ECLI:NL:RBGEL:2024:4179

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
AWB-22_1270
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstand Participatiewet wegens niet voldoen aan identificatieplicht

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Gelderland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet (Pw). De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Elburg afgewezen op 18 augustus 2021, en het college bleef bij deze afwijzing na het indienen van bezwaar door eiseres. De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2023 behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde waren niet aanwezig. De rechtbank heropende het onderzoek en behandelde het beroep opnieuw op 24 mei 2024.

Eiseres, die samenwoont met haar partner, had een aanvraag ingediend voor bijstand naar de norm van een alleenstaande. Het college stelde echter vast dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding, wat betekent dat de aanvraag beoordeeld moest worden naar de norm voor gehuwden. Eiseres en haar partner hebben niet voldaan aan de inlichtingenplicht, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De rechtbank concludeert dat eiseres en haar partner niet de benodigde informatie hebben verstrekt, en dat het college terecht de aanvraag heeft afgewezen.

De rechtbank benadrukt dat eiseres en haar partner meerdere keren zijn uitgenodigd voor gesprekken met het college, maar niet zijn verschenen. Dit heeft het college belemmerd in het leveren van maatwerk en het vinden van een oplossing. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de bijstandsaanvraag, zonder terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/1270

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Oukil),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Elburg, het college

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet (Pw).
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 18 augustus 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 25 januari 2022 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het college deelgenomen. Vervolgens is het onderzoek gesloten.
1.4.
Bij brief van 17 oktober 2023 heeft de gemachtigde van eiseres verzocht om de zitting van 18 oktober 2023 uit te stellen en een nieuwe zittingsdatum in te plannen. Het verzoek tot uitstel heeft de rechtbank pas na de zitting bereikt. De rechtbank heeft het beroep op de zitting van 18 oktober 2023 behandeld in afwezigheid van eiseres en de gemachtigde van eiseres. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek tot uitstel tijdig is verstuurd en een reden bevat die tot toewijzing van het uitstelverzoek zou hebben geleid. Om die reden heeft de rechtbank het onderzoek op de zitting heropend zodat het beroep op een (nadere) zitting van de enkelvoudige kamer kan worden behandeld.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 24 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres is woonachtig op [locatie] te [plaats]. Volgens de Basisregistratie Personen (BRP) staat de partner van eiseres, de heer [persoon A] (hierna: partner), vanaf 3 november 2021 ingeschreven op hetzelfde adres.
2.1.
Op 19 mei 2021 heeft eiseres een aanvraag ingediend om bijstand naar de norm van een alleenstaande.
2.2.
Bij brief van 20 mei 2021 heeft het college eiseres uitgenodigd voor een gesprek op 27 mei 2021. Het college heeft eiseres verzocht bewijsstukken mee te nemen naar het gesprek, zoals vermeld in de checklist bewijsstukken.
2.3.
In het Rapport Participatiewet Periodiek van 12 augustus 2021 wordt vermeld dat tijdens het gesprek op 27 mei 2021 is gebleken dat de partner bij eiseres verblijft. Volgens het rapport is dit door eiseres zelf verklaard. De partner staat niet officieel ingeschreven op het adres van eiseres, en volgens het rapport wil hij dit ook niet doen.
2.4.
In een e-mail van 7 juni 2021 heeft de consulent sociaal domein aan eiseres bericht dat zij en haar partner een gezamenlijke huishouding voeren en dat de consulent voor de beoordeling van de aanvraag ook de gegevens van de partner moet opvragen.
2.5.
Bij brief van 7 juni 2021 heeft het college zowel eiseres als haar partner verzocht om de nog ontbrekende gegevens uiterlijk 15 juni 2021 in te leveren. Beiden worden (opnieuw) uitgenodigd voor een gesprek op 15 juni 2021.
2.6.
Eiseres en haar partner hebben het gesprek op 15 juni 2021 afgezegd omdat zij eerst in gesprek moeten met de woningstichting over de inwoning van de partner. Het college heeft hen verzocht voor 28 juni 2021 te laten weten wanneer het gesprek wel kan plaatsvinden. Eiseres en haar partner dienen alle eerder genoemde bewijsstukken mee te nemen bij dit (nog in te plannen) gesprek.
2.7.
Eiseres en haar partner hebben niet gereageerd en ook geen aanvullende gegevens verstrekt, zoals gevraagd in de eerdere brieven met hersteltermijn. Het college heeft eiseres en haar partner nog éénmaal de gelegenheid geboden de aanvraag toe te lichten en de gevraagde bewijsstukken in te leveren. Eiseres en haar partner zijn opnieuw uitgenodigd voor een gesprek op 3 augustus 2021. Uit het Rapport Participatiewet Periodiek van 12 augustus 2021 blijkt dat eiseres alleen op het gesprek op 3 augustus 2021 is verschenen. Eiseres heeft verklaard dat zij haar partner niet zover krijgt dat hij op welke manier dan ook wil meewerken aan inschrijving in de BRP of aan de informatieverstrekking in verband met de bijstandsaanvraag.
2.8.
Het college is hierna overgegaan tot de besluitvorming zoals vermeld onder het kopje “Inleiding”. In het bestreden besluit overweegt het college – kort samengevat – dat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld omdat niet is voldaan aan de inlichtingenplicht van artikel 17 van de Pw.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het college terecht de aanvraag van eiseres om bijstand heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Hebben eiseres en haar partner recht op bijstand?
5. Eiseres heeft – kort samengevat – aangevoerd dat zij en haar partner de inlichtingenplicht niet hebben geschonden. Zij hebben alle informatie, die zij hebben, met het college gedeeld. Eiseres is slachtoffer van de toeslagenaffaire. Als gevolg hiervan hebben zij en haar partner schulden opgebouwd. Hierdoor hebben zij het vertrouwen in de overheid verloren, waarna haar partner zich overal heeft uitgeschreven. Haar partner is hierdoor niet in bezit van een identiteitsdocument of bankrekening, geniet geen inkomen, staat niet ingeschreven in de BRP, heeft geen huurovereenkomst en geen vermogen. CJIB- en ziekenfondsgegevens konden ten tijde van de bijstandsaanvraag voor de partner niet worden opgevraagd, omdat hij niet staat ingeschreven in de BRP. In bezwaar is een brief van de Belastingdienst van 1 december 2021 overgelegd waarin wordt aangegeven dat er voor 2020 geen inkomensgegevens staan geregistreerd voor de partner. Dat haar partner nergens staat ingeschreven, was volgens eiseres al bekend bij het college.
Haar partner staat pas sinds kort weer ingeschreven in de BRP, waardoor het mogelijk is om verschillende documenten aan te vragen, zich in te schrijven en toeslagen aan te vragen. Zo is er een DigiD-aanvraag voor haar partner ingediend. Eiseres heeft nieuwe documenten bijgevoegd die pas recent konden worden opgevraagd. Hiermee wordt volgens haar aangetoond dat deze documenten niet eerder bestonden, en daarom ook niet eerder konden worden ingediend. Deze documenten zijn een brief van het college van 4 november 2021 inzake de inschrijving van haar partner in de BRP per 3 november 2021, een polisblad van Zilveren Kruis van haar partner met als ingangsdatum 3 november 2021 (en geldig tot en met 31 december 2022), en een brief van de Belastingdienst van 16 december 2021 waaruit blijkt dat haar partner sinds 1 december 2021 de toeslagenpartner is van eiseres.
5.1.
In zijn verweerschrift blijft het college – kort samengevat – bij het bestreden besluit. Omdat eiseres en haar partner bij elkaar wonen en een gezamenlijke huishouding voeren, moet de aanvraag om bijstand beoordeeld worden als een aanvraag naar de norm voor gehuwden. Op zowel eiseres als haar partner rust daarom de verantwoordelijkheid en verplichting om alle inlichtingen te verstrekken en medewerking te verlenen die nodig is voor bijstand. Hoewel het college eiseres en haar partner meerdere hersteltermijnen heeft geboden, om te verschijnen op gesprek en de gevraagde documenten te overleggen, hebben zij niet voldaan aan de inlichtingenplicht zodat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
5.2.
De rechtbank stelt voorop dat het hier gaat om een afwijzing van een aanvraag om bijstand. De te beoordelen periode loopt van 19 mei 2021, de datum waarop eiseres zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen, tot en met 18 augustus 2021, de datum van het primaire besluit.
5.3.
Volgens vaste rechtspraak moet een aanvrager in het algemeen de feiten en omstandigheden aannemelijk maken die leiden tot inwilliging van de aanvraag. In dat kader dient de aanvrager de nodige duidelijkheid te verschaffen en volledige openheid van zaken te geven. Vervolgens is het aan de bijstand verlenende instantie om in het kader van haar onderzoeksplicht deze inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren. [1] Indien de betrokkene niet aan de wettelijke medewerkingsplicht voldoet, is dit een grond voor weigering van de bijstand indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of de betrokkene recht op bijstand heeft.
5.4.
De rechtbank stelt allereerst vast dat niet in geding is dat de partner in de periode in geding samenwoonde met eiseres, zodat er sprake is van een gezamenlijke huishouding.
5.5.
Voor zover eiseres heeft aangevoerd dat zij wel heeft voldaan aan de inlichtingenplicht, zodat het college aan haar bijstand moet toekennen naar de norm van een alleenstaande, is de rechtbank van oordeel dat hier – zoals het college terecht heeft gesteld – geen grondslag voor bestaat, en eiseres heeft ook geen grondslag genoemd waarop wel bijstand naar de norm van een alleenstaande zou kunnen worden toegekend. Deze grond slaagt daarom niet.
5.6.
Eiseres heeft daarnaast – ter zitting – gesteld dat het college enerzijds uitgaat van een gezamenlijke huishouding, zodat het college er volgens haar ook vanuit moet gaan dat haar partner bestaat. Anderzijds zegt het college dat het bij gebrek aan stukken niet weet of haar partner wel bestaat. Volgens eiseres is dit tegenstrijdig.
Naar het oordeel van de rechtbank is het college op grond van artikel 17, derde lid, van de Pw verplicht om bij de uitvoering van de Pw de identiteit van de belanghebbende vast te stellen aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1º tot en met 3º, van de Wet op de identificatieplicht. De rechtbank stelt vast dat het in deze zaak gaat om een aanvraag om bijstand en dat betekent dat eiseres de inlichtingen moet geven en het college die moet controleren. Als gevolg daarvan moet het college ook de identiteit vaststellen van de persoon met wie eiseres een gezamenlijke huishouding voert, omdat zij gezamenlijk in aanmerking komen voor bijstand. Dat het college op basis van de inlichtingen van eiseres er van uitgaat dat er sprake is van een gezamenlijke huishouding, neemt niet weg dat het college op grond van artikel 17, derde lid, van de Pw de identiteit moet vaststellen van diegene met wie eiseres de gezamenlijke huishouding voert. Om die reden slaagt deze grond van eiseres niet.
5.7.
Eiseres heeft ten slotte aangevoerd dat haar partner de (door het college) gevraagde bewijsstukken niet heeft zodat het college deze stukken dus ook niet kan opvragen.
De rechtbank wil allereerst benadrukken dat zij begrip heeft voor de moeilijke situatie waarin eiseres en haar partner verkeren. Eiseres is een slachtoffer van de toeslagenaffaire waardoor zij en haar partner het vertrouwen in de overheid hebben verloren. De rechtbank kan echter niet anders dan vaststellen dat haar partner zich op eigen initiatief heeft laten uitschrijven uit de BRP, hij geen identiteitsbewijs en geen bankrekening heeft. Als zodanig komt het voor eigen rekening en risico van haar partner dat hij zich niet kan identificeren, waardoor het college niet kan voldoen aan de wettelijke plicht om bij de uitvoering van de Pw de identiteit van de belanghebbende vast te stellen. Het college heeft hierover nog ter zitting toegelicht dat zij heeft geprobeerd toe te werken naar een oplossing, bijvoorbeeld door te kijken naar de mogelijkheid om al bijstand toe te kennen in de aanvraagperiode van het identiteitsbewijs, zonder dat er al feitelijk een identiteitsbewijs is overlegd. Het toewerken naar een oplossing door maatwerk vergt echter ook enige inspanning van de partner. Van hem mag in dit geval minimaal verwacht worden dat hij in gesprek gaat met het college, zodat besproken kan worden wat de (financiële) situatie is, wat nodig is (aan stukken) voor een toekenning en op welke manier het college daarbij kan helpen en mogelijk bijstand kan toekennen in afwachting van de benodigde informatie/stukken. Echter zijn in dit geval eiseres en haar partner meerdere keren uitgenodigd voor een gesprek met het college. Eiseres en haar partner zijn diverse keren niet op de gesprekken verschenen. De partner van eiseres is zelfs geen enkele keer verschenen, ook niet op de hoorzitting in bezwaar. Hierdoor hebben eiseres en haar partner zelf het college de mogelijkheid ontnomen om maatwerk te leveren of mee te kunnen denken over een oplossing. Een toekenning zou in dit geval betekenen dat het college (ook) bijstand toekent aan de partner van eiseres terwijl het college deze partner nog nooit heeft gezien op een gesprek, hij zich ook niet heeft geïdentificeerd en het college geen enkel inzicht heeft in de financiële situatie. Het college heeft daarom terecht de aanvraag om bijstand afgewezen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college terecht de aanvraag van eiseres om bijstand heeft afgewezen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J.H. Boerhof, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.P. Hoenderboom, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 6 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1684.