor aanleg van padelbanen door omwonenden

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld van omwonenden tegen de omgevingsvergunning die is verleend aan een tennisvereniging voor de aanleg van drie padelbanen. De omgevingsvergunning werd op 1 december 2023 verleend, maar omwonenden hebben bezwaar gemaakt en beroep ingesteld, omdat zij vrezen voor geluidsoverlast. De voorzieningenrechter heeft op 16 juli 2024 de zaak behandeld en geconcludeerd dat de omwonenden een redelijke kans van slagen hebben in hun beroep, omdat padel in dit specifieke geval als een 'lawaaisport' kan worden aangemerkt, wat strijdig is met het bestemmingsplan. Hierdoor had het college van burgemeester en wethouders moeten beoordelen of er een afwijking van het bestemmingsplan mogelijk was voor de functie padel. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de omwonenden toegewezen en de omgevingsvergunning geschorst, wat betekent dat de tennisvereniging geen gebruik mag maken van de vergunning totdat er een definitieve uitspraak is gedaan. Tevens is het college veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten aan de omwonenden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/4365
uitspraak van de voorzieningenrechter van
in de zaak tussen
[verzoeker] en [verzoekster], uit [plaats] , verzoekers
(gemachtigde: mr. R.S. Wertheim)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Scherpenzeel, het college
(gemachtigden: mr. N.L.H. Teijema, I.K. van den Brink en R. Reerink).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij]uit [plaats] (de tennisvereniging).
Partijen worden hierna verder genoemd: de omwonenden, het college en de tennisvereniging.
Inleiding
1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van de omwonenden over de omgevingsvergunning van de tennisvereniging voor het aanleggen van drie padelbanen met reclame en lichtmasten.
1.1. Het college heeft deze omgevingsvergunning op 1 december 2023 verleend aan de tennisvereniging. Met het bestreden besluit van 12 juni 2024 op het bezwaar van de omwonenden is het college bij deze omgevingsvergunning gebleven. De omwonenden hebben hiertegen beroep ingesteld (zaaknummer 24/4119). Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de omwonenden, hun gemachtigde en deskundige ing. E. Roelofsen; de gemachtigden van het college en namens de tennisvereniging: [persoon A] en [persoon B] .
Totstandkoming van het besluit
2.1. De tennisvereniging heeft op 14 september 2023 bij het college een omgevingsvergunning aangevraagd voor “de aanleg van 3 padelbanen inclusief lichtmasten en reclame-uiting aan de [locatie] te [plaats] ”.
2.2. Op 1 december 2023 heeft het college deze omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten ‘bouwen’ [1] en ‘maken of voeren van handelsreclame’ [2] . De omwonenden wonen in de buurt van de beoogde padelbanen en zijn bang voor geluidsoverlast. Zij hebben daarom bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning.
2.3. In de beslissing op het bezwaar van de omwonenden heeft het college de omgevingsvergunning in stand gelaten, en in aanvulling daarop ook voor de activiteit ‘strijdig gebruik’ een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van twee geluidsschermen van vier meter hoog. [3] De omwonenden zijn in beroep gekomen en hebben verzocht om een voorlopige voorziening om de omgevingsvergunning te schorsen in afwachting van de uitspraak op hun beroep.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
3.1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3.2. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het beroep een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Die beoordeling doet de voorzieningenrechter aan de hand van de gronden van de omwonenden.
3.3. De voorzieningenrechter kan op dit moment niet ook onmiddellijk uitspraak doen op het beroep van de omwonenden [4] , omdat de beroepstermijn tegen het bestreden besluit nog loopt en de omwonenden zelf nog geen beroepsgronden hebben ingediend.

1.Spoedeisend belang

4. De tennisvereniging heeft een omgevingsvergunning, mag deze gebruiken en is van plan om vanaf september 2024 te starten met de uitvoering van de vergunning. De bedoeling is om voor het einde van 2024 de padelbanen klaar te hebben. Daarmee hebben de omwonenden een spoedeisend belang bij dit verzoek.

2.Rechtmatigheid

Is padel een lawaaisport?
5.1.
Partijen verschillen van mening over de vraag of padel een verboden lawaaisport is in de zin van dit bestemmingsplan. Dat begrip is niet gedefinieerd in het bestemmingsplan zelf.
5.2.
De omwonenden vinden dat het college er niet van uit mocht gaan dat de padelbanen qua functie passen binnen het bestemmingsplan, omdat het bestemmingsplan lawaaisporten uitdrukkelijk verbiedt. Nu dat begrip niet is uitgelegd in het bestemmingsplan, moet worden aangesloten bij het normale spraakgebruik. In het Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal is een lawaaisport gedefinieerd als een
“sport waarbij veel lawaai wordt gemaakt (zoals motorcross en autosport)”. Volgens hen voldoet padel aan deze omschrijving en moet het dus als met het bestemmingsplan strijdig gebruik worden aangemerkt. Het college had daarom in deze omgevingsvergunning ook een afweging moeten maken of de functie padel in afwijking van het bestemmingsplan wenselijk en ruimtelijk aanvaardbaar is.
5.3.
Het college stelt dat hij de omgevingsvergunning voor de padelbanen moest verlenen en er geen ruimte was voor een beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid daarvan [5] , omdat padel geen verboden lawaaisport is in het spraakgebruik. Het college heeft daarvoor onder andere gekeken naar de definitie van lawaaisport van de VNG:
“de autosport, de motorsport, de modelvliegsport, karting en soortgelijk geluidproducerende sporten”en informatie van InfoMil:
“lawaaisporten zijn bijvoorbeeld schietsporten, zoals kleiduifschieten, motor- of autocross of modelvliegen.”Verder vindt het college ook van belang dat in het vorige bestemmingsplan wel een definitie van lawaaisporten was opgenomen (
“schietsporten, waarbij de sport ook bovengronds wordt uitgeoefend, en motorische sporten”). Deze definitie werkt volgens het college door in het nu geldende bestemmingsplan dat conserverend van aard is.
5.4.
Op de plek waar de padelbanen zijn gepland, geldt het “Bestemmingsplan Noord” met de bestemming “Sport-1”. Die gronden zijn bestemd voor “sportvoorzieningen” en “vrijetijdsvoorzieningen” [6] en het is verboden deze gronden te gebruiken of laten gebruiken voor “lawaaisporten”. [7]
5.5.1.
Partijen zijn het erover eens dat padel een sportvoorziening is als bedoeld in het bestemmingsplan.
Vast staat dat in het bestemmingsplan geen definitie staat van het begrip “lawaaisporten” en dat er over de uitleg van dit begrip ook geen planregels zijn. Ook in de plantoelichting staat niet hoe dit begrip moet worden uitgelegd.
De stelling van het college dat betekenis toekomt aan het begrip uit het vorige bestemmingsplan vanwege de conserverende aard van het geldende bestemmingsplan, volgt de voorzieningenrechter niet. Dat een bestemmingsplan in algemene zin conserverend van aard is, betekent namelijk niet dat de planwetgever ook specifieke bestemmingsplanbegrippen heeft willen overnemen. In dat geval had het op de weg van de gemeenteraad gelegen om daarover een bestemmingsplanbegrip op te nemen.
5.5.2.
Dit betekent dat aansluiting moet worden gezocht bij het algemene spraakgebruik. In dat geval kan volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) worden gekeken naar de betekenis in het “Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal” (Van Dale). [8] In dit geval definieert de Van Dale “lawaaisport” als
“sport waarbij veel lawaai wordt gemaakt (zoals motorcross en autosport)”. Onder “lawaai” verstaat Van Dale:
“hard, onaangenaam geluid”.
De voorzieningenrechter neemt deze omschrijvingen in Van Dale als uitgangspunt bij de uitleg van het begrip lawaaisporten volgens het algemene spraakgebruik. Anders dan het college naar voren heeft gebracht, wordt dus geen aansluiting gezocht bij de definitie van de VNG of de informatie van InfoMil.
5.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat padel voldoet aan de omschrijving uit Van Dale, omdat het een sport is waarbij veel lawaai (= hard, onaangenaam geluid) wordt gemaakt. De voorzieningenrechter betrekt hierbij dat de omwonenden hebben gewezen op de op initiatief van de Koninklijke Nederlandse Lawn Tennisbond opgestelde ‘Handreiking Padel en Geluid’ van januari 2023 waarin wordt uitgegaan van een waarde van 91 dB(A) als representatief voor het geluidbronvermogen van één padelbaan. [9] Hoewel deze handreiking geen toetsingskader vormt in deze zaak en ook geen nadere invulling geeft van het normale spraakgebruik, blijkt hieruit wel dat inmiddels vrij algemeen is aanvaard dat padel een hoog geluidbronvermogen heeft en dat dit geluid niet als aangenaam wordt ervaren. Het college heeft dit ook niet weersproken.
Dat in de omschrijving in Van Dale de voorbeelden van motorcross en autosport worden genoemd, geeft de voorzieningenrechter geen aanleiding om anders te oordelen. Daarbij is van belang dat deze voorbeelden tussen haakjes staan en daarom minder betekenis hebben dat de tekst voor de haakjes. Bovendien zijn deze voorbeelden niet limitatief zodat niet is uitgesloten dat daar ook andere sporten, zoals padel, onder kunnen vallen. Voor het standpunt van het college dat uit de genoemde voorbeelden blijkt dat alleen sporten waarbij het geluid wordt veroorzaakt door iets anders dan de sporter een lawaaisport kunnen zijn, geeft de omschrijving van Van Dale geen aanknopingspunten.
Voorlopig rechtmatigheidsoordeel
6.1.
Nu padel naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit geval wel een lawaaisport is, had het college ook moeten beoordelen of hij voor die activiteit wilde afwijken van het bestemmingsplan. [10] Als dat zo is, dan had het college ook de ruimtelijke aanvaardbaarheid van padel moeten beoordelen.
6.2.
Het beroep heeft alleen al hierom redelijke kans van slagen en dat geeft aanleiding om de vergunning te schorsen. Aan de andere punten uit het verzoekschrift komt de voorzieningenrechter daarom niet meer toe.
Dit laat onverlet dat het college tijdens de beroepsprocedure desgewenst met een nieuw besluit [11] alsnog ook voor padel van het bestemmingsplan kan afwijken.
6.3.
Omdat het beroep redelijke kans van slagen heeft, schorst de voorzieningenrechter het bestreden besluit. Dat betekent dat de tennisvereniging geen gebruik mag maken van de omgevingsvergunning tot de uitspraak op het beroep. [12] Het is aan de rechtbank om hier, eventueel na een nieuw besluit, bij de behandeling van het beroep definitief over te oordelen.
Conclusie en gevolgen
7.1.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en schorst het bestreden besluit.
7.2.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet het college het griffierecht aan de omwonenden vergoeden. Ook krijgen de omwonenden een vergoeding van hun proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding is aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht zo berekend: voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen omwonenden een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 875,-. De vergoeding is dan in totaal € 1.750,-.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot de uitspraak op het beroep;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,- aan verzoekers moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoekers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Duifhuizen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. K.M. van Leeuwen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Artikel 2.2, eerste lid, onder h, van de Wabo.
3.Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder c, en artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2 van de Wabo in combinatie met artikel 4, onderdeel 3, van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht.
4.Op grond van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5.Op basis van het limitatief-imperatief stelsel uit artikel 2.10 van de Wabo.
6.Artikel 6.1 van de planregels van Bestemmingsplan Noord.
7.Artikel 6.3.1, onder d, van de planregels van Bestemmingsplan Noord.
8.Vgl. de uitspraak van de Afdeling van 25 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3875, r.o. 8.2.
9.Handreiking Padel en Geluid, januari 2023, versie 1.0. De handreiking is opgesteld door een Taskforce die is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de KNLTB. Van deze Taskforce maken deel uit: Sportkoepel NOC*NSC, Sportbond KNLTB, Vereniging van Padelbaanbouwers Nederland, Vereniging Sport en Gemeenten, Nederlandse Stichting Geluidshinder, Sportinnovator, Van dB Advies geluid en trillingen.
10.Gelet op het systeem van artikel 2.10 en artikel 2.12 van de Wabo, in het bijzonder artikel 2.10, vierde lid, van de Wabo.
11.Als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb.
12.Zie hierover verder artikel 8:85, tweede lid, van de Awb.