ECLI:NL:RBGEL:2024:4263

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
412972
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en tussentijdse beëindiging van de overeenkomst door opdrachtgever met betrekking tot de aanneemsom en besparingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een geschil tussen [eiser 1] en [gedaagde] over de aanneemsom van een werkovereenkomst. De rechtbank heeft op 3 juli 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure, waarin [eiser 1] de gehele aanneemsom aan [gedaagde] moest voldoen, verminderd met de kosten die [gedaagde] door de opzegging van de overeenkomst heeft bespaard, conform artikel 7:764 lid 2 BW. De totale aanneemsom bedroeg € 178.953,50, waarvan [eiser 1] al € 138.781,50 had betaald. Na aftrek van de facturen 2965 en 2970, die samen € 31.074,25 bedroegen, resteerde er een bedrag van € 9.097,75. Dit bedrag werd verder verminderd met € 6.620,--, dat [gedaagde] zich door de opzegging van de overeenkomst had bespaard, waardoor [gedaagde] uiteindelijk recht had op € 2.477,75 van [eiser 1]. De rechtbank heeft [eiser 1] ook veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [gedaagde] ter hoogte van € 1.038,25, en de proceskosten van [gedaagde] zijn vastgesteld op € 3.729,00. De vorderingen van [eiser 1] zijn afgewezen, en hij is in het ongelijk gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/412972 / HA ZA 22-550
Vonnis van 3 juli 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eiser 1] ,
advocaat: mr. R. Kuizenga te Almere,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam [handelsnaam] ,
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. A. Heijink te Ede Gld.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 februari 2024
- de akte uitlaten na tussenvonnis van [eiser 1] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in reconventie
2.1.
De rechtbank heeft in voormeld tussenvonnis overwogen dat [eiser 1] gehouden is de gehele aanneemsom aan [gedaagde] te voldoen verminderd met de kosten die [gedaagde] zich door de opzegging heeft bespaard.
2.2.
[gedaagde] heeft eerst ter zitting de omvang van het bedrag waarop hij in dit verband aanspraak maakt becijferd. [gedaagde] gaat daarbij uit van een totale aanneemsom van € 178.953,50, waarvan een bedrag van € 138.781,50 is voldaan, waarna een bedrag van € 40.172,00 resteert. Hierin is het totaalbedrag van de facturen 2965 en 2970 inbegrepen, waarna resteert een bedrag van (€ 40.172,00 minus € 31.074,25 =) € 9.097,75. [gedaagde] stelt dat op dat bedrag geen kosten voor levering van materiaal in aanmerking komen omdat die materialen al waren besteld. De besparing heeft enkel betrekking op de kosten van arbeid. [gedaagde] maakt aanspraak op de helft van gemeld bedrag, zijnde € 4.548,88.
2.3.
De rechtbank heeft bij voormeld tussenvonnis [eiser 1] in de gelegenheid gesteld hierop bij akte te reageren, waarbij de rechtbank in r.o. 5.19. en 5.20. van dat vonnis een aantal punten heeft vermeld waarmee [eiser 1] in zijn reactie rekening moet houden.
2.4.
[eiser 1] stelt in zijn akte uitlaten na tussenvonnis dat [gedaagde] op de door hem uitgevoerde werkzaamheden ten dele onjuiste btw-percentages heeft toegepast doordat [gedaagde] is afgeweken van de percentages die door de Belastingdienst zijn bepaald voor renovatiewerkzaamheden van woningen ouder dan 10 jaar.
2.5.
De rechtbank gaat aan dit betoog voorbij. [eiser 1] heeft immers bij dagvaarding als productie 40 alle facturen van [gedaagde] in het geding gebracht. In die facturen worden btw-percentages van 9% en 21% vermeld. [eiser 1] had het verweer dat de door [gedaagde] gehanteerde percentages niet juist zijn in een eerder stadium van de procedure naar voren kunnen en moeten brengen. Nu [eiser 1] dit verweer eerst na voormeld tussenvonnis voert, is dat te laat en handelt [eiser 1] daarmee in strijd met de goede procesorde.
2.6.
Dit geldt ook ten aanzien van het eerst in de akte uitlaten na tussenvonnis opgeworpen (en in productie 54 geconcretiseerde) stelling van [eiser 1] dat hij voor bepaalde werkzaamheden geen opdracht heeft gegeven en dat er werkzaamheden in overleg zijn vervallen, wat op grond van minderwerk tot een correctie met een bedrag van € 2.939,67 (exclusief BTW) zou moeten leiden.
2.7.
Dit betekent dat de rechtbank zal uitgaan van de door [gedaagde] gehanteerde totale aanneemsom van € 178.953,50 (inclusief btw).
2.8.
[eiser 1] betwist niet dat hij van dat bedrag in totaal € 138.781,50 heeft betaald, zodat een bedrag van € 40.172,00 resteert.
2.9.
[gedaagde] heeft in zijn berekening op het bedrag van € 40.172,00 in mindering gebracht het bedrag van factuur 2965 (ad € 26.325,--, inclusief btw) en het bedrag van factuur 2970 (ad € 4.749,25, inclusief btw), in totaal € 31.074,25
2.10.
[eiser 1] betwist in zijn akte uitlaten na tussenvonnis ten aanzien van factuur 2965 een bedrag van € 4.175,-- (inclusief btw) en ten aanzien van factuur 2970 een bedrag van
€ 2.329,25 (inclusief btw). Na correctie komt het totaal van beide facturen uit op een bedrag van € 24.570,--, aldus [eiser 1] .
2.11.
De rechtbank neemt deze conclusie van [eiser 1] niet over.
De rechtbank heeft immers in haar tussenvonnis van 21 februari 2024 uitdrukkelijk en zonder voorbehoud beslist dat [eiser 1] zal worden veroordeeld tot voldoening van factuur 2965 en 2970 (ad in totaal € 31.074,25, inclusief btw).
De rechtbank heeft daarmee een bindende eindbeslissing gegeven.
2.12.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (laatstelijk Hoge Raad 16 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1873) brengen de eisen van een goede procesorde mee dat de rechter aan wie is gebleken dat een eerdere door hem gegeven eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, teneinde te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen.
2.13.
De rechtbank ziet geen aanleiding om bedoelde eindbeslissing te heroverwegen. Het door [eiser 1] ter onderbouwing van haar correctie (onder randnummer 12 en 13 van zijn akte uitlaten na tussenvonnis) aangevoerde komt neer op een verkapt hoger beroep. Dit gaat het hiervoor aangegeven toetsingskader te buiten.
de door [gedaagde] niet uitgevoerde werkzaamheden
2.14.
De rechtbank brengt in herinnering dat het bedrag van € 16.615,-- (inclusief btw) dat door Top Expertise is begroot voor de kosten van de door [gedaagde] niet uitgevoerde werkzaamheden alleen in aanmerking dient te worden genomen bij het bepalen van de kosten die [gedaagde] zich heeft bespaard, als de betreffende werkzaamheden in de aanneemsom waren begrepen, dat wil zeggen: indien en voor zover [gedaagde] de betreffende werkzaamheden heeft gefactureerd en [eiser 1] hiervoor heeft betaald.
2.15.
Top Expertise omschrijft de niet door [gedaagde] uitgevoerde werkzaamheden als volgt:
A. De dakkapel, aan de voorzijde, werd niet gerenoveerd.
B. Het sanitair werd niet geplaatst.
C. Er werden geen rookmelders geïnstalleerd.
D. De afzuiging werd niet geïnstalleerd.
E. De plafondspots werden niet geïnstalleerd.
F. De afdekramen voor de wandcontactdozen werden niet aangebracht.
G. Het pannendak van het woonhuis werd niet gerenoveerd.
De panlatten werden niet vervangen en het dakbeschot werd niet gecontroleerd.
H. Het boeiboord van de uitbouw werd ter plaatse van de erfgrens niet geplaatst.
I. De toplaag van de tuin zou worden afgegraven en vervangen door bemeste tuinaarde. Dit is niet door de wederpartij gedaan.
J. De buitenstopcontacten (220 Volt) werden niet geleverd en geplaatst.
K. Het beregeningsapparaat ontbreekt (geen timer e.d.).
L. De geplaatste deuren werden niet afgewerkt. Bovendien ontbreekt het deurbeslag.
M. Van de aangepaste kozijnen werden de 6 ruiten niet geleverd en geplaatst.
N. De hardstenen vloer (hal) werd niet gelegd.
0. Afwerken wanden en plafond schuur en leveren en plaatsen deur vond niet plaats.
2.16.
[eiser 1] heeft in zijn akte uitlaten na tussenvonnis voor de werkzaamheden die door [gedaagde] niet zijn uitgevoerd verwezen naar een aantal door [gedaagde] aan hem uitgebrachte offertes.
2.17.
Anders dan [eiser 1] stelt, valt uit de offerte van 2 maart 2021 niet op te maken welk bedrag voor het renoveren van de dakkapel is geoffreerd, nog daargelaten dat het woord dakkapel in die offerte niet voorkomt. Dit is overigens wel het geval in de offerte van 1 december 2020, maar in die offerte gaat het om het compleet plaatsen en afwerken van de dakkapel. De rechtbank gaat bij het bepalen van de kosten die [gedaagde] zich heeft bespaard dan ook voorbij aan het door Top Expertise voor het uitvoeren van het onder A bedoelde werk begrote bedrag van € 900,--.
2.18.
Uit de offerte van 1 december 2020 kan worden afgeleid dat het plaatsen van het sanitair (B) daar deel van uitmaakt. In de offerte is daarvoor een bedrag van € 1.750,-- opgenomen.
2.19.
Anders dan [eiser 1] stelt, kan uit de offerte van 1 december 2020 niet worden afgeleid dat het plaatsen van een rookmelder daar deel van uitmaakt. De rechtbank gaat bij het bepalen van de kosten die [gedaagde] zich heeft bespaard voorbij aan het door Top Expertise voor het uitvoeren van het onder C bedoelde werk begrote bedrag van € 300,--.
2.20.
Anders dan [eiser 1] stelt, kan uit de offerte van 1 december 2020 niet worden afgeleid dat een afzuiging zou worden geïnstalleerd. De rechtbank gaat bij het bepalen van de kosten die [gedaagde] zich heeft bespaard voorbij aan het door Top Expertise voor het uitvoeren van het onder D bedoelde werk begrote bedrag van € 200,--.
2.21.
Anders dan [eiser 1] stelt, kan uit de offerte van 1 december 2020 niet worden afgeleid dat het installeren van plafondspots daaronder is begrepen. De rechtbank gaat bij het bepalen van de kosten die [gedaagde] zich heeft bespaard voorbij aan het door Top Expertise voor het uitvoeren van het onder E bedoelde werk begrote bedrag van € 200,--.
2.22.
Anders dan [eiser 1] stelt, kan uit de offerte van 1 december 2020 niet worden afgeleid dat afdekramen voor de wandcontactdozen zouden worden aangebracht. De rechtbank gaat bij het bepalen van de kosten die [gedaagde] zich heeft bespaard voorbij aan het door Top Expertise voor het uitvoeren van het onder F bedoelde werk begrote bedrag van
€ 50,--.
2.23.
De renovatie van het pannendak van het woonhuis (G) is begrepen in de offerte van
2 maart 2021 waarnaar [eiser 1] heeft verwezen.
Uit de offerte, die uit meerdere onderdelen bestaat (en sluit op een bedrag van € 10.826,45 exclusief btw), valt niet op te maken welk bedrag aan de renovatie van het pannendak kan worden toegerekend.
Top Expertise begroot de kosten van deze renovatie op een bedrag van € 5.000,--. Dit komt de rechtbank niet bovenmatig voor.
2.24.
Anders dan [eiser 1] stelt, kan uit de offerte van 8 april 2021 niet worden afgeleid dat het plaatsen van een boeiboord van de uitbouw (H) daarin is opgenomen. De rechtbank gaat dan ook bij het bepalen van de kosten die [gedaagde] zich heeft bespaard voorbij aan het door Top Expertise daarvoor begrote bedrag van € 250,--.
2.25.
Anders dan [eiser 1] stelt, kan uit de offerte van 15 april 2021 niet worden afgeleid dat daarin het afgraven van de toplaag van de tuin en het vervangen van de toplaag door bemeste tuinaarde is begrepen (I). In deze offerte is weliswaar voor het afgraven en afvoeren van grond een bedrag van € 1.500,-- opgenomen, maar niet duidelijk is of dit betrekking heeft op de tuin.
De rechtbank zal bij het bepalen van de kosten die [gedaagde] zich heeft bespaard dan ook geen rekening houden met het door Top Expertise voor het vervangen van de toplaag van de tuin begrote bedrag van € 1.000,--.
2.26.
Anders dan [eiser 1] stelt, kan uit de offerte van 8 april 2021 noch uit de offerte van 15 april 2021 worden afgeleid dat het plaatsen van buitenstopcontacten (J) daarvan deel uitmaakt. De rechtbank gaat dan ook bij het bepalen van de kosten die [gedaagde] zich heeft bespaard voorbij aan het door Top Expertise daarvoor begrote bedrag van € 750,--.
2.27.
In de offerte van 15 april 2021 is voor de aanleg van een sproeisysteem (de beregeningsapparatuur als bedoeld onder K) een bedrag opgenomen van € 1.750,--. Uit het rapport van Top Expertise blijkt dat voor een gedeelte sprake is van niet uitgevoerd werk. Top Expertise begroot de prijs van het niet uitgevoerde werk op een bedrag van € 250,--. De rechtbank neemt dit bedrag over.
2.28.
In de offerte van 1 december 2021 is de post “Openslaande deuren woonkamer” opgenomen (voor een bedrag van € 2.000,--). Top Expertise vermeldt bij het begroten van de kosten voor het afwerken van deuren en het plaatsen van beslag het woord “zolder”. Dit sluit niet op elkaar aan. De rechtbank gaat bij het bepalen van de kosten die [gedaagde] zich heeft bespaard voorbij aan het door Top Expertise voor het onderdeel onder L begrote bedrag van € 500,--.
2.29.
Anders dan [eiser 1] stelt, kan uit de offerte van 8 april 2021 niet worden afgeleid dat daarin is begrepen het leveren van 6 ruiten voor de aangepaste kozijnen (M). De rechtbank gaat bij het bepalen van de kosten die [gedaagde] zich heeft bespaard voorbij aan het door Top Expertise voor het leveren van die ruiten begrote bedrag van € 1.210,--.
2.30.
Anders dan [eiser 1] stelt, kan uit de offerte van 1 december 2020 niet worden afgeleid dat daarin is begrepen het leggen van een hardstenen vloer in de hal van de woning (N).
De rechtbank gaat bij het bepalen van de kosten die [gedaagde] zich heeft bespaard voorbij aan het door Top Expertise voor het leggen van die vloer begrote bedrag van € 1.135,--.
2.31.
Anders dan [eiser 1] stelt, kan uit de offerte van 8 april 2021 niet worden afgeleid dat daarin is begrepen het afwerken van de wanden en plafond van de schuur en het leveren en plaatsen van een deur (O). De rechtbank gaat bij het bepalen van de kosten die [gedaagde] zich heeft bespaard voorbij aan het door Top Expertise voor het “aanbrengen beplating en leveren en plaatsen deur” begrote bedrag van € 3.500,--.
2.32.
Uit het vorenstaande volgt dat niet alle door [gedaagde] niet uitgevoerde werkzaamheden zoals die door Top Expertise zijn vastgesteld, werkzaamheden betreffen waarvoor [eiser 1] opdracht zou hebben gegeven. De rechtbank stelt de kosten van de niet door [gedaagde] uitgevoerde werkzaamheden waarvoor [eiser 1] geen opdracht heeft gegeven op een bedrag van in totaal € 9.995,--. In zoverre is er geen sprake van kosten die [gedaagde] zich door de opzegging van de overeenkomst door [eiser 1] heeft bespaard. Dit betekent dat op het door Top Expert begrote totaalbedrag (€ 16.615,--) voor de niet door [gedaagde] uitgevoerde werkzaamheden een bedrag van in totaal € 9.995,-- in mindering moet worden gebracht, zodat resteert een bedrag van € 6.620,--.
2.33.
Uit de door [eiser 1] als productie 40 overgelegde facturen, die veelal niet door [gedaagde] zijn gespecificeerd, kan niet worden afgeleid dat de hier in aanmerking komende
-niet door [gedaagde] uitgevoerde maar wel door hem aan [eiser 1] geoffreerde- werkzaamheden aan [eiser 1] in rekening zijn gebracht. De rechtbank gaat er, gelet op de hoogte van het door [gedaagde] aan [eiser 1] in rekening gebrachte totaalbedrag, vanuit dat dit wel het geval is geweest. Gezien de hoogte van het door [eiser 1] in totaal aan [gedaagde] betaalde bedrag, acht de rechtbank het eveneens aannemelijk dat in het door [eiser 1] aan [gedaagde] betaalde totaalbedrag een bedrag van € 6.620,-- is begrepen.
De rechtbank zal dit bedrag dan ook aanmerken als kosten die [gedaagde] zich door de opzegging van de overeenkomst door [eiser 1] heeft bespaard.
2.34.
Anders dan waar de rechtbank in r.o. 5.20. van haar tussenvonnis van 21 februari 2024 om heeft verzocht, is [eiser 1] in productie 56 niet ingegaan op de stellingen die [gedaagde] heeft aangevoerd als verweer tegen de door Top Expertise geconstateerde gebreken in het werk. [eiser 1] heeft er immers mee volstaan de passages met betrekking tot de gebreken uit het rapport van Top Expertise over te nemen.
Dit betekent dat de rechtbank de kosten die door Top Expertise zijn begroot voor het herstel van bedoelde gebreken niet kan aanmerken als kosten die [gedaagde] zich door de opzegging van de overeenkomst door [eiser 1] heeft bespaard.
2.35.
Om dezelfde reden gaat de rechtbank voorbij aan de stelling van [eiser 1] dat hij herstelwerkzaamheden heeft uitgevoerd om verdere schade te voorkomen (waarvoor [eiser 1] een bedrag van € 8.865,40, inclusief btw opvoert). Het staat immers niet vast dat het hier gaat om gebreken waarvoor [gedaagde] aansprakelijk is.
2.36.
[eiser 1] wenst tot slot op het aan [gedaagde] te betalen bedrag de restwaarde ad
€ 750,-- van een CV-ketel in mindering te brengen omdat [gedaagde] die ketel niet aan hem heeft geretourneerd.
2.37.
De rechtbank gaat hieraan voorbij nu niet is komen vast te staan dat [gedaagde] de c.v.-ketel heeft afgevoerd, dat dit in strijd met de gemaakte afspraken was en dat de restwaarde € 750,-- betrof.
Op welk bedrag kan [gedaagde] op grond van het bepaalde in artikel 7:764 lid 2 BW jegens [eiser 1] nog aanspraak maken?2.38. De totale aanneemsom bedraagt € 178.953,50. Hiervan is een bedrag van
€ 138.781, 50 door [eiser 1] voldaan, zodat een bedrag van € 40.172,-- resteert. Na aftrek van het totaalbedrag van de facturen 2965 en 2970 (€ 31.074,25) blijft een bedrag van
€ 9.097,75 over. Op dit bedrag moet in mindering worden gebracht het bedrag van
€ 6.620,-- dat [gedaagde] zich door de opzegging van de overeenkomst door [eiser 1] heeft bespaard. Dit betekent dat [gedaagde] op grond van het bepaalde in artikel 7:764 lid 2 BW jegens [eiser 1] aanspraak kan maken een bedrag van € 2.477,75.
[eiser 1] wordt dan ook veroordeeld om dit bedrag aan [gedaagde] te betalen.
2.39. Bij deze uitkomst heeft [gedaagde] geen belang bij de door hem in dit verband gevorderde verklaring voor recht, zoals weergegeven in het tussenvonnis van 21 februari 2024 onder 4.4. III sub a., zodat dit onderdeel van de vordering wordt afgewezen.
Conclusie in reconventie
2.40.
[eiser 1] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 26.325,00 (factuur 2965), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2021 alsmede tot betaling van een bedrag van € 4.749,25 (factuur 2970), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2021.
2.41.
Nu de geldvordering van [gedaagde] voor toewijzing vatbaar is wordt [eiser 1] tevens veroordeeld om de buitengerechtelijke kosten aan [gedaagde] te vergoeden. [eiser 1] heeft immers niet betwist dat [gedaagde] buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt die als zodanig op grond van het bepaalde in artikel 6:96 lid 1 sub c BW voor vergoeding in aanmerking komen. [eiser 1] vordert ter zake een bedrag van € 1.038,25. De rechtbank wijst dit bedrag toe, te vermeerderen met de wettelijke rente, niet met ingang van de dag der dagvaarding zoals door [gedaagde] is gevorderd, maar met ingang van de dag waarop [gedaagde] zijn eis in reconventie heeft ingesteld: 22 februari 2023.
2.42.
Voorts wordt [eiser 1] veroordeeld om aan [gedaagde] op grond van het bepaalde in artikel 7:764 lid 2 BW een bedrag te betalen van € 2.477,75.
2.43.
[eiser 1] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden vastgesteld op € 1.572,00 ter zake van salaris advocaat (2,00 punten x € 786,00).
in conventie
2.44.
In aanvulling op hetgeen in het tussenvonnis van 21 februari 2024 is overwogen, wordt de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten eveneens afgewezen.
Nu alle andere geldvorderingen van [eiser 1] in dat tussenvonnis zijn afgewezen, is er geen deugdelijke grondslag om [gedaagde] te veroordelen om de buitengerechtelijke kosten aan [eiser 1] te vergoeden.
2.45.
[eiser 1] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden vastgesteld op:
- griffierecht € 1.301,00
- salaris advocaat
€ 2.428,00 (2,00 punten x € 1.214,00)
Totaal € 3.729,00
in conventie en in reconventie
2.46.
[eiser 1] wordt veroordeeld in de na dit vonnis ontstane kosten als hierna in de beslissing zal worden vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
wijst de vorderingen van [eiser 1] af,
3.2.
veroordeelt [eiser 1] hoofdelijk (in die zin dat als de één betaalt de ander is bevrijd) in de proceskosten van [gedaagde] voor het vastgestelde bedrag van € 3.729,00 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening, indien [eiser 1] de proceskosten niet binnen deze termijn voldoet,
3.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
3.4.
veroordeelt [eiser 1] hoofdelijk (in die zin dat als de één betaalt de ander is bevrijd) om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van:
a. € 26.325,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 20 juli 2021 tot aan de dag van algehele voldoening,
b. € 4.749,25 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 5 augustus 2021 tot aan de dag van algehele voldoening,
c. € 1.038,25, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 22 februari 2023 tot aan de dag van algehele voldoening,
d. € 2.477,75,
3.5.
veroordeelt [eiser 1] hoofdelijk (in die zin dat als de één betaalt de ander is bevrijd) in de proceskosten van [gedaagde] voor het vastgestelde bedrag van € 1.572,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening, indien [eiser 1] de proceskosten niet binnen deze termijn voldoet,
3.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde (met uitzondering van de nakosten) af,
in conventie en in reconventie
3.8.
veroordeelt [eiser 1] hoofdelijk (in die zin dat als de één betaalt de ander is bevrijd in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 278,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser 1] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak alsmede de wettelijke rente over de nakosten vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening, indien [eiser 1] de nakosten niet binnen deze termijn voldoet,
3.9.
verklaart dit onderdeel van het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Braaksma en in het openbaar uitgesproken op
3 juli 2024.