ECLI:NL:RBGEL:2024:3710

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
424591
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grensgeschil tussen buren over vensters en dakgoot met betrekking tot erfdienstbaarheid en verjaring

In deze zaak, die zich afspeelt in het burenrecht, heeft eiser [eiser in conv/verw in reconv] een vordering ingesteld tegen gedaagden [gedaagden in conv/eisers in reconv] met betrekking tot de aanwezigheid van vensters en een dakgoot die zich nabij de erfgrens bevinden. De rechtbank Gelderland heeft op 19 juni 2024 uitspraak gedaan in deze kwestie. Eiser stelt dat de vensters met nummers 6 en 7 zich binnen twee meter van zijn erfgrens bevinden en uitzicht geven op zijn perceel, wat in strijd is met artikel 5:50 BW. Daarnaast vordert hij dat de dakgoot, die 25 centimeter over zijn perceel steekt, wordt verwijderd of aangepast. Gedaagden betwisten de vorderingen en beroepen zich op verkrijgende verjaring van een erfdienstbaarheid en stellen dat zij de bouwplannen met toestemming van de rechtsvoorganger van eiser hebben gerealiseerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vensters inderdaad binnen de twee-meterregel vallen en dat er geen ingeschreven toestemming is voor deze vensters. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser tot ondoorzichtig maken van de vensters toegewezen, maar de vordering tot verwijdering van de dakgoot afgewezen, omdat gedaagden onevenredig benadeeld zouden worden. In reconventie heeft gedaagde vorderingen ingesteld die onder andere betrekking hebben op het vestigen van een erfdienstbaarheid voor de dakgoot. De rechtbank heeft geoordeeld dat gedaagde recht heeft op deze erfdienstbaarheid, omdat de kosten van verwijdering voor hem onevenredig hoog zouden zijn in vergelijking met de overlast voor eiser. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/424591 / HA ZA 23-395 / 1547
Vonnis van 19 juni 2024
in de zaak van
[eiser in conv/verw in reconv],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conv/verw in reconv] ,
advocaat: mr. R.H.G. Evers te Leusden,
tegen

1.[gedaagde in conv/eiser in reconv sub 1] ,

2.
[gedaagde in conv/eiser in reconv sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna te noemen: gedaagde sub 2 afzonderlijk [gedaagde in conv/eiser in reconv sub 2] en gedaagden gezamenlijk [gedaagden in conv/eisers in reconv] ,
advocaat: mr. D.W. Blokland te Oss.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 november 2023,
- het verkorte proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 27 maart 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser in conv/verw in reconv] is sinds oktober 2021 eigenaar van de woning aan de [adres eiser] . Het perceel van [eiser in conv/verw in reconv] grenst ten westen en ten zuidwesten aan het perceel van [gedaagden in conv/eisers in reconv] , die sinds 30 juli 2004 eigenaar is van de woning aan de [adres gedaagden] . Daarvoor, sinds 4 augustus 1985, woonde de vader van [gedaagde in conv/eiser in reconv sub 2] in de woning. De woning van [eiser in conv/verw in reconv] staat schuin op het perceel en de hoek van de woning staat op of tegen de erfgrens met het perceel van [gedaagden in conv/eisers in reconv]
2.2.
In het dossier bevindt zich een kaart waarop de percelen zichtbaar zijn en waarvan onderstaande afbeelding een uitsnede is. De woning van [eiser in conv/verw in reconv] is hierop aangeduid met [adres eiser] en de woning van [gedaagden in conv/eisers in reconv] met [adres gedaagden] . De blauw gekleurde strook grond behoort in eigendom toe aan [gedaagden in conv/eisers in reconv] De rode stippellijn geeft de kadastrale erfgrens weer.
2.3.
[gedaagden in conv/eisers in reconv] heeft zijn woning in 2006 verbouwd. Daarbij is onder andere de lage uitbouw aan de achterzijde van de woning vervangen en vergroot. Aan de achterzijde zijn twee ramen toegevoegd en aan de zijkant van de woning, aan de zuidkant, zijn een dakkapel en nog een raam toegevoegd. In het dossier bevinden zich twee tekeningen waarop de nieuw toegevoegde ramen aan de achterzijde zijn weergegeven met de nummers 6 en 7 en de nieuw toegevoegde ramen aan de zijkant met de nummers 1, 2 en 4. De ramen 3, 5 en 8 bevinden zich al meer dan twintig jaar (op ongeveer dezelfde plek) in de woning.
Afbeelding 1 verwijderd
Afbeelding 2 verwijderd
Afbeelding 3 verwijderd
2.4.
Tijdens die verbouwing heeft [gedaagden in conv/eisers in reconv] eveneens aan de zijkant van zijn woning, aan de zuidzijde, een nieuwe dakgoot aangebracht. Deze dakgoot steekt gedeeltelijk uit over de oprit van [eiser in conv/verw in reconv] .
2.5.
Op enig moment na 2006 heeft [gedaagden in conv/eisers in reconv] de bestrating tussen zijn woning en die van [eiser in conv/verw in reconv] vervangen met gele tegels, zoals te zien op onderstaande afbeelding die zich eveneens in het dossier bevindt. De gele tegels liggen hierdoor ook op het oranje gearceerde gedeelte, terwijl de klinkers aan de voorzijde doorlopen over het roze gearceerde gedeelte (zoals hierboven aangeduid op de afbeelding onder r.o. 2.2).
Afbeelding 4 verwijderd
2.6.
Sinds 2021 is tussen partijen een aantal geschillen gerezen over het gebruik van hun beider percelen. Partijen zijn er niet in geslaagd daarover een regeling te treffen.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser in conv/verw in reconv] vordert dat de rechtbank – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagden in conv/eisers in reconv] gebiedt om binnen zes weken na dit vonnis de ramen met nummers 6 en 7 te verwijderen en dicht te metselen, althans permanent te blinderen en vast te zetten zodat deze niet meer geopend kunnen worden, althans ondoorzichtig te maken door in de lichtopeningen glas gelaagd met tenminste drie millimeter matte folie aan zowel de binnen- als buitenzijde van het glas te plaatsen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag,
[gedaagden in conv/eisers in reconv] gebiedt om binnen drie maanden na dit vonnis de ramen met nummers 1, 2 en 4 permanent te blinderen, althans ondoorzichtig te maken door in de lichtopeningen glas gelaagd met tenminste drie millimeter matte folie aan zowel de binnen- als buitenzijde van het glas te plaatsen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag,
[gedaagden in conv/eisers in reconv] veroordeelt om binnen zes weken na dit vonnis de dakgoot/daklijsten aan de westzijde van het woonhuis te verwijderen of zodanig aan te passen dat deze niet meer over het perceel van [eiser in conv/verw in reconv] steekt, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag,
[gedaagde in conv/eiser in reconv sub 2] veroordeelt om zich niet meer zonder uitdrukkelijke toestemming van [eiser in conv/verw in reconv] op zijn perceel te begeven, zulks onder last van een dwangsom van € 500,00 per overtreding,
[gedaagde in conv/eiser in reconv sub 2] veroordeelt om zich niet meer zonder uitdrukkelijke toestemming van [eiser in conv/verw in reconv] op zijn perceel te begeven, zulks onder last van een dwangsom van € 500,00 per overtreding,
voor recht verklaart dat [eiser in conv/verw in reconv] rechthebbende (eigenaar) is (dan wel is geworden) van het stuk perceel (oranje gearceerd in de kaart die onder punt 4 van de dagvaarding staat) dat nu nog kadastraal is betrokken bij perceel [perceel 1] ,
voor recht verklaart dat [eiser in conv/verw in reconv] rechthebbende (eigenaar) is (dan wel is geworden) van het stuk perceel (roze gearceerd in de kaart die onder punt 4 van de dagvaarding staat) dat nu nog kadastraal is betrokken bij perceel [perceel 1] ,
bepaalt dat het vonnis als machtiging in de plaats treedt van de toestemming van [gedaagden in conv/eisers in reconv] , zodat dit vonnis door inschrijving in de registers kan dienen ter nadere duiding van de juridische erfgrens alsook ter wijziging van de (foutief geregistreerde) kadastrale grens opdat de litigieuze stukjes grond ook notarieel en kadastraal bij perceel [perceel 2] kan worden betrokken,
[gedaagden in conv/eisers in reconv] , zoveel mogelijk hoofdelijk, veroordeelt tot betaling van de proceskosten.
3.2.
Aan zijn vordering tot verwijdering van de ramen legt [eiser in conv/verw in reconv] ten grondslag dat deze zich binnen twee meter van zijn erfgrens bevinden en dat deze uitzicht geven op zijn erf. [eiser in conv/verw in reconv] stelt verder dat de dakgoot 25 centimeter uitsteekt over zijn perceel. Daarnaast heeft [gedaagden in conv/eisers in reconv] diverse malen zonder toestemming zijn perceel betreden, zodat nu een gebod moet volgen (tweemaal gevorderd onder 4 en 5). Ter onderbouwing van de verklaring voor recht verwijst [eiser in conv/verw in reconv] naar de oranje en roze gekleurde gedeeltes op de hierboven onder r.o. 2.2 weergegeven kaart, waarvan hij stelt door een grondruil en vervolgens door verjaring eigenaar te zijn geworden. Volgens hem loopt de kadastrale grens weliswaar volgens de roodgekleurde stippellijn uit die kaart, maar loopt de feitelijke erfgrens evenwijdig aan zijn woning en daarmee schuin. Meer dan twintig jaar geleden is afgesproken dat (de rechtsvoorganger van) [eiser in conv/verw in reconv] het oranje en roze gekleurde stuk grond ruilt – daardoor in eigendom verkrijgt – tegen het geel gekleurde stuk grond, dat (de rechtsvoorganger van) [gedaagden in conv/eisers in reconv] . daardoor in eigendom verkrijgt.
3.3.
[gedaagden in conv/eisers in reconv] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser in conv/verw in reconv] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser in conv/verw in reconv] in de kosten van deze procedure. Hij stelt dat hij de bouwplannen met toestemming van de rechtsvoorganger van [eiser in conv/verw in reconv] heeft gerealiseerd en doet ten aanzien van de ramen en de dakgoot daarnaast een beroep op verkrijgende verjaring van een erfdienstbaarheid. Ook doet hij een beroep op de in artikel 5:50 lid 2 BW genoemde uitzondering, nu zich binnen twee meter van de ramen een muur bevindt. Hij stelt voorts dat geen sprake is van inbreuk op de privacy van [eiser in conv/verw in reconv] dan wel van onrechtmatige hinder. Verder betwist hij dat sprake is van grondruil.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagden in conv/eisers in reconv] vordert dat de rechtbank – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad (waarbij onder 1 wordt verzocht tot afwijzing van de vordering in conventie) en met veroordeling van [eiser in conv/verw in reconv] in de proceskosten:
2. [eiser in conv/verw in reconv] veroordeelt om binnen acht dagen na betekening van dit vonnis medewerking te verlenen aan de vestiging van een erfdienstbaarheid op het overhangende gedeelte van de dakgoot,
3. bepaalt dat, indien [eiser in conv/verw in reconv] niet tijdig voldoet aan de veroordeling sub 2, hij een dwangsom is verschuldigd van € 500,00 per dag,
4. bepaalt dat, indien [eiser in conv/verw in reconv] niet tijdig voldoet aan wat is bepaald in het sub 2 en sub 3 gevorderde, dit vonnis op de voet van artikel 3:300 lid 1 dezelfde kracht heeft als de in een wettige vorm opgemaakte akte van vestiging van een erfdienstbaarheid en op de voet van het bepaalde in artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de notariële akte van de vestiging van de erfdienstbaarheid,
5. [eiser in conv/verw in reconv] veroordeelt om uiterlijk binnen acht na dagen na betekening van dit vonnis de stankoverlast te staken en gestaakt te houden en [eiser in conv/verw in reconv] verbiedt containers met afval onder het slaapkamerraam van [gedaagden in conv/eisers in reconv] te plaatsen, althans [eiser in conv/verw in reconv] gebiedt de containers met afval onder het slaapkamerraam te verwijderen en verwijderd te houden,
6 . bepaalt dat, indien [eiser in conv/verw in reconv] niet tijdig aan de veroordeling sub 5 voldoet hij een dwangsom is verschuldigd van € 500,00 per dag,
7. [eiser in conv/verw in reconv] veroordeelt om binnen acht dagen na betekening van dit vonnis de camera gericht op het slaapkamerraam van [gedaagden in conv/eisers in reconv] te verwijderen en verwijderd te houden,
8 . bepaalt dat indien [eiser in conv/verw in reconv] niet tijdig aan de veroordeling sub 7 voldoet hij een dwangsom is verschuldigd van € 500,00 per dag.
3.6.
Aan zijn vordering tot vestiging van de erfdienstbaarheid legt [gedaagden in conv/eisers in reconv] ten grondslag dat hij onevenredig veel zwaarder wordt benadeeld indien hij in conventie wordt veroordeeld tot wegneming van het uitstekende gedeelte van de dakgoot dan [eiser in conv/verw in reconv] bij handhaving daarvan als bedoeld in artikel 5:54 lid 1 BW. Hij zou dan de gehele dakconstructie moeten wijzigen, terwijl [eiser in conv/verw in reconv] geen overlast ervaart. Verder stelt hij onrechtmatige hinder in de zin van artikel 5:37 BW te ervaren van de containers van [eiser in conv/verw in reconv] , als gevolg waarvan hij immateriële schade lijdt in de vorm van derving van zijn woongenot. Tot slot stelt hij dat [eiser in conv/verw in reconv] onrechtmatig handelt door een camera gericht op het slaapkamerraam van [gedaagden in conv/eisers in reconv] te bevestigen op de woning van [eiser in conv/verw in reconv] , hetgeen tevens zijn privacy schendt als bedoeld in artikel 10 van de Grondwet. Zijn schade bestaat uit de kosten voor de aanschaf van vitrage.
3.7.
[eiser in conv/verw in reconv] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagden in conv/eisers in reconv] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagden in conv/eisers in reconv] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagden in conv/eisers in reconv] in de kosten van deze procedure. [eiser in conv/verw in reconv] betwist dat [gedaagden in conv/eisers in reconv] onevenredig wordt benadeeld door het verwijderen of aanpassen van de dakgoot en zegt voornemens te zijn perceel te gebruiken voor hoge voertuigen. Verder betwist hij dat hij (op dit moment nog) containers plaatst onder het slaapkamerraam van [gedaagden in conv/eisers in reconv] en dat [gedaagden in conv/eisers in reconv] daarvan overlast ondervindt. Tot slot betwist [eiser in conv/verw in reconv] dat de camera aan zijn woning zicht heeft op het slaapkamerraam van [gedaagden in conv/eisers in reconv]
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
Kern van het geschil tussen partijen is de vraag in hoeverre het gebruik dat zij maken van hun percelen inbreuk maakt op het recht van de ander. Partijen hebben diverse vorderingen ingesteld die hierop betrekking hebben. De vorderingen in conventie en in reconventie hangen hierdoor zozeer samen dat deze hierna gezamenlijk zullen worden beoordeeld.
Het ondoorzichtig maken van de ramen
4.2.
Aan zijn onder 1 ingestelde vordering in conventie legt [eiser in conv/verw in reconv] , zo begrijpt althans de rechtbank, artikel 5:50 lid 1 BW ten grondslag. Op grond van die bepaling is het, kort gezegd, niet geoorloofd om binnen twee meter van de grenslijn van een naburig erf vensters te hebben, voor zover deze op dit erf uitzicht geven. Een uitzondering geldt als de eigenaar van het naburige erf vooraf of achteraf toestemming geeft. Wil die toestemming werking hebben ten opzichte van latere verkrijgers, dan moet ze worden ingeschreven (artikel 3:17​ ​sub a​ en ​​artikel 3:24​​ BW). Bij toepassing van de twee-meterregel vindt in beginsel geen belangenafweging plaats; onder omstandigheden staat enkel een beroep op misbruik van bevoegdheid open (vgl. MvA II, Parl. Gesch. ​BW Boek 5​ 1981​​, p.​​ 205 en Hoge Raad 13 juni 2003, ​ECLI:NL:HR:2003:AF5547​).
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de ramen met nummers 1, 2, 4, 6 en 7 in de woning van [gedaagden in conv/eisers in reconv] zich sinds de verbouwing in 2006 binnen twee meter van de erfgrens met het perceel van [eiser in conv/verw in reconv] bevinden en dat deze uitzicht geven op het perceel van [eiser in conv/verw in reconv] . Van de uitzondering waarop [gedaagden in conv/eisers in reconv] zich beroept is geen sprake. Ook als juist is dat voor de verbouwing toestemming is gegeven door de toenmalige eigenaar van de woning aan de [adres gedaagden] , zoals [gedaagden in conv/eisers in reconv] stelt en [eiser in conv/verw in reconv] betwist, staat dit niet in de weg aan een geslaagd beroep op artikel 5:50 lid 1 BW. Gesteld noch gebleken is namelijk dat deze toestemming is ingeschreven in de registers. Deze toestemming heeft daardoor geen werking ten opzichte van [eiser in conv/verw in reconv] als latere verkrijger. Om deze reden gaat de rechtbank ook voorbij aan het aanbod van [gedaagden in conv/eisers in reconv] om de voormalige opzichter van de bouw te horen als getuige. Ook indien hij kan verklaren over de toestemming die de rechtsvoorganger van [eiser in conv/verw in reconv] zou hebben verleend voor de verbouwing, kan dit vanwege het ontbreken van inschrijving niet leiden tot een afwijzing van de vordering.
4.4.
Vanwege het ontbreken van een ingeschreven toestemming kan ook het beroep van [gedaagden in conv/eisers in reconv] op verkrijgende verjaring van een erfdienstbaarheid op grond van – naar de rechtbank aanneemt – artikel 5:72 jo. 3:99 BW niet slagen. Van goede trouw is dan immers geen sprake (artikel 3:23 BW). Daarnaast is niet in geschil dat de ramen met nummers 1, 2, 4, 6 en 7 korter dan twintig jaar geleden zijn aangebracht, zodat een beroep op bevrijdende verjaring op de voet van 3:105 lid 1 BW jo. 3:306 alleen al om die reden evenmin opgaat.
4.5.
Tot slot is geen sprake van een situatie als bedoeld in het tweede lid van artikel 5:50 BW. Op grond van die bepaling kan de nabuur zich niet tegen de aanwezigheid van in dit geval vensters verzetten, indien het uitzicht niet verder reikt dan tot een zich binnen twee meter van die vensters bevindende muur. Deze bepaling berust op de volgende gedachte. Indien een zich op de grond bevindende scheidsmuur van twee meter (vgl. artikel 5:49 lid 1 BW) voldoende is ter bescherming van de privacy, heeft hetzelfde te gelden indien het uitzicht vanaf de vensters niet verder reikt dan tot een zich op of nabij die vensters bevindende muur van zodanige hoogte. Indien deze situatie zich voordoet, is geen sprake meer van een ontoelaatbaar uitzicht op het naburige erf vanaf de vensters (vgl. Hoge Raad 9 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2824).
4.6.
In dit geval is echter geen sprake van een scheidsmuur in de zin van artikel 5:49 lid 1 BW, maar van een buitenmuur van de woning van [eiser in conv/verw in reconv] waarop de vensters met nummers 6 en 7 uitzicht geven. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser in conv/verw in reconv] hierover door [gedaagden in conv/eisers in reconv] onweersproken verklaard dat [gedaagden in conv/eisers in reconv] vanuit de ramen zicht heeft op de woning en het perceel van [eiser in conv/verw in reconv] . Voor die situatie is de uitzondering als bedoeld in artikel 5:50 lid 2 BW niet bedoeld. Voor zover [gedaagden in conv/eisers in reconv] stelt dat de uitzondering van lid 2 ook geldt voor de vensters met nummers 2 en 4 heeft hij dit betoog onvoldoende onderbouwd. Binnen een afstand van twee meter van die vensters bevindt zich immers geen muur, zoals artikel 5:50 lid 2 BW wel vereist.
4.7.
Het voorgaande wordt niet anders in het geval [gedaagden in conv/eisers in reconv] de vensters heeft geplaatst in overeenstemming met een aan hem verleende vergunning. [gedaagden in conv/eisers in reconv] heeft zich niet beroepen op de formele rechtskracht van deze vergunning. Een verleende vergunning vrijwaart de vergunningaanvrager bovendien niet zonder meer van civielrechtelijke aanspraken van derden. Gesteld noch gebleken is dat in dit geval het voorkomen van onrechtmatige inkijk onderdeel is geweest van de beoordeling van die vergunning (vgl. Hoge Raad 21 oktober 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT8823).
4.8.
De conclusie is dat de vorderingen in conventie onder 1 en 2 zullen worden toegewezen, in die zin dat de ramen met nummers 1, 2, 4, 6 en 7 ondoorzichtig gemaakt moeten worden en de ramen met nummers 6 en 7 ook vastgemaakt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser in conv/verw in reconv] immers verklaard dat hij zich kan voorstellen dat [gedaagden in conv/eisers in reconv] daglicht wil en dat het voor hem voldoende is als de ramen vastgezet en permanent geblindeerd zijn. De rechtbank begrijpt daaruit dat voor [eiser in conv/verw in reconv] voldoende is dat de ramen dusdanig ondoorzichtig zijn dat daar nog wel daglicht doorheen komt maar geen zicht geven op zijn perceel en daarom niet geopend kunnen worden. Onder die omstandigheden heeft [eiser in conv/verw in reconv] geen belang bij toewijzing van volledige verwijdering en permanente blindering zoals gevorderd ten aanzien van de ramen met nummers 6 en 7. De eveneens gevorderde dwangsom zal worden afgewezen, nu gesteld noch gebleken is dat [gedaagden in conv/eisers in reconv] niet aan de veroordeling zal voldoen.
Het verwijderen van de dakgoot en daklijsten
4.9.
[eiser in conv/verw in reconv] vordert verwijdering of aanpassing van de dakgoot en daklijsten aan de westzijde van de woning van [gedaagden in conv/eisers in reconv] Uit zijn onderbouwing en de overgelegde foto’s begrijpt de rechtbank echter dat bedoeld wordt de dakgoot en de daklijsten aan de zuidzijde van de woning. [gedaagden in conv/eisers in reconv] heeft dit ook zo begrepen, zo blijkt uit hetgeen hij in dit kader heeft aangevoerd. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen immers bevestigd dat het gaat om de dakgoot en daklijsten aan de lange zijde van de woning grenzend aan de strook grond die blauw is gearceerd op de afbeelding onder r.o. 2.2. Gelet hierop legt de rechtbank het petitum onder 3 in conventie zo uit dat daarmee bedoeld wordt de dakgoot en de daklijsten aan de zuidzijde van de woning van [gedaagden in conv/eisers in reconv] In gelijke zin zal ook de door [gedaagden in conv/eisers in reconv] in reconventie onder 2 ingestelde vordering zo worden begrepen. Uit het partijdebat leidt de rechtbank voorts af dat [gedaagden in conv/eisers in reconv] in reconventie onder 2 een erfdienstbaarheid vordert ten behoeve van zijn perceel ( [perceel 1] ) en ten laste van het perceel van [eiser in conv/verw in reconv] ( [perceel 3] ) om als overbouw te hebben en te houden het gedeelte van de dakgoot en de daklijsten van de woning gelegen op zijn perceel voor zover deze uitsteken over het perceel van [eiser in conv/verw in reconv] .
4.10.
Niet in geschil is dat de dakgoot en daklijsten aan de zuidzijde van de woning van [gedaagden in conv/eisers in reconv] zijn aangebracht ten tijde van de verbouwing in 2006, dat deze 25 centimeter uitsteken over het perceel van [eiser in conv/verw in reconv] en dat [eiser in conv/verw in reconv] hiervoor geen toestemming heeft gegeven. De rechtbank gaat voorbij aan het beroep dat [gedaagden in conv/eisers in reconv] heeft gedaan op verkrijgende verjaring op grond van artikel 3:118 jo. 3:99 BW in gelijke zin als hiervoor onder r.o. 4.4 is overwogen.
4.11.
De rechtbank is echter van oordeel dat [gedaagden in conv/eisers in reconv] door wegneming van het uitstekende deel onevenredig veel zwaarder wordt benadeeld dan [eiser in conv/verw in reconv] door handhaving van deze situatie als bedoeld in artikel 5:54 BW. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagden in conv/eisers in reconv] immers toegelicht dat verwijdering of aanpassing van de dakgoot tot gevolg heeft dat de dakplaten die zich aan die zijde bevinden tot aan de nok moet worden verwijderd en dat dit erg kostbaar is. Daartegenover heeft [eiser in conv/verw in reconv] weliswaar aangevoerd dat hij voornemens is zijn perceel af te sluiten en te gebruiken voor hoge voertuigen, maar hij heeft onvoldoende onderbouwd dat de huidige afmetingen van de oprit daartoe ontoereikend zijn. Dat had wel op zijn weg gelegen, temeer nu [gedaagden in conv/eisers in reconv] tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat in het verleden trekkers en vrachtwagens op de oprit hebben gestaan. Partijen hebben verklaard niet tot wilsovereenstemming te zijn gekomen ten aanzien van de koop en verkoop van de strook grond onder de dakgoot. Daarmee komt [gedaagden in conv/eisers in reconv] het recht toe dat hem (tegen schadeloosstelling) op na te melden wijze een erfdienstbaarheid tot het handhaven van de bestaande toestand wordt verleend.
4.12.
De conclusie is dat de vordering van [eiser in conv/verw in reconv] onder 3 in conventie zal worden afgewezen en de vordering van [gedaagden in conv/eisers in reconv] onder 2 in reconventie op na te melden wijze zal worden toegewezen. Ook de in reconventie onder 4 gevorderde bepaling dat het vonnis de daartoe noodzakelijke akte vervangt zal worden toegewezen. Gesteld noch gebleken is echter dat [eiser in conv/verw in reconv] niet aan de veroordeling zal voldoen, zodat de in reconventie onder 3 gevorderde dwangsom zal worden afgewezen.
Het betreden van het perceel van [eiser in conv/verw in reconv]
4.13.
Uit de door [eiser in conv/verw in reconv] overgelegde berichten en ook uit hetgeen [gedaagden in conv/eisers in reconv] tijdens de mondelinge behandeling zelf heeft toegelicht blijkt dat [gedaagde in conv/eiser in reconv sub 2] gebruikmaakt van het perceel van [eiser in conv/verw in reconv] om haar ramen te zemen. [eiser in conv/verw in reconv] heeft echter onderbouwd dat zij dit ook vanuit haar eigen woning kan doen en dat het voor het verrichten van deze werkzaamheden daarom niet noodzakelijk is om het perceel van [eiser in conv/verw in reconv] te betreden. [gedaagden in conv/eisers in reconv] heeft deze stelling van [eiser in conv/verw in reconv] niet betwist. Voor zover [gedaagden in conv/eisers in reconv] heeft beoogd een beroep te doen op het ladderrecht uit artikel 6 :56 BW om zijn ramen te zemen, geldt dat hij dit beroep niet heeft onderbouwd. Het in conventie onder 4 gevorderde verbod zal daarom worden toegewezen. De eveneens gevorderde dwangsom zal worden afgewezen, nu gesteld noch gebleken is dat [gedaagde in conv/eiser in reconv sub 2] niet aan de veroordeling zal voldoen.
4.14.
Het voorgaande doet overigens niet af aan de mogelijkheid voor partijen om afspraken te maken over gebruik van de oprit voor bijvoorbeeld het zemen van de ramen door [gedaagde in conv/eiser in reconv sub 2] , temeer nu [eiser in conv/verw in reconv] ook zelf heeft verklaard toestemming voor dit zemen niet te zullen weigeren.
De eigendom van het oranje en roze gearceerde gedeelte
4.15.
Ter onderbouwing van zijn stelling dat hij eigenaar is van de oranje en roze gearceerde gedeelten op de kaart zoals hiervoor weergegeven onder r.o. 2.2 beroept [eiser in conv/verw in reconv] zich onder andere op de afspraak dat ‘in het verre verleden’ een grondruil heeft plaatsgevonden. [eiser in conv/verw in reconv] heeft echter in het geheel geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit deze grondruil blijkt, terwijl [gedaagden in conv/eisers in reconv] deze afspraak wel heeft betwist. [eiser in conv/verw in reconv] heeft deze stelling dan ook onvoldoende onderbouwd.
4.16.
Ook aan het beroep van [eiser in conv/verw in reconv] op verkrijgende verjaring gaat de rechtbank voorbij. De rechtbank begrijpt dat hij hiermee een beroep doet op artikel 3:99 BW. Tussen partijen is niet vast komen te staan dat de oranje en roze gedeelten gedurende een periode van tien jaren onafgebroken in bezit zijn geweest van (de rechtsvoorgangers van) [eiser in conv/verw in reconv] zoals bedoeld in die bepaling. Daartoe is het volgende van belang.
4.17.
De enkele omstandigheid dat de vorige bewoners van de [adres eiser] , zoals zij schriftelijk hebben verklaard, om hun huis heen konden lopen maakt niet dat sprake is van bezit. [gedaagden in conv/eisers in reconv] heeft tijdens de mondelinge behandeling bovendien verklaard dat hij zelf ook over deze grond kon lopen en dat deze bewoners over zijn grond liepen.
4.18.
Daarnaast staat niet vast hoe lang het hek heeft gestaan tussen het blauwe en roze gearceerde gedeelte, waardoor de toegang van [gedaagden in conv/eisers in reconv] tot het oranje en roze gedeelte was belemmerd. Uit de getuigenverklaringen blijkt dit niet, terwijl tussen partijen ook in geschil is in welke periode deze getuigen aan de [adres eiser] hebben gewoond. Volgens [eiser in conv/verw in reconv] is het hek verwijderd na het bezoek van het Kadaster in december 2021, toen bleek dat de kadastrale erfgrens anders liep dan de volgens [eiser in conv/verw in reconv] feitelijke erfgrens. [gedaagden in conv/eisers in reconv] betwist deze stelling en betoogt dat het hek er slechts een halfjaar heeft gestaan op verzoek van de toenmalige eigenaar van de [adres eiser] , omdat laatstgenoemde het perceel voor het trainen van een jonge hond wilde afsluiten. Toen [gedaagden in conv/eisers in reconv] de woning in 2006 ging verbouwen heeft hij het hek teruggeslagen, aldus [gedaagden in conv/eisers in reconv] [eiser in conv/verw in reconv] heeft weliswaar een foto overgelegd waarop het hek te zien is, maar deze foto dateert uit 2006 en biedt daarom geen uitsluitsel over de periode waarbinnen het hek op deze plaats heeft gestaan.
4.19.
Tot slot is niet in geschil dat [gedaagden in conv/eisers in reconv] in 2007 (of 2011, 2012 of 2013, zoals [eiser in conv/verw in reconv] ook heeft betoogd) een gedeelte van het pad tussen zijn woning en dat van [eiser in conv/verw in reconv] (en daarmee ook het oranje gearceerde gedeelte) opnieuw heeft bestraat. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagden in conv/eisers in reconv] aan de hand van de afbeelding die hierboven is weergegeven onder r.o. 2.5 toegelicht dat hij de destijds aanwezige grijze tegels – die zijn schoonvader had gelegd – na de verbouwing van zijn woning in 2006 heeft vervangen door gele tegels. Ook heeft hij verklaard dat de rechtsvoorganger van [eiser in conv/verw in reconv] in samenspraak met hem de klinkers aan de voorzijde, die lopen over het roze gearceerde gedeelte, heeft laten aansluiten op de door hem gelegde tegels. Van enig bezwaar van [eiser in conv/verw in reconv] tegen deze gang van zaken is niet gebleken, zodat ook hieruit niet kan worden afgeleid dat [eiser in conv/verw in reconv] deze strook grond in bezit heeft genomen.
4.20.
Gelet hierop heeft [eiser in conv/verw in reconv] onvoldoende onderbouwd dat hij door verjaring eigenaar is geworden van de oranje en roze gearceerde strook grond. De vorderingen in conventie onder 6 en 7 zullen daarom worden afgewezen.
Beëindiging stankoverlast containers
4.21.
De onder 5 ingestelde vordering in reconventie van [gedaagden in conv/eisers in reconv] zal eveneens worden afgewezen. Nog daargelaten dat gelet op de betwisting van [eiser in conv/verw in reconv] niet kan worden vastgesteld dat sprake is van hinder als bedoeld in artikel 5:37 BW is tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat de containers inmiddels zijn verplaatst. Partijen hebben bovendien beide te kennen gegeven bereid te zijn hun containers te verplaatsen om stankoverlast over en weer te voorkomen. Bij die stand van zaken heeft [gedaagden in conv/eisers in reconv] geen belang bij toewijzing van deze vordering.
Camera
4.22.
Ten aanzien van de in reconventie onder 7 ingestelde gevorderde verwijdering van de camera gericht op het slaapkamerraam van [gedaagden in conv/eisers in reconv] begrijpt de rechtbank uit de overgelegde foto’s en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat de camera volgens [gedaagden in conv/eisers in reconv] is gericht op (een van) de ramen met nummers 6 en 7. Hiervoor is onder r.o. 4. 8 overwogen dat deze ramen ondoorzichtig gemaakt moeten worden. Bij die stand van zaken heeft [gedaagden in conv/eisers in reconv] niet althans onvoldoende onderbouwd welk belang hij heeft bij verwijdering van de camera.
Conclusie
4.23.
De conclusie is dat partijen over en weer (deels) in het ongelijk en (deels) in het gelijk worden gesteld. Hierin ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten van partijen over en weer te compenseren.
4.24.
De rechtbank overweegt ten overvloede nog het volgende. De rechtbank kan zich voorstellen dat toe- of afwijzing van enige vordering in deze procedure mogelijk tot gevolg heeft dat de relatie tussen partijen verder verstoord raakt. Een dergelijke toe- of afwijzing staat er echter niet aan in de weg dat partijen in onderling overleg afspraken maken over het gebruik van beide percelen. Weliswaar kunnen partijen hiertoe in een nieuw aanhangig te maken procedure (wederom) zelfstandige vorderingen instellen, maar een goede burenrelatie is niet in rechte afdwingbaar.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
gebiedt [gedaagden in conv/eisers in reconv] om binnen zes weken na dit vonnis de ramen met de nummers 6 en 7 zoals aangeduid onder r.o. 2.3 vast te zetten en ondoorzichtig te maken door in de lichtopeningen glas gelaagd met ten minste drie millimeter matte folie aan zowel de binnen- als buitenzijde van het glas te plaatsen,
5.2.
gebiedt [gedaagden in conv/eisers in reconv] om binnen drie maanden na dit vonnis de ramen met de nummers 1, 2 en 4 zoals aangeduid onder r.o. 2.3 ondoorzichtig te maken door in de lichtopeningen glas gelaagd met ten minste drie millimeter matte folie aan zowel de binnen- als buitenzijde van het glas te plaatsen,
5.3.
gebiedt [gedaagde in conv/eiser in reconv sub 2] om zich niet meer zonder uitdrukkelijke toestemming van [eiser in conv/verw in reconv] op het perceel van [eiser in conv/verw in reconv] te begeven,
in reconventie
5.4.
veroordeelt [eiser in conv/verw in reconv] om binnen acht dagen na betekening van dit vonnis medewerking te verlenen aan de vestiging van een erfdienstbaarheid ten behoeve van het perceel met nummer [perceel 1] als heersend erf en ten laste van het perceel met nummer [perceel 3] als dienend erf om als overbouw te hebben en te houden het gedeelte van de dakgoot en de daklijsten van de woning gelegen op het perceel met nummer [perceel 1] voor zover deze uitsteken over het perceel met nummer [perceel 3] ,
5.5.
bepaalt dat indien [eiser in conv/verw in reconv] niet tijdig voldoet aan de veroordeling onder r.o. 5.4 het vonnis op de voet van artikel 3:300 lid 1 BW dezelfde kracht heeft als de in een wettige vorm opgemaakte akte van vestiging van een erfdienstbaarheid, en op de voet van het bepaalde in artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de notariële akte van de vestiging van de erfdienstbaarheid,
in conventie en in reconventie
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Olthof en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2024.