In deze kansspelzaak heeft de Rechtbank Gelderland op 10 juli 2024 een tussenuitspraak gedaan. De zaak betreft een eisende partij, aangeduid als eiser, die een gedaagde partij heeft aangeklaagd. De gedaagde is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 8 mei 2024 eiser de gelegenheid gegeven om de door hem gestelde domiciliekeuze van gedaagde nader te onderbouwen. Eiser heeft dit gedaan door te verwijzen naar een e-mail van 19 december 2023, waarin een toezegging is gedaan over de betekening van een dagvaarding aan het kantoor van de gedaagde. De rechtbank heeft beoordeeld of deze e-mail voldoet aan de eisen van een schriftelijk aangegane overeenkomst zoals gesteld in artikel 1:15 BW. De rechtbank concludeert dat de e-mail voldoende is om aan te nemen dat er sprake is van een rechtsgeldige domiciliekeuze.
Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat er in verschillende rechtbanken kansspelzaken aanhangig zijn gemaakt die vergelijkbare juridische vragen oproepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er uiteenlopende oordelen zijn over de geldigheid van kansspelovereenkomsten die zijn aangegaan met aanbieders zonder vergunning, en dat er prejudiciële vragen aan de Hoge Raad zijn gesteld. De rechtbank heeft besloten om de verdere beslissing in deze zaak aan te houden totdat de Hoge Raad de prejudiciële vragen heeft beantwoord. Eiser zal daarna de gelegenheid krijgen om op de antwoorden te reageren, waarna de rechtbank zal beslissen. De zaak is verwezen naar de parkeerrol voor 2 oktober 2024 voor mogelijk akte uitlating.