ECLI:NL:RBGEL:2024:4428

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
12 juli 2024
Zaaknummer
11113263
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie

Op 2 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen Zilverzorg B.V. en een verwerende partij. De zaak betreft de ontbinding van een arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft het verzoek van Zilverzorg om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de d-grond afgewezen, omdat de werkgever onvoldoende heeft gedaan aan scholing en begeleiding van de werknemer. De kantonrechter heeft echter het verzoek om ontbinding op de g-grond toegewezen, omdat de arbeidsrelatie ernstig en duurzaam verstoord was. Zilverzorg is veroordeeld tot betaling van een wettelijke transitievergoeding van € 4.500,96 bruto, te betalen binnen een maand na het einde van het dienstverband. Het verzoek van de verwerende partij om een billijke vergoeding toe te kennen is afgewezen, omdat niet is gebleken van ernstig verwijtbaar handelen van Zilverzorg. De kantonrechter heeft ook bepaald dat Zilverzorg een eindafrekening moet opmaken en een getuigschrift moet afgeven aan de werknemer. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

proces-verbaal
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens 11113263 \ HA VERZ 24-83
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 2 juli 2024
in de zaak van
ZILVERZORG B.V.,
te Arnhem,
verzoekende partij,
verwerende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: Zilverzorg,
gemachtigde: mr. S.A.H.C. Krauts,
tegen
[verwerende partij],
te [woonplaats] ,
verwerende partij,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [verwerende partij] ,
gemachtigde: mr. B.A. Scheffelaar Klots.
Partijen zullen hierna Zilverzorg en [verwerende partij] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 17 mei 2024 met producties 1 t/m 30;
- het verweerschrift, tevens (voorwaardelijk) tegenverzoek met producties 31 tot en met 35;
- de nader toegezonden producties 36 t/m 39 aan de zijde van Zilverzorg;
- de nader toegezonden producties 40 en 41 aan de zijde van [verwerende partij] .
1.2.
Op 2 juli 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Na een korte schorsing heeft de kantonrechter na afloop van de zitting mondeling uitspraak gedaan.

2.De beslissing

De kantonrechter,
op het verzoek van Zilverzorg:
2.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van
1 september 2024 wegens een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie (g-grond) en veroordeelt Zilverzorg tot betaling van de wettelijke transitievergoeding van € 4.500,96 bruto, uiterlijk binnen een maand na het einde van het dienstverband.
op het verzoek van [verwerende partij] ,
2.2.
wijst het verzoek om ontbinding af;
2.3.
wijst het verzoek van [verwerende partij] tot toekenning van een billijke vergoeding af;
2.4.
veroordeelt Zilverzorg tot:
- het opmaken van een eindafrekening onder uitbetaling van het saldo daarvan,
- afgifte van een deugdelijke bruto/netto-specificatie binnen een maand na het einde van het dienstverband, en tot
- afgifte van een getuigschrift binnen 10 dagen na de datum waarop deze mondelinge uitspraak is gegeven.
op het verzoek van Zilverzorg en [verwerende partij] :
2.5.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
2.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
2.7.
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
op het verzoek van Zilverzorg:
3.2.
Voor ontbinding op de primair verzochte d-grond is vereist dat sprake is van disfunctioneren, dat de werkgever de werknemer voldoende in de gelegenheid heeft gesteld dat disfunctioneren te verbeteren en dat herplaatsing niet in de rede ligt of niet mogelijk is.
3.3.
Op grond van vaste rechtspraak van de Hoge Raad (Hoge Raad 18 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:182) heeft de werkgever een vergaande vrijheid te beoordelen of al dan niet van disfunctioneren sprake is. De kantonrechter kan slechts marginaal toetsen of Zilverzorg in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat van disfunctioneren sprake is.
3.4.
Dat [verwerende partij] vanaf het begin van het dienstverband niet voldoende functioneren is door Zilverzorg gesteld, maar Zilverzorg heeft dat niet voldoende duidelijk gemaakt aan [verwerende partij] . Weliswaar zijn in diverse gespreksverslagen en in functioneringsverslagen opmerkingen gemaakt over het functioneren, waarbij te laat komen, planning en de wijze van communiceren van [verwerende partij] telkens terugkwamen, maar niet eerder dan in 2023 is aan [verwerende partij] duidelijk gemaakt dat die kritiekpunten zodanig waren dat die konden leiden tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Integendeel; Zilverzorg heeft de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd verlengd, die vervolgens omgezet in een contract voor onbepaalde tijd en [verwerende partij] later, desgevraagd, senior taken gegeven. Daartoe behoorden onder andere het voeren van proeftijdgesprekken en functioneringsgesprekken. Als gezegd, pas vanaf 2023 heeft Zilverzorg signalen gegeven dat het echt anders en beter moest en een verbetertraject gedurende een periode van vier maanden ingezet. Uit de evaluatie van het verbetertraject blijkt dat [verwerende partij] niet aan de door Zilverzorg gestelde vereisten voldoet.
3.5.
De kantonrechter is van oordeel dat niet is gebleken dat Zilverzorg in redelijkheid niet tot het oordeel heeft kunnen komen dat sprake is van disfunctioneren. Op zichzelf heeft Zilverzorg ook wel de gelegenheid geboden aan [verwerende partij] de gelegenheid gekregen om haar functioneren tijdens een verbetertraject op niveau te brengen. Maar niet gebleken is dat Zilverzorg voldoende heeft gedaan aan scholing en begeleiding van [verwerende partij] . Al vanaf de aanvang van het dienstverband is er onder meer kritiek op communicatiestijl en wordt gesteld dat [verwerende partij] de planning niet in controle heeft en een en ander niet voldoet aan de eisen die Zilverzorg stelt. Ondanks dat [verwerende partij] tweemaal heeft aangegeven scholingsbehoefte te hebben heeft Zilverzorg daarin geen enkele actie ondernomen. Zilverzorg heeft enkel verwezen naar haar algemene scholingsbeleid dat [verwerende partij] zelf ‘ergens’ naar een geschikte cursus had kunnen zoeken en een aanvraag had kunnen doen om die dan te mogen volgen. Van Zilverzorg mag, gelet op de norm van goed werkgeverschap, verwacht worden dat zij, in geval sprake is van onvoldoende functioneren, in overleg met de [verwerende partij] had besproken en onderzocht welke (bij)scholing helpend kan zijn en dat [verwerende partij] niet voor wat betreft in te zetten scholing aan haar lot werd overgelaten, nu Zilverzorg meent dat [verwerende partij] onvoldoende functioneert en zij een scholingsbehoefte heeft aangegeven. Omdat Zilverzorg daarin tekortgeschoten terwijl zij [verwerende partij] wel al lange tijd verwijt dat onder meer haar planning en communicatiestijl onvoldoende is, is geen sprake van een voldragen
d-grond. Dat [verwerende partij] voor wat betreft spelling e.d. inmiddels wel aan de vereisten voldoet, doet aan het voorgaande niet af. Voor zover het ontbindingsverzoek op disfunctioneren daarop is gebaseerd, wordt het afgewezen.
3.6.
Partijen zijn het er over eens dat de arbeidsovereenkomst inmiddels dusdanig ernstig en duurzaam is verstoord dat dit tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst moet leiden. De ontbinding zal op die grond worden uitgesproken. Met inachtneming van de opzegtermijn van een maand en de proceduretijd wordt de ontbinding uitgesproken per 1 september 2024. Voor inachtneming van een langere termijn, te weten totdat [verwerende partij] is hersteld, is juridisch geen grond.
3.7.
Hoewel [verwerende partij] al voor indiening van het ontbindingsverzoek arbeidsongeschikt was wegens ziekte en het opzegverbod van toepassing is, kan de kantonrechter toch tot ontbinding overgaan omdat de aan het ontbindingsverzoek ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden geen verband houden met de ziekte en er reeds een voldragen ontbindingsgrond was voordat [verwerende partij] zich ziekmeldde. Dat de verstoring van de arbeidsrelatie gedurende de ziekte nog ernstiger is geworden, onder meer doordat Zilverzorg [verwerende partij] heeft afgesloten van de systemen waardoor zij haar mailbox niet meer kon inzien en derhalve belemmerd werd in het voeren van verweer maakt zulks niet anders.
3.8.
Omdat de ontbinding wordt uitgesproken op verzoek van Zilverzorg zal zij veroordeeld worden tot betaling van de wettelijke transitievergoeding berekend per
1 september 2024, zijnde € 4.500,96 bruto.
3.9.
Het verzoek van [verwerende partij] om aan haar een door werkgever te betalen billijke vergoeding toe te kennen wordt afgewezen. Dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten dat heeft geleid tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst is niet gebleken.
3.10.
Zilverzorg stelt dat er een herplaatsingsgesprek heeft plaatsgevonden, maar er geen herplaatsingsmogelijkheden bleken te zijn. [verwerende partij] heeft dat ook niet bestreden, zodat daarvan uitgegaan moet worden.
op het verzoek van [verwerende partij] :
3.11.
Zilverzorg wordt veroordeelt tot het opmaken en uitbetalen van een gebruikelijke eindafrekening binnen een maand na het einde van het dienstverband, onder uitbetaling van het openstaande verlofsaldo, eventuele overuren en pro rata 8% vakantietoeslag. Omdat geen onderbouwing door partijen is gegeven van hetgeen thans aan uren openstaat, kan het aantal openstaande verlof- en/of overuren niet worden opgenomen. Gelet op de einddatum van de arbeidsovereenkomst en de datum waarop de wettelijke transitievergoeding verschuldigd is, bestaat geen aanleiding het opmaken en uitbetalen van de eindafrekening op kortere termijn toe te wijzen.
3.12.
Ook wordt Zilverzorg, conform haar wettelijke verplichting, veroordeeld een getuigschrift af te geven, dat binnen tien dagen na betekening van deze uitspraak.
3.13.
De kosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt. Dit omdat beide partijen feitelijk het einde van de arbeidsovereenkomst nastreven, van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Zilverzorg niet is gebleken en evenmin sprake is van een voldragen d-grond.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. E.W. de Groot, kantonrechter, in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2024.