Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.[eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
€ 2.329,25 (inclusief btw). Na correctie komt het totaal van beide facturen uit op een bedrag van € 24.570,--, aldus [eiser 1] .
De rechtbank heeft immers in haar tussenvonnis van 21 februari 2024 uitdrukkelijk en zonder voorbehoud beslist dat [eiser 1] zal worden veroordeeld tot voldoening van factuur 2965 en 2970 (ad in totaal € 31.074,25, inclusief btw).
A. De dakkapel, aan de voorzijde, werd niet gerenoveerd.
€ 50,--.
2 maart 2021 waarnaar [eiser 1] heeft verwezen.
Uit de offerte, die uit meerdere onderdelen bestaat (en sluit op een bedrag van € 10.826,45 exclusief btw), valt niet op te maken welk bedrag aan de renovatie van het pannendak kan worden toegerekend.
Top Expertise begroot de kosten van deze renovatie op een bedrag van € 5.000,--. Dit komt de rechtbank niet bovenmatig voor.
De rechtbank zal bij het bepalen van de kosten die [gedaagde] zich heeft bespaard dan ook geen rekening houden met het door Top Expertise voor het vervangen van de toplaag van de tuin begrote bedrag van € 1.000,--.
De rechtbank zal dit bedrag dan ook aanmerken als kosten die [gedaagde] zich door de opzegging van de overeenkomst door [eiser 1] heeft bespaard.
€ 138.781, 50 door [eiser 1] voldaan, zodat een bedrag van € 40.172,-- resteert. Na aftrek van het totaalbedrag van de facturen 2965 en 2970 (€ 31.074,25) blijft een bedrag van
€ 9.097,75 over. Op dit bedrag moet in mindering worden gebracht het bedrag van
€ 6.620,-- dat [gedaagde] zich door de opzegging van de overeenkomst door [eiser 1] heeft bespaard. Dit betekent dat [gedaagde] op grond van het bepaalde in artikel 7:764 lid 2 BW jegens [eiser 1] aanspraak kan maken een bedrag van € 2.477,75.
[eiser 1] wordt dan ook veroordeeld om dit bedrag aan [gedaagde] te betalen.
2.39. Bij deze uitkomst heeft [gedaagde] geen belang bij de door hem in dit verband gevorderde verklaring voor recht, zoals weergegeven in het tussenvonnis van 21 februari 2024 onder 4.4. III sub a., zodat dit onderdeel van de vordering wordt afgewezen.
Nu alle andere geldvorderingen van [eiser 1] in dat tussenvonnis zijn afgewezen, is er geen deugdelijke grondslag om [gedaagde] te veroordelen om de buitengerechtelijke kosten aan [eiser 1] te vergoeden.
- griffierecht € 1.301,00
€ 2.428,00 (2,00 punten x € 1.214,00)
3.De beslissing
a. € 26.325,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 20 juli 2021 tot aan de dag van algehele voldoening,