ECLI:NL:RBGEL:2024:4206

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
C/05/433888 / KG ZA 24-100
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executie kort geding burenzaak over dwangsommen en erfdienstbaarheid

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, zijn buren verwikkeld in een geschil over de uitvoering van eerdere rechterlijke uitspraken en de verbeurdverklaring van dwangsommen. De eiser, eigenaar van een perceel, heeft de gedaagden, zijn buren, gesommeerd om de uitvoering van dwangsommen te schorsen. De gedaagden hebben op hun beurt vorderingen ingediend tegen de eiser, waarbij zij stellen dat deze in strijd heeft gehandeld met eerdere vonnissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er dwangsommen zijn verbeurd door de eiser, maar ook dat de gedaagden niet volledig aan hun verplichtingen hebben voldaan. De rechter heeft geoordeeld dat de executie van de dwangsommen voor bepaalde periodes niet kan doorgaan, maar dat de eiser wel verplicht is om de bamboe voor het raam van de gedaagden te verwijderen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de noodzaak van naleving van rechterlijke uitspraken en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/433888 / KG ZA 24-100 512/115
Vonnis in kort geding van 4 juli 2024
in de zaak van
[eiser in conv/verw in reconv],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conv/verw in reconv] ,
advocaat: mr. J. Klein Molekamp,
tegen

1.[gedaagde in conv/eis in reconv sub 1] ,

2.
[gedaagde in conv/eis in reconv sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagden in conv/eisers in reconv] ,
advocaat: mr. J. Wassink.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met zes producties
- de eis in reconventie met 13 producties en productie 14 van [gedaagden in conv/eisers in reconv]
- de akte overlegging producties 7 tot en met 10 in reconventie van [eiser in conv/verw in reconv]
- de mondelinge behandeling van 26 juni 2024, waar [eiser in conv/verw in reconv] nog veldwerk van het kadaster in het geding heeft gebracht.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn buren. [eiser in conv/verw in reconv] is eigenaar van het perceel met woonhuis aan de [perceel 1] te [plaats] . [gedaagden in conv/eisers in reconv] hebben de percelen en woonhuizen op nummers [perceel 2] en [perceel 3] in eigendom. Zij wonen op nummer [perceel 3] en verhuren nummer [perceel 2] aan hun dochter. Voor de feitelijke situatie ter plaatste wordt verwezen naar het hierna aan te halen vonnis van deze rechtbank van 21 januari 2020.
2.2.
Bij vonnis in kort geding van 9 maart 2018 (ECLI:NL:RBGEL:2018:5819) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank [eiser in conv/verw in reconv] veroordeeld om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de strook grond, ter breedte van de door [gedaagden in conv/eisers in reconv] aangebrachte poort, welke strook is gelegen aan de zuidzijde van zijn erf ( [perceel 1] ) (zoals op de bij de akte van levering bijgevoegde situatietekening is aangegeven) vrij te maken en vrij te houden, zodat het heersende erf ( [perceel 2] ) onbelemmerd toegang verkrijgt tot hiervoor bedoelde strook grond om onbelemmerd gebruik te kunnen maken van de erfdienstbaarheid van weg, met dien verstande dat de leibomen, poort en schutting niet behoeven te worden verwijderd en dat [gedaagden in conv/eisers in reconv] in het bezit worden gesteld van een sleutel van de poort, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag, voor iedere dag dat [eiser in conv/verw in reconv] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen met een maximum van € 50.000,00.
Dit vonnis is onherroepelijk.
2.3.
Bij vonnis van 21 januari 2020 (ECLI:NL:RBGEL:2020:2729) heeft deze rechtbank [gedaagden in conv/eisers in reconv] veroordeeld om hun muur tegen de garage van [eiser in conv/verw in reconv] van een of meer openingen te voorzien, ter grootte van de raampjes van die garage, zodanig dat daardoor het daglicht ongehinderd kan binnentreden, echter onder de voorwaarde dat [eiser in conv/verw in reconv] de raampjes van zijn garage tevoren van ondoorzichtig glas heeft voorzien en aan [gedaagden in conv/eisers in reconv] daarvan bewijs door middel van een foto heeft verschaft, waarna [gedaagden in conv/eisers in reconv] binnen zeven dagen die opening(en) zullen moeten maken, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat aan deze veroordeling niet wordt voldaan, tot een maximum van € 10.000,00.
De rechtbank heeft in dit vonnis tevens [eiser in conv/verw in reconv] veroordeeld om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de leibomen voor het raam van [gedaagden in conv/eisers in reconv] dat onmiddellijk grenst aan [perceel 2] te verwijderen en de leibomen voor de vrijstaande scheidsmuur van [gedaagden in conv/eisers in reconv] zodanig in te korten en ingekort te houden dat zij de hoogte van die muur niet overschrijden, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat aan deze veroordeling niet wordt voldaan, tot een maximum van € 10.000,00.
Ook dit vonnis is onherroepelijk.
2.4.
Bij e-mail van 7 februari 2020 heeft [eiser in conv/verw in reconv] aan [gedaagden in conv/eisers in reconv] een foto gestuurd waarop te zien is dat hij de raampjes in zijn garage ondoorzichtig heeft gemaakt. [gedaagden in conv/eisers in reconv] hebben in hun muur tegen de garage van [eiser in conv/verw in reconv] openingen laten aanbrengen op de plek waar die muur voor de raampjes was gemetseld. [eiser in conv/verw in reconv] heeft zijn leibomen verwijderd en in plaats daarvan op enig moment bamboe geplant.
2.5.
Bij exploot van 15 maart 2024 hebben [gedaagden in conv/eisers in reconv] aan [eiser in conv/verw in reconv] aangezegd dat de hiervoor bedoelde vonnissen reeds aan [eiser in conv/verw in reconv] zijn betekend en hebben zij [eiser in conv/verw in reconv] gesommeerd tot betaling van verbeurde dwangsommen ter hoogte van een bedrag van in totaal € 15.500,00. Volgens [gedaagden in conv/eisers in reconv] waren op verschillende momenten vanaf 16 augustus 2023 objecten op de in 2.2. bedoelde strook grond aanwezig en was vanaf 16 augustus 2024 beplanting aanwezig voor het in 2.3. bedoelde raam.
2.6.
Bij exploot van 3 mei 2024 heeft [eiser in conv/verw in reconv] aan [gedaagden in conv/eisers in reconv] een afschrift betekend van het vonnis van 21 januari 2020. Daarbij is aan hen de in 2.3. bedoelde veroordeling van [gedaagden in conv/eisers in reconv] aangezegd. Volgens [eiser in conv/verw in reconv] zijn er vanaf 27 januari 2024 in de betreffende muur geen openingen meer waardoor daglicht ongehinderd kan binnentreden in zijn garage.
2.7.
Artikel 4:12 van de Algemene plaatselijke verordening Wijchen, betreffende de afstand van beplanting tot een particuliere perceelsgrens, luidt als volgt:
“De plantafstand, zoals bedoeld in het tweede lid van artikel 42 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, bedraagt voor beplantingen welke worden aangebracht langs de grenslijn van een anders erf:
a. voor bomen 0,50 meter te rekenen vanaf het midden van de voet van de boom;
b. voor heesters en heggen 0,30 meter.”

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser in conv/verw in reconv] vordert, kort gezegd, dat de voorzieningenrechter [gedaagden in conv/eisers in reconv] zal verbieden over te gaan tot executie van de door hen aangezegde dwangsommen, althans deze executie voor onbepaalde tijd te schorsen en geschorst te houden, met veroordeling van [gedaagden in conv/eisers in reconv] in de proceskosten.
3.2.
[eiser in conv/verw in reconv] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagden in conv/eisers in reconv] misbruik maken van hun bevoegdheid het vonnis ten uitvoer te leggen en hij betwist dat hij in strijd heeft gehandeld met de veroordelingen om de strook grond vrij te houden (behalve op 4 januari 2024) en de leibomen te verwijderen c.q. in te korten.
3.3.
[gedaagden in conv/eisers in reconv] voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagden in conv/eisers in reconv] vorderen dat de voorzieningenrechter,
I) [eiser in conv/verw in reconv] versterkt met een dwangsom zal veroordelen om over te gaan tot verwijdering van de beplanting die door [eiser in conv/verw in reconv] voor het raam van [gedaagden in conv/eisers in reconv] is geplant en zich te onthouden van het aanbrengen van welke beplanting of werken dan ook voor dit raam die het ongehinderd binnentreden van daglicht in de woning van [gedaagden in conv/eisers in reconv] zal belemmeren,
II) [eiser in conv/verw in reconv] versterkt met een dwangsom zal veroordelen om over te gaan tot inkorting van de beplanting die door [eiser in conv/verw in reconv] binnen de verboden zone van artikel 5:42 BW voor de vrijstaande scheidsmuur van [gedaagden in conv/eisers in reconv] is geplant en het ingekort houden daarvan, zodat deze beplanting de hoogte van deze muur niet overschrijdt,
III) [eiser in conv/verw in reconv] zal verbieden over te gaan tot executie van de door hem aangezegde dwangsommen, althans deze executie voor onbepaalde tijd te schorsen en geschorst te houden,
met veroordeling van [eiser in conv/verw in reconv] in de proceskosten.
3.6.
[gedaagden in conv/eisers in reconv] leggen aan hun vordering ten grondslag dat de bamboe binnen 2 meter althans 50 centimeter van de erfgrens is geplant en daarom op de voet van art. 5:42 BW moet worden verwijderd. Bovendien belemmert de bamboe de lichtinval. [eiser in conv/verw in reconv] is daarom volgens art. 5:37 BW gehouden om de beplanting voor het raam te verwijderen en om voor het raam geen andere beplanting of werk aan te brengen. De beplanting moet gelet op art. 5:42 BW in ieder geval worden ingekort tot de hoogte van de scheidsmuur, aldus [gedaagden in conv/eisers in reconv] .
De executie van dwangsommen door [eiser in conv/verw in reconv] moet worden verboden althans geschorst, omdat in de opening in de muur een kozijn is geplaatst met daarin melkglas en [gedaagden in conv/eisers in reconv] zodoende niet in strijd handelen met hun veroordeling in vonnis van 21 januari 2020.
3.7.
[eiser in conv/verw in reconv] voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op de beiderzijds in gang gezette executie van dwangsommen bestaat zowel in conventie als in reconventie voldoende spoedeisend belang bij de behandeling van de vorderingen in kort geding. Inhoudelijk geldt het volgende.
in conventie
Misbruik van recht?
4.2.
Volgens [eiser in conv/verw in reconv] levert de (verdere) tenuitvoerlegging van het vonnis van 9 maart 2018 misbruik van bevoegdheid op en moet deze executie daarom worden geschorst. Hij baseert dit erop dat [gedaagden in conv/eisers in reconv] het relevante heersende erf, [perceel 2] , niet zelf bewonen en zelf geen gebruik (hoeven) maken van de erfdienstbaarheid. De tenuitvoerlegging van de veroordeling om de strook grond vrij te houden wordt alleen ingezet om de verhouding met [eiser in conv/verw in reconv] op scherp te zetten en het conflict te voeden, aldus [eiser in conv/verw in reconv] .
4.3.
Zoals zij opwerpen zijn [gedaagden in conv/eisers in reconv] gehouden aan de huurder het ongestoorde genot van het gehuurde te verschaffen. Daartoe dient ook het onbelemmerde gebruik van de erfdienstbaarheid te worden gerekend. De executie strekt ertoe dit gebruik te waarborgen. Niet in geschil is dat de huurder de strook grond daadwerkelijk gebruikt. Dan kan niet worden gezegd dat de executie geen ander doel heeft dan [eiser in conv/verw in reconv] te schaden, cq. wordt gebruikt voor een ander doel dan waarvoor zij is verleend of vanwege onevenredige benadeling onredelijk is. Iets anders is of [eiser in conv/verw in reconv] daadwerkelijk heeft gehandeld in strijd met de veroordeling. In dat verband is het volgende van belang.
4.4.
Anders dan [eiser in conv/verw in reconv] opmerkt gaat het er nu niet om of hij het recht van erfdienstbaarheid (dat wordt uitgeoefend op de minst bezwarende wijze) heeft belemmerd of verstoord, maar om de vraag of hij in strijd heeft gehandeld met de daarop gebaseerde rechterlijke veroordeling en daarom de dwangsommen heeft verbeurd die [gedaagden in conv/eisers in reconv] hebben aangezegd. Naast de veroordeling om de strook grond vrij te houden (2.2.) gaat het ook om de veroordeling om de leibomen te verwijderen c.q. in te korten (2.3.). Deze onderwerpen komen hierna afzonderlijk aan de orde.
Heeft [eiser in conv/verw in reconv] de strook grond vrijgehouden?
4.5.
[eiser in conv/verw in reconv] heeft geen concrete aanknopingspunten ervoor geboden dat foto’s die [gedaagden in conv/eisers in reconv] hebben aangedragen ter onderbouwing van hun stelling dat [eiser in conv/verw in reconv] de strook grond niet heeft vrijgehouden zijn gemanipuleerd of geënsceneerd. Daarom wordt in dit kort geding van de authenticiteit van deze beelden uitgegaan.
4.6.
[eiser in conv/verw in reconv] is kort gezegd en voor zover hier van belang veroordeeld om de strook grond vrij te houden, zodat [perceel 2] onbelemmerd gebruik kan maken van de erfdienstbaarheid van weg. Tot deze strook behoort niet de border aan de zuidzijde van de beklinkerde weg.
4.7.
Op foto’s van 16, 20 en 29 augustus, 1 september, 18, 20 en 23 oktober en 14 november 2023 is te zien dat een picknicktafel en een pallet op zijn kant in de border staan, maar voor een deel ook op de bestrate weg, dat een pallet aan de andere zijde op de bestrate weg op zijn kant tegen de schutting aan staat en dat een kruiwagen in de lengterichting tegen de border aan staat. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan niet worden gezegd dat [eiser in conv/verw in reconv] de strook zodoende niet vrij heeft gehouden, zoals in de veroordeling is bedoeld. De weg is 2,14 meter breed en van die breedte zijn hooguit enkele decimeters niet te benutten geweest. Het gebruik van de weg is hierdoor niet wezenlijk belemmerd. Dat iemand feitelijk last heeft gehad van de ‘obstakels’ hebben [gedaagden in conv/eisers in reconv] niet gesteld. In ieder geval betreft het voorshands een handelen in strijd met de letterlijke tekst van de veroordeling dat van zo geringe betekenis is dat daarmee in redelijkheid geen dwangsommen zijn verbeurd (vergelijk HR 20 mei 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1367, r.o. 4.4.).
4.8.
Voor de situatie op de foto’s van 23, 25, 26, 27, 28, 29, 30, en 31 december 2023 en 1 en 2 januari 2024 is dit duidelijk anders. Daarop is te zien dat er bouwmaterialen op de weg liggen en dat daar op 2 januari 2024 ook een keukentrapje of werktafeltje staat, op zodanig wijze dat de weg voor meer de helft van de breedte niet meer begaanbaar is. Aldus is de weg niet vrijgehouden op zodanige wijze dat de erfdienstbaarheid van weg onbelemmerd kan worden gebruikt.
4.9.
[eiser in conv/verw in reconv] heeft in dit verband opgeworpen dat het materiaal niet door hem is achtergelaten maar door medewerkers van een aannemer, dat het materiaal vanuit de border op de weg is gewaaid en dat hij in de betreffende periode op vakantie was en dus niet op naleving van de veroordeling heeft kunnen toezien. Dit staat aan het verbeuren van dwangsommen niet in de weg. Het handelen van derden (tijdens zijn vakantie) moet als uitgangspunt worden toegerekend aan [eiser in conv/verw in reconv] en komt voor zijn rekening en risico. Hij heeft zeggenschap over dit handelen en kan daarover met de derde afspraken maken (over vrijwaring voor eventueel verbeurde dwangsommen). Dat dit hier anders zou moeten zijn heeft [eiser in conv/verw in reconv] onvoldoende toegelicht. Bovendien was [eiser in conv/verw in reconv] volgens de boekingsbevestiging op 26 december 2023 weer in Nederland en heeft hij toen kennelijk niet zelf wat aan de situatie gedaan. Dat het materiaal vanuit de border op de weg zou zijn gewaaid komt onwaarschijnlijk voor. Het betreft onder meer dakbedekking en lange stroken metaal waarop de wind doorgaans niet veel vat heeft. In dit kort geding kan hiervan dus niet worden uitgegaan.
4.10.
Verder acht [eiser in conv/verw in reconv] met de foto’s niet aangetoond dat de situatie tussentijds onveranderd was, waarmee hij wil betogen dat hooguit op de dag waarop de foto’s zijn genomen dwangsommen zijn verbeurd. Dat verweer slaagt nu niet. De foto’s tonen duidelijk een bestendige situatie en [eiser in conv/verw in reconv] heeft niet concreet gemaakt dat er tussentijds daadwerkelijk iets wezenlijks is gewijzigd. Over alle 11 dagen in de periode van 23 december 2023 tot en met 2 januari 2024 zijn dus de aangezegde dwangsommen verbeurd. Dat over de situatie niet is geklaagd doet hieraan niet af, nu dit volgens de veroordeling voor verbeuren geen vereiste is.
4.11.
[eiser in conv/verw in reconv] heeft erkend dat hij op 4 januari 2024 heeft gehandeld in strijd met de veroordeling en dus de dwangsom heeft verbeurd.
Heeft [eiser in conv/verw in reconv] de leibomen verwijderd c.q. ingekort?
4.12.
[eiser in conv/verw in reconv] is kort gezegd veroordeeld om de leibomen voor het raam te verwijderen en de leibomen voor de vrijstaande scheidsmuur zodanig in te korten en ingekort te houden dat zij de hoogte van die muur niet overschrijden.
4.13.
Niet in geschil is dat [eiser in conv/verw in reconv] alle leibomen ter plaatse heeft verwijderd. Uitgangspunt is dan dat hij aan de veroordeling heeft voldaan.
4.14.
Volgens [gedaagden in conv/eisers in reconv] is dat toch niet zo, omdat [eiser in conv/verw in reconv] , in plaats van de leibomen, bamboe heeft geplant, die inmiddels voor het raam en boven de muur uit groeit. Zodoende heeft hij gehandeld in strijd met de ratio die aan de veroordeling ten grondslag ligt, namelijk het verbod lichtinval door het raam te onthouden (art. 5:3 BW) en beplanting nabij de erfgrens boven de scheidsmuur uit te laten komen (art. 5:42 BW), aldus [gedaagden in conv/eisers in reconv] . Dit is naar voorlopig oordeel een te verstrekkende uitleg van de veroordeling. [gedaagden in conv/eisers in reconv] lezen in feite de wettelijke norm in de veroordeling in. Deze veroordeling is echter een toepassing van die norm in het concrete geval. Bij deze veralgemenisering doemen, gelet op r.o. 4.11. van het vonnis van 21 januari 2020, vragen op als ‘Belemmert de bamboe in dezelfde onrechtmatige mate als de leibomen de lichtinval?’ en ‘Hoe valt de beoordeling uit, gegeven de nu wel gestelde, van art. 5:42 BW afwijkende regels uit de APV?’. Voor [eiser in conv/verw in reconv] zou met deze uitleg onvoldoende voorzienbaar zijn welk doen of laten precies tot het verbeuren van dwangsommen zou leiden. In verband met de leibomen zijn dus geen dwangsommen verbeurd.
Resumé
4.15.
Gelet op het voorgaande zal de executie van dwangsommen wel worden verboden, maar slechts ten aanzien van de aangezegde perioden 16 augustus 2023 tot en met 29 augustus 2023, 1 september 2023 en 18 oktober 2023 tot en met 14 november 2023 (allen ter zake van de erfdienstbaarheid van weg) alsmede 16 augustus 2023 tot op heden (ter zake van de leibomen). Het meer of anders gevorderde is niet toewijsbaar.
4.16.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in reconventie
Illegale beplanting?
4.17.
In geschil is in de eerste plaats of de bamboe ter plaatse moet worden gekwalificeerd als boom of heester, hetgeen van belang is voor de minimale afstand van de beplanting tot de erfgrens. Aan [gedaagden in conv/eisers in reconv] kan, aan de hand van de foto’s die zij hebben overgelegd, worden toegegeven dat de bamboe hoog is opgeschoten. Het gaat echter om schriele scheuten die eenvoudig kunnen worden gesnoeid en die meteen vanuit de bodem opkomen zonder een wezenlijke stam te vormen. De bamboe is dan ook naar voorlopig oordeel een heester.
4.18.
Uit de vierde foto van productie 7 van [eiser in conv/verw in reconv] volgt genoegzaam dat de voet van de bamboe op ten minste 30 centimeter van de muur is geplant. Daarmee is voldaan aan de norm in de APV, die voor gaat op de norm van art. 5:42 lid 2 BW, zoals volgt uit laatstgenoemde bepaling. Voor deze beoordeling is dan verder niet relevant of de muur tegen de erfgrens aan is gebouwd, zoals [gedaagden in conv/eisers in reconv] menen, of dat deze grens 12 centimeter achter het begin van de muur loopt, zoals [eiser in conv/verw in reconv] heeft bepleit. Verwijdering van de beplanting omdat deze te dicht op de erfgrens staat is niet aan de orde.
4.19.
Niet in geschil is dat [eiser in conv/verw in reconv] , gelet op zijn wettelijke verplichting niet op onrechtmatige wijze licht te onthouden in de zin van art. 5:37 BW, gehouden is de beplanting voor het raam van [gedaagden in conv/eisers in reconv] te verwijderen en verwijderd te houden en ook om daar geen andere obstakels te plaatsen. De bamboe onder het raam hoeft dus niet integraal te worden verwijderd maar moet zodanig worden gesnoeid en gesnoeid gehouden dat deze niet voor het raam groeit. [eiser in conv/verw in reconv] zal tot nakoming van deze verplichting worden veroordeeld. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
4.20.
Nu [eiser in conv/verw in reconv] de minimale afstand tot de scheidsmuur in acht heeft genomen, is hij niet gehouden de beplanting (bamboe) op de voet van art. 5:42 lid 3 BW in te korten en ingekort te houden tot de hoogte van die muur. Een daartoe strekkende veroordeling is dus niet aan de orde.
Openingen in de muur?
4.21.
[gedaagden in conv/eisers in reconv] zijn veroordeeld om hun muur tegenover de garage van [eiser in conv/verw in reconv] van een of meer openingen te voorzien, ter grootte van de raampjes van die garage, zodanig dat daardoor het daglicht ongehinderd kan binnentreden, echter onder de voorwaarde dat [eiser in conv/verw in reconv] de raampjes van zijn garage tevoren van ondoorzichtig glas heeft voorzien en hij [gedaagden in conv/eisers in reconv] daarvan bewijs door middel van een foto heeft verschaft, waarna [gedaagden in conv/eisers in reconv] binnen zeven dagen die opening(en) zullen moeten maken.
4.22.
Niet in geschil is dat [gedaagden in conv/eisers in reconv] destijds tijdig aan deze veroordeling hebben voldaan. Zij hebben ter zitting erkend dat [eiser in conv/verw in reconv] hun bij e-mail van 7 februari 2020 een foto van zijn raampjes heeft gestuurd, hebben toen geen bezwaar gemaakt tegen de wijze waarop [eiser in conv/verw in reconv] blijkens die foto de raampjes van zijn garage ondoorzichtig heeft gemaakt en hebben hun muur laten verwijderen voor zover deze voor de raampjes was gebouwd (productie 11 van [gedaagden in conv/eisers in reconv] ). Het geschil spitst zich in dit verband toe op de vraag of [gedaagden in conv/eisers in reconv] , door naderhand, omstreeks 27 januari 2024, in dit gat in hun muur een kozijn te laten plaatsen met daarin melkglas, nog steeds aan de veroordeling voldoen. Het komt dan aan op uitleg van de veroordeling. In dat verband is het volgende van belang.
4.23.
Uit overweging 4.9. van het vonnis van 21 januari 2020 volgt dat de veroordeling erop is gebaseerd dat [gedaagden in conv/eisers in reconv] [eiser in conv/verw in reconv] het licht in zijn garage niet geheel mogen ontnemen in de zin van art. 5:37 BW en dat voldoende voor het ongedaan maken van deze onrechtmatige hinder is dat er openingen in de muur worden gemaakt waardoor daglicht ongehinderd in de garage kan binnentreden. Duidelijk is dus dat de situatie moest ontstaan waarin op de raampjes van [eiser in conv/verw in reconv] daglicht zou vallen als ware er door [gedaagden in conv/eisers in reconv] geen muur voor gezet en dat met het oog daarop openingen in de muur moesten worden gemaakt. Tegen deze achtergrond moet nog wel toelaatbaar worden geacht dat de opening in de muur met een kozijn wordt afgewerkt. Door (melk)glas in dat kozijn te plaatsen is echter van een opening in de muur geen sprake meer en wordt de inval van daglicht op de raampjes van [eiser in conv/verw in reconv] gehinderd. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat haar met behulp van Google, waarvoor partijen ter zitting toestemming hebben verleend, is gebleken dat melkglas minder licht doorlaat dan gewoon glas en dus het binnentreden van licht hindert, zeker in vergelijking met de situatie dat sprake is van een opening zonder glas. Zie bijvoorbeeld https://www.tuinmaximaal.be/blog/post/glas-of-polycarbonaat-als-daktype#:~:text=6.,%2Drelax%20polycarbonaat%20(47%25) waar is vermeld: “De lichtdoorlatendheid geeft het percentage licht aan dat door het glas of kunststof wordt doorgelaten. Helder glas laat het meeste licht door met 88%, gevolgd door helder polycarbonaat (70%), melkglas (63%), opaal polycarbonaat (55%) en IQ-relax polycarbonaat (47%).”
4.24.
[gedaagden in conv/eisers in reconv] hebben dus vanaf 27 januari 2024 niet meer aan de veroordeling voldaan en zijn dan ook sindsdien dwangsommen gaan verbeuren. Het gevorderde verbod om deze dwangsommen te executeren is dus niet toewijsbaar. Voor de subsidiaire vordering tot schorsing van de executie als zodanig hebben [gedaagden in conv/eisers in reconv] geen afzonderlijke gronden gesteld. Ook deze vordering is niet toewijsbaar.
4.25.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
verbiedt [gedaagden in conv/eisers in reconv] over te gaan tot executie van de door hen aangezegde dwangsommen, echter alleen voor zover het de aangezegde perioden 16 augustus 2023 tot en met 29 augustus 2023, 1 september 2023 en 18 oktober 2023 tot en met 14 november 2023 (allen ter zake van de erfdienstbaarheid van weg) alsmede 16 augustus 2023 tot op heden (ter zake van de leibomen) betreft,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5.
veroordeelt [eiser in conv/verw in reconv] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de bamboe voor het raam van [gedaagden in conv/eisers in reconv] te verwijderen op zodanige wijze als omschreven in 4.19, en zich te onthouden van het aanbrengen van welke beplanting of werken dan ook voor dit raam die het ongehinderd binnentreden van daglicht in de woning van [gedaagden in conv/eisers in reconv] belemmert,
5.6.
veroordeelt [eiser in conv/verw in reconv] om aan [gedaagden in conv/eisers in reconv] een dwangsom te betalen van € 10,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 5.5. bedoelde hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.7.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.8.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2024.