Uitspraak
_________________________________________________________________ _
[verweerder 2]
1.De procedure
bewust onjuist(=vals) zijn vervaardigd op grond waarvan u, althans de heer [verweerder 1] , een absoluut ontoelaatbare situatie thans gerechtvaardigd denkt te kunnen doen lijken (..)
3.Het geschil, de vordering en de (voorwaardelijke) tegenvordering
(1)de verwijdering van de overbouw en subsidiair schadevergoeding, daarnaast
(2)aanpassing van de waterafvoer van [verweerders] (op de foto weergegeven door middel van een lichtblauwe lijn), zodanig dat deze niet meer afwatert op de eigendom van [eiser] .
(3)de verwijdering althans aanpassing van de voor zijn garage gebouwde muur, nu deze het licht in die garage volledig ontneemt.
(4)primair de opheffing van de erfdienstbaarheid op de voet van artikel 5:79 BW. Letterlijk vordert [eiser] voor recht te verklaren dat die erfdienstbaarheid wordt opgeheven. Subsidiair vordert [eiser] een verklaring voor recht dat het gebruik van de erfdienstbaarheid beperkt dient te worden.
(5)primair dat [verweerders] het raam in de zuidgevel verwijdert en, subsidiair, permanent ondoorzichtig maakt.
(1a)een verklaring voor recht dat door verjaring een erfdienstbaarheid van overbouw is ontstaan. Indien mocht blijken dat [eiser] gerechtigd is afbraak te vorderen van de overbouw, vordert [verweerders] op de voet van artikel 5:54 BW
(1b)de veroordeling van [eiser] om mee te werken aan het verlenen van een dergelijke erfdienstbaarheid.
(2)de verwijdering van de onder 2.8 genoemde leibomen; voor zover deze naast de scheidsmuur staan: tot de hoogte van die muur.
(3)[eiser] medewerking verleent tot het vestigen van een erfdienstbaarheid tot het dulden van een goot boven zijn perceel ten behoeve van de afwatering van de dakconstructie van [verweerders]
4.De beoordeling van de vordering en de (voorwaardelijke) tegenvordering
situatie” de parallellie met de noordelijke zijde van de garage wél is gehandhaafd doet daar niet aan af. Dat kan immers goed op de begane grond betrekking hebben.
oudedakconstructie. Het is dan de vraag of de nieuwe dakconstructie – die iets breder dan de oude is – ook geacht mag worden door een dergelijke erfdienstbaarheid te worden gedekt. Gelet op rechtsoverweging 4.1 hoeft die vraag in feite geen behandeling meer. Tussen partijen bestaat immers al een verbintenisrechtelijk beletsel voor afbraak van de overbouw. Artikel 747 oud BW heeft echter ook tot gevolg dat, indien aan de vereisten van dat artikel is voldaan, alle zichtbare en voortdurende burenrechtelijke strijdigheden tussen de woningen op de beide percelen door een erfdienstbaarheid worden gelegaliseerd.