ECLI:NL:RBGEL:2024:4162

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
434219
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in kansspelzaak met prejudiciële vragen over domiciliekeuze en geldigheid van kansspelovereenkomsten

In deze kansspelzaak heeft de Rechtbank Gelderland op 10 juli 2024 een tussenuitspraak gedaan. De zaak betreft een eisende partij, aangeduid als eiser, die een gedaagde partij heeft aangeklaagd. De gedaagde is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 8 mei 2024 eiser de gelegenheid gegeven om de door hem gestelde domiciliekeuze van gedaagde nader te onderbouwen. Eiser heeft dit gedaan door te verwijzen naar een e-mail van 19 december 2023, waarin een toezegging is gedaan over de betekening van een dagvaarding aan het kantoor van de gedaagde. De rechtbank heeft beoordeeld of deze e-mail voldoet aan de eisen van een schriftelijk aangegane overeenkomst zoals gesteld in artikel 1:15 BW. De rechtbank concludeert dat de e-mail voldoende is om aan te nemen dat er sprake is van een rechtsgeldige domiciliekeuze.

Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat er in verschillende rechtbanken kansspelzaken aanhangig zijn gemaakt die vergelijkbare juridische vragen oproepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er uiteenlopende oordelen zijn over de geldigheid van kansspelovereenkomsten die zijn aangegaan met aanbieders zonder vergunning, en dat er prejudiciële vragen aan de Hoge Raad zijn gesteld. De rechtbank heeft besloten om de verdere beslissing in deze zaak aan te houden totdat de Hoge Raad de prejudiciële vragen heeft beantwoord. Eiser zal daarna de gelegenheid krijgen om op de antwoorden te reageren, waarna de rechtbank zal beslissen. De zaak is verwezen naar de parkeerrol voor 2 oktober 2024 voor mogelijk akte uitlating.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/434219 / HZ ZA 24-120
Vonnis van 10 juli 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: eiser,
advocaat: mr. B.Z. Loonstein,
tegen
[gedaagde],
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- het tussenvonnis van 8 mei 2024,
- het B-16 formulier over het bewijs van de domiciliekeuze met als bijgevoegd stuk de e-mail van 19 december 2023,
- de e-mail van 23 mei 2024 van mr. Loonstein,
- het tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Bij tussenvonnis van 8 mei 2024 heeft de rechtbank eiser in de gelegenheid gesteld om de door hem gestelde domiciliekeuze door gedaagde nader te onderbouwen. Dit heeft eiser gedaan. De rechtbank zal hierna beoordelen of gedaagde domicilie heeft gekozen, zodat tegen gedaagde verstek kan worden verleend.
Vervolg verstekverlening - domiciliekeuze
2.2.
Eiser verwijst in het kader van de gestelde domiciliekeuze naar de e-mail van 19 december 2023. De e-mail van 19 december 2023 heeft betrekking op het intrekken van een procedure in hoger beroep door eiser onder de voorwaarde dat een nieuwe dagvaarding aan het adres van [partij 1] en [partij 2] kon worden betekend. In de e-mail zegt [partij 2] toe dat de uit te brengen dagvaarding betekend kan worden aan zijn kantoor [naam kantoor partij 2] .
2.3.
De vraag is of dit een rechtsgeldige domiciliekeuze is in de zin van artikel 1:15 BW waarin de voorwaarde wordt gesteld dat sprake moet zijn van een schriftelijk aangegane overeenkomst. De rechtbank is van oordeel dat de e-mail van 19 december 2023 voldoet aan die voorwaarde en zal hierna uitleggen waarom.
2.4.
In het kader van een schriftelijk aangegane overeenkomst is het van belang dat sprake is van overeenstemming tussen partijen op dit punt. In beginsel volstaat daartoe een schriftelijke ondertekende verklaring van gedaagde zelf dat zij domicilie heeft gekozen aan voormeld kantooradres. Volgens vaste rechtspraak kan ook worden volstaan met een schriftelijke verklaring van een advocaat namens zijn cliënt (gedaagde). Een dergelijke verklaring kan immers worden afgelegd door een daartoe gevolmachtigde vertegenwoordiger (zie in dit verband de uitspraak van de Hoge Raad van 28 november 2003, ECLI:NL:HR:2003:AM2314). Of er namens gedaagde is verklaard zal per geval moeten worden beoordeeld.
2.5.
In dit geval is de toezegging van [partij 2] dat op zijn kantoor betekend kan worden
,waarbij aangegeven wordt dat cliënt akkoord is, voldoende om aan te nemen dat sprake is van een verklaring die namens gedaagde is gedaan. Daarom kan worden aangenomen dat sprake is van een schriftelijke overeenkomst aangaande de domiciliekeuze.
2.6.
Gelet op het voorgaande is de slotsom dat de dagvaarding juist aan gedaagde is betekend, zodat aan gedaagde verstek zal worden verleend.
Inhoudelijke beoordeling – parkeerrol
2.7.
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat er tot op heden de zogenoemde kansspelzaken bij verschillende rechtbanken zijn aangebracht op basis van dagvaardingen die grotendeels overeenstemmen met de dagvaarding in de onderhavige zaak. De te beantwoorden vraag is of het verbod in de Wet op de kansspelzaken (Wok) de strekking heeft om een kansspelovereenkomst, die is aangegaan met en door een partij die zonder vergunning online kansspelen aanbiedt, aan te tasten. Uit de rechtspraak blijkt inmiddels dat er over deze kwestie uiteenlopend is geoordeeld en dat nog vele uitspraken zullen volgen. De rechtbanken Amsterdam en Noord-Holland hebben in een van de bij hen aanhangige zaken in een vonnis het voornemen uitgesproken om de volgende prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen (zie o.a. ECLI:NL:RBNHO:2024:5808):
Had de Wok aanvankelijk de strekking de geldigheid van daarmede strijdige rechtshandelingen aan te tasten?
Zo ja, is die strekking – na aanvankelijk aanwezig geweest te zijn – verloren gegaan onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen en/of gelet op het handhavingsbeleid van de Kansspelautoriteit?
Is een kansspelovereenkomst tussen een in Nederland verblijvende consument en een aanbieder van kansspelen op internet die geen vergunning heeft in de zin van de Wok een nietige overeenkomst in de zin van artikel 3:40 BW?
Maakt het voor de beantwoording van vraag 3 nog uit of de kansspelaanbieder (of een daaraan gelieerde entiteit) voldeed aan de prioriteringscriteria van de Kansspelautoriteit?
Indien het antwoord van vraag 3 bevestigend luidt, welke rechtsgevolgen heeft dat dan? Is een vordering tot terugbetaling van het geleden verlies op grond van de onverschuldigde betaling toewijsbaar?
2.8.
Omdat de beantwoording van deze vragen ook van belang is voor de beslissing in onderhavige zaak zal iedere beslissing in deze zaak worden aangehouden.
2.9.
Nadat de Hoge Raad de vragen in de andere zaak heeft beantwoord, zal eiser de gelegenheid krijgen om op de gegeven antwoorden te reageren. Daarna zal de rechtbank beslissen. De zaak zal worden verwezen naar de parkeerrol voor mogelijk akte uitlating beantwoording prejudiciële vragen.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verwijst de zaak naar de parkeerrol van 2 oktober 2024 voor mogelijk akte uitlating beantwoording prejudiciële vragen,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J.M. Weijnen en in het openbaar uitgesproken op
10 juli 2024.
AK/AW