Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Epe
[derde-partij]uit [plaats 3] (derde-partij).
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van een verzoek om handhaving van een bijgebouw. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Epe heeft het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat de eigendomssituatie was gewijzigd. Eiser en eiseres, die de nieuwe eigenaar is, hebben beroep ingesteld tegen deze beslissing. De rechtbank heeft op 6 juni 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eisers en de gemachtigden van het college aanwezig waren. De derde-partij is niet verschenen.
De rechtbank oordeelt dat eiser terecht niet-ontvankelijk is verklaard, omdat hij geen zelfstandig belang heeft bij de beslissing op het bezwaar. De rechtbank stelt vast dat het belang van eiser afgeleid is van het belang van eiseres, die als nieuwe eigenaresse van het perceel en de woning een rechtstreeks belang heeft bij de beoordeling van de beslissing op bezwaar. Eiseres heeft geen bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van het handhavingsverzoek, maar de rechtbank oordeelt dat haar beroep ontvankelijk is, omdat zij de rechtsopvolger van eiser is en het instellen van beroep voor haar de eerst mogelijke processuele stap is.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van het college en draagt het college op om opnieuw te beslissen op het bezwaar, met inachtneming van deze uitspraak. Eiseres heeft recht op vergoeding van het betaalde griffierecht en de gemaakte proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.750,-. De rechtbank concludeert dat de beslissing op bezwaar onzorgvuldig is voorbereid, omdat het college had moeten overwegen of eiseres de bezwaarprocedure wilde overnemen voordat op het bezwaar werd beslist.