ECLI:NL:RBGEL:2024:3658

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
C/05/430559 / ZJ RK 24-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met betrekking tot de beoordeling van het perspectiefbesluit

In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 juni 2024 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 14 maart 2025. De kinderrechter onderschrijft het perspectiefbesluit van de gecertificeerde instelling (GI), Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, en verklaart de GI en de moeder niet-ontvankelijk in hun verzoeken om het perspectiefbesluit te bekrachtigen respectievelijk te vernietigen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, ondanks haar betrokkenheid en inspanningen, niet in staat is om de zorg voor [de minderjarige] volledig op zich te nemen. Dit is gebaseerd op een perspectiefonderzoek dat heeft aangetoond dat er meer risicofactoren dan beschermende factoren zijn, wat de kans op een mislukte terugplaatsing vergroot. De kinderrechter heeft ook gewezen op de noodzaak van stabiliteit voor [de minderjarige], die in haar hechtingsfase zit. De moeder heeft verzocht om een deskundige te benoemen voor een nieuw perspectiefonderzoek, maar dit verzoek is afgewezen omdat het huidige onderzoek als voldoende en goed onderbouwd werd beschouwd. De kinderrechter benadrukt het belang van de band tussen de moeder en [de minderjarige] en dat er gezocht moet worden naar een perspectief biedend pleeggezin.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Zutphen
Zaaknummer: C/05/430559 / ZJ RK 24-24
Datum uitspraak: 13 juni 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, gevestigd in Zwolle, hierna te noemen: de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als
belanghebbendenaan:
[naam moeder], hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. Metin in Arnhem,
en
[naam pleegouders], hierna te noemen: de pleegouders,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als
informantaan:
[naam vader], hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • de (tussen)beschikking van 7 maart 2024;
  • de brief met bijlagen van de GI van 18 april 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 18 april 2024;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek van mr. Metin, binnengekomen bij de rechtbank op 29 april 2024;
  • het e-mailbericht van de moeder van 16 mei 2024;
  • de brief met bijlagen van mr. Metin van 29 mei 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 29 mei 2024;
  • het e-mailbericht met bijlage van de moeder van 31 mei 2024;
  • de brief met bijlagen van mr. Metin van 3 juni 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 3 juni 2024;
  • de e-mailberichten van de moeder van 3 juni 2024;
  • het e-mailbericht van de moeder van 4 juni 2024.
1.2.
Op 4 juni 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met
gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
  • de vader;
  • een vertegenwoordigster en vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de pleegouders.
1.4.
Aan de ouders van de moeder, mevrouw [naam] en de heer [naam] , is
toestemming verleend om als toehoorders bij de mondelinge behandeling
aanwezig te zijn.

2.De feiten

2.1.
De kinderrechter heeft in de (tussen)beschikking van 7 maart 2024 :
- de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 14 maart 2025;
- de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg
verlengd tot 14 juni 2024;
- het verzoek van de GI voor het overige pro forma aangehouden;
- de GI verzocht om uiterlijk 18 april 2024 de kinderrechter, (de advocaat van) de
moeder en de pleegouders schriftelijk te berichten over de uitkomsten van het perspectiefonderzoek en het perspectiefbesluit en daarbij expliciet aan te geven of het aangehouden deel van het verzoek wordt gehandhaafd, gewijzigd of ingetrokken en hoe de procedure moet worden voortgezet;
- de moeder en de pleegouders verzocht uiterlijk 25 april 2024 de rechtbank
schriftelijk te berichten over hun zienswijze op de door de GI aangeleverde informatie en daarbij aan te geven hoe de procedure moet worden voortgezet;
- bepaald dat er vóór 14 juni 2024 een mondelinge behandeling zal plaatsvinden bij
voorkeur bij mr. M.G.J. Post, indien één of meer partijen daarom verzoekt en de
griffie verzocht om partijen hiervoor op te roepen na opgave van verhinderdata;
- iedere verdere beslissing aangehouden.

3.De (aangehouden) verzoeken van de GI

3.1.
De GI handhaaft haar verzoek om de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI heeft dit als volgt – samengevat – toegelicht.
3.2.
De GI is van mening dat [de minderjarige] niet bij de moeder kan opgroeien. Pactum heeft perspectiefonderzoek uitgevoerd en als advies gegeven dat de moeder niet (volledig) voor [de minderjarige] kan zorgen. De GI heeft dit advies overgenomen. De belangrijkste reden hiervoor is dat de moeder te veel onrust in zich heeft (door de geringe impulscontrole) waardoor zij onvoldoende stabiliteit aan [de minderjarige] kan bieden. [de minderjarige] heeft die stabiliteit als tweejarig kind voortdurend nodig. De GI kan niet van de moeder verwachten dit te veranderen, omdat uit het persoonlijkheidsonderzoek van GGNet (februari 2023) onder meer blijkt dat de moeder ADHD heeft en uit de algemeen vaardigheid index naar voren komt dat de moeder valt in de range ‘laag begaafd’. GGNet geeft aan dat de moeder al langdurig in behandeling is maar onvoldoende hiervan lijkt te profiteren. Er zijn ook zorgen over de stemming van de moeder, haar traumatische ervaringen in het verleden, haar emotie-regulatie problemen en haar lage zelfbeeld. Ook blijkt uit het persoonlijkheidsonderzoek van GGNet dat de moeder beperkt leerbaar is. Dit alles heeft gemaakt dat de GI tot de conclusie is gekomen dat de moeder overvraagd wordt als zij [de minderjarige] volledig zou opvoeden. Volgens de GI is het in het belang van [de minderjarige] dat zij opgroeit in een perspectief biedend pleeggezin. De verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing is noodzakelijk om de stabiele opvoedsituatie van [de minderjarige] te waarborgen. Het is voor alle betrokkenen van belang dat duidelijk wordt dat het perspectief van [de minderjarige] niet meer bij de moeder ligt en dat binnen de ondertoezichtstelling niet meer zal worden toegewerkt naar een thuisplaatsing. De GI verzoekt de kinderrechter om het perspectiefbesluit te bevestigen zodat een thuisplaatsing op dit moment niet meer onderzocht hoeft te worden.
3.3.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling onder meer aangegeven dat zij ziet dat de moeder intens van [de minderjarige] houdt en haar best doet voor [de minderjarige] . Tegelijkertijd heeft de moeder een lang traject met hulpverlening doorlopen waarin de impulsproblemen van de moeder duidelijk te zien bleken. Zo lukt het de moeder niet om meer dan één afspraak op een dag na te komen. [de minderjarige] , die nog volledig afhankelijk is van de zorg van haar moeder, kan dan niet van de moeder op aan. Als de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verlengd, moet er een perspectief biedend pleeggezin worden gevonden omdat [de minderjarige] niet in het huidige crisispleeggezin kan blijven wonen. [de minderjarige] kan nog wel in het crisispleeggezin blijven voor zolang er nog geen perspectief biedende plek is. De GI zal op zoek gaan naar een perspectief biedend pleeggezin in Apeldoorn. Er is geen aanleiding om de zorgregeling tussen de moeder en [de minderjarige] nu aan te passen. Indien de situatie verandert, wordt opnieuw bekeken wat in het belang van [de minderjarige] is voor wat betreft het contact met haar moeder. De moeder behoudt een belangrijke rol in het leven van [de minderjarige] .

4.Het standpunt van de moeder

4.1.
De moeder verzoekt om de machtiging tot uithuisplaatsing niet te verlengen en te bepalen dat [de minderjarige] samen met de moeder naar het moeder-kindhuis gaat zodat zij volledig (met hulp en ondersteuning) voor [de minderjarige] kan zorgen. Op grond van de geschillenregeling van artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW) verzoekt de moeder om het perspectiefbesluit van de GI te vernietigen. Verder verzoekt zij om (voorwaardelijk) een deskundige te benoemen op grond van artikel 810a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna te noemen: Rv) zodat een nieuw perspectiefonderzoek wordt uitgevoerd.
4.2.
De moeder stelt zich op het standpunt dat zij goed kan aansluiten bij de behoeftes van [de minderjarige] . De moeder verblijft in bij Sustvarius. Zij heeft een ruime zorgregeling met [de minderjarige] waarbij de begeleiding ook niet meer altijd aanwezig is. [de minderjarige] verblijft om de week van vrijdag tot en met maandag bij de moeder en dinsdag en vrijdag. De moeder is van mening dat zij voldoet aan 'goed genoeg ouderschap'. Het is juist schadelijk voor [de minderjarige] dat zij als de machtiging wordt verlengd, weer naar een ander pleeggezin moet gaan. Uit het perspectiefonderzoek van Pactum blijkt dat de moeder de feedback oppakt die haar wordt gegeven en dat zij mooi aansluit bij de behoeftes van [de minderjarige] . Ook blijkt uit dit onderzoek dat de moeder en [de minderjarige] affectie voor elkaar hebben en leuke momenten samen beleven. Sustvarius geeft aan dat de moeder er baat bij heeft structuur te hebben in de planning van de dagen dat [de minderjarige] niet bij haar is. De moeder ziet dan ook niet in waarom het perspectiefbesluit is dat [de minderjarige] niet bij de moeder kan opgroeien. De moeder aanvaardt alle hulp, staat voor adviezen open en volgt deze op. Zij betwist dat zij niet leerbaar is. De moeder heeft veel geleerd van de video-observaties van haar contact met [de minderjarige] . De video-observaties hebben tot nu toe maar drie keer plaatsgevonden. De moeder heeft gevraagd of er meerdere video-observaties kunnen volgen. Zij is verder actief bezig met therapieën. Zij volgt psychomotorische therapie, relatietherapie met de vader en vanaf april 2024 emotie-regulatietherapie. De moeder heeft nooit een eerlijke kans gehad om een ouderschapsonderzoek van 26 weken bij Sustvarius te laten uitvoeren omdat dit alleen kan als een kind 24 uur per dag bij een ouder woont. De moeder zegt dat Sustvarius hiervoor wel open staat. Zij maakt zich grote zorgen over de toekomst van [de minderjarige] . Als de machtiging wordt verlengd, weet de moeder niet waar [de minderjarige] terecht komt en hoe haar omgang met [de minderjarige] zal verlopen. Nu verloopt deze omgang goed. De moeder wil dan ook tijd vragen. In de eerste plaats om te kunnen laten zien dat zij wel stabiel is en blijft en de kans krijgt om alsnog het 26 weken traject aan te gaan. In de tweede plaats om een netwerkscreening bij haar ouders uit te voeren. De ouders van de moeder willen indien nodig als netwerkpleeggezin fungeren.
4.3.
Volgens de moeder dient een deskundigenonderzoek gelast te worden naar wat [de minderjarige] nodig heeft. Het is van belang dat die deskundige een onafhankelijke positie kan innemen en het onderzoek kan inrichten conform de eigen professionele standaarden. Meer gespecificeerd zijn de onderzoeksvragen: wat is de problematiek van de moeder, wat zijn de krachten van/zorgen over de moeder, wat is er nodig om de zorgen over de moeder weg te nemen en wat is het perspectief van [de minderjarige] ?

5.De beoordeling

Verzoek van de GI om de uithuisplaatsing te verlengen
5.1.
De kinderrechter verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] voor de duur van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
De moeder woont vanaf april 2023 begeleid bij Sustvarius. Sustvarius heeft daarnaast ook een moeder-kindhuis. De moeder is eerst bij Sustvarius het begeleid wonen traject ingegaan om aan bepaalde doelen te werken zoals het vinden van meer rust en bekijken of de moeder volledig kan zorgen voor [de minderjarige] . Bij een positief resultaat zou de moeder met [de minderjarige] naar het moeder-kindhuis kunnen gaan voor een traject van minimaal 26 weken.
5.3.
Pactum heeft perspectiefonderzoek uitgevoerd om advies het geven over het (woon)perspectief van [de minderjarige] . Dit onderzoek is in november 2023 gestart en heeft bestaan uit meerdere onderdelen. De beoordelingsboog is ingezet, drie keer is de interactie tussen de moeder en [de minderjarige] geobserveerd via video interactie. Verder zijn de kind ontwikkeling en opvoedingsvraag bekeken door middel van dossieranalyse en vragenlijsten. Pactum heeft in het onderzoek gebruik gemaakt van informatie vanuit diverse bronnen zoals de moeder, pleegmoeder, GGNet, de Ambulante Spoedhulp Pactum en Sustvarius. De omgang tussen de moeder en [de minderjarige] is uitgebreid naar een weekend van vrijdag tot maandagochtend in de ene week, en omgang op dinsdag en vrijdag in de andere week.
5.4.
Op grond van het perspectiefonderzoek adviseert Pactum om [de minderjarige] niet (volledig) terug te plaatsen bij de moeder. Pactum adviseert dit omdat er meer riscofactoren dan beschermende factoren aanwezig zijn waardoor de kans op een mislukte terugplaatsing aanzienlijk wordt vergroot. Dat zou [de minderjarige] zeer kunnen schade omdat zij in haar hechtingsfase zit en nog zeer jong is. Een overplaatsing van [de minderjarige] naar een perspectief biedend pleeggezin is minder schadelijk en belastend voor haar dan een thuisplaatsing die mislukt.
5.5.
De kinderrechter onderschrijft de uitkomsten van het perspectiefonderzoek en overweegt daarover het volgende.
Risicofactoren
5.6.
Uit het persoonlijkheidsonderzoek van GGNet van februari 2023 komt naar voren dat de belangrijkste risicofactoren in het leven van de moeder zijn:
- beperkt cognitief functioneren en beperkte leerbaarheid;
- ADHD en stemmingsproblematiek;
- relatieproblemen van de moeder met haar (ex-)partner;
- beperkte emotieregulatie en impulscontrole;
- langdurige stemmingsproblematiek en traumatische ervaringen in het verleden.
5.7.
Als gevolg van deze risicofactoren leidt de moeder een leven waarin haar veel overkomt in plaats van dat zij er zelf invloed of regie op heeft. Het lukt haar daarbij niet voldoende om haar emoties en impulsen te reguleren. De moeder heeft intensieve begeleiding nodig bij het plannen en organiseren van het dagelijks leven en als zij spanning en onrust ervaart, heeft zij hulp nodig bij haar emotieregulatie. Zij is weinig belastbaar (één afspraak per dag is meestal het maximale).
Gevolgen voor [de minderjarige] bij thuisplaatsing
5.8.
Als de moeder de zorg voor [de minderjarige] volledig moet dragen in combinatie met een eigen huishouden en wat er in de samenleving van een (alleenstaande) moeder wordt verwacht, gaat zij overvraagd worden. Als alles mee zit en ook [de minderjarige] goed meewerkt, kan de moeder de primaire zorg aan. Bij opbouwende spanning, onverwachte gebeurtenissen of tegendraadsheid van [de minderjarige] , kan de moeder niet zelfstandig haar eigen spanning reguleren en ook niet die van [de minderjarige] . Dit is onvoorspelbaar voor [de minderjarige] en biedt haar niet de stabiliteit die een klein kind nodig heeft. Dit zijn situaties die dagelijks voorkomen wanneer een ouder de zorg voor een kind volledig of grotendeels draagt. Naarmate [de minderjarige] ouder wordt, worden emotionele opvoedvragen vaak ook ingewikkelder waarbij de moeder [de minderjarige] onvoldoende kan begeleiden. De opvoedcapaciteiten van de moeder zullen onvoldoende meegroeien met de opvoedbehoefte van [de minderjarige] .
Leerbaarheid
5.9.
De kinderrechter vindt dat voldoende duidelijk is geworden dat de moeder hierin ook beperkt leerbaar is. Zij zet wel stappen vooruit maar de stappen die zij zet, zijn klein en het is niet de verwachting dat op korte termijn wezenlijke verandering ontstaat. De moeder profiteert onvoldoende van de al langdurig bestaande behandeling en dit kan ook niet van haar verwacht worden gezien haar persoonlijkheid. De kinderrechter verwijst hierbij naar de bevindingen van GGNet uit het persoonlijkheidsonderzoek (p. 5) en de evaluatie Ouderschapscompetenties t/m 12 december 2023 van Sustvarius (p. 2). Daarnaast bevestigt psychiater [naam psychiater] dit beeld in zijn brief van 30 mei 2024. De psychische problematiek en de klachten van de moeder zijn diepgeworteld en langere intensieve behandeling is noodzakelijk. De psychiater geeft aan dat de moeder niet altijd alles goed overziet en snel wordt overvraagd en tijd nodig heeft om informatie te verwerken. Hij heeft gerede twijfel of zelfstandig wonen met ambulante begeleiding op korte termijn haalbaar is, aangezien dit in het verleden meermaals fout is gelopen. De psychiater benoemt als ideaal een lange tijd van begeleid wonen waarbij de moeder kan oefenen met het invullen van haar leven waarbij begeleiding altijd afroepbaar is.
Aanvaardbare termijn
5.10.
Uit het voorgaande blijkt dat de moeder moeite heeft om haar eigen leven - nog zonder dat zij de volledige zorg voor [de minderjarige] draagt - vorm te geven, voldoende te structureren, te overzien en emotioneel in balans te blijven. Ook blijkt uit voorgaande dat niet de verwachting is dat hierin op korte termijn wezenlijke verandering en verbetering is te verwachten. Voor [de minderjarige] is het echter nodig dat zij snel duidelijkheid heeft over waar zij kan opgroeien. Al vanaf medio januari 2023 woont zij bij haar (crisis)pleegouders. Gelet op deze periode, de jonge leeftijd van [de minderjarige] en de hechtingsfase waarin zijn zit, is de aanvaardbare termijn inmiddels verstreken.
5.11.
De kinderrechter overweegt verder dat de moeder wel al de kans heeft gehad om aan te tonen dat zij (volledig) kan zorgen voor [de minderjarige] gelet op alle hulp die de moeder de afgelopen jaren heeft ontvangen. Tijdens de mondelinge behandeling is het verzoek van de moeder besproken om met [de minderjarige] in het moeder-kindhuis van Sustvarius het traject van 26 weken te volgen. De kinderrechter sluit zich aan bij de visie van de GI – en volgens de GI ook de visie van Sustvarius – dat deze optie niet haalbaar is omdat de moeder niet voldoet aan de randvoorwaarden voor dit traject. De GI heeft toegelicht dat de omgang met [de minderjarige] gedurende de weekenden lukt, maar de moeder niet een dag met [de minderjarige] op stap kan gaan. Sustvarius ziet dat begeleiding daarbij echt nodig is. De kinderrechter overweegt daarbij dat een dergelijk traject in feite ook een terugplaatsing betekent voor [de minderjarige] terwijl uit de stukken blijkt dat daaraan te veel risicofactoren zitten. De moeder heeft aangevoerd dat een uithuisplaatsing een laatste redmiddel is als een minder ingrijpend middel niet meer voorhanden is. Volgens de kinderrechter is er geen minder ingrijpend middel omdat de mate van ondersteuning die de moeder nodig heeft bij de opvoeding van [de minderjarige] , niet tot haar achttiende levensjaar te bieden is.
5.12.
De kinderrechter komt tot de conclusie dat het beeld van de mogelijkheden van de moeder en van wat [de minderjarige] van haar nodig heeft, duidelijk is. Dit maakt de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] voor de duur van de ondertoezichtstelling noodzakelijk in het belang van haar verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek). Daarom wordt het verzoek van de GI toegewezen.
Verzoek van de GI en de moeder ten aanzien van het perspectiefbesluit
5.13.
De GI verzoekt om bekrachtiging van het door haar genomen perspectiefbesluit. De moeder verzoek van haar kant om het perspectiefbesluit te vernietigen waarbij zich beroept op de geschillenregeling van artikel 1:262b BW.
5.14.
De kinderrechter is van oordeel dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om het perspectiefbesluit als zodanig aan de kinderrechter ter beoordeling voor te leggen. Artikel 1:262b BW geeft daarvoor onvoldoende grond en ook de Hoge Raad heeft aangeven dat dit wetsartikel daarvoor niet is bedoeld (ECLI:NL:HR:2023:1148). De GI en de moeder kunnen daarom niet worden ontvangen in hun verzoek. De kinderrechter kan het perspectiefbesluit wel beoordelen voor zover dat noodzakelijk is voor de beoordeling van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Dit is ook gebeurd want de kinderrechter heeft hierboven aangegeven de uitkomst van het perspectiefonderzoek te onderschrijven en heeft ook uitgelegd waarom dat zo is.
Verzoek van de moeder om op grond van artikel 810a lid 2 Rv een deskundige te benoemen
5.15.
De moeder verzoekt op grond van artikel 810a lid 2 Rv een deskundige te benoemen om een nieuw perspectiefonderzoek uit te voeren. Volgens de moeder dient onderzoek te worden verricht naar wat [de minderjarige] nodig heeft.
5.16.
Op grond van artikel 810a lid 2 Rv wijst de rechter een dergelijk verzoek toe als (1) dat mede tot de beslissing van de zaak kan leiden en (2) het belang van het kind zich daartegen niet verzet. In dit geval vindt de kinderrechter dat niet aan de twee vereisten is voldaan.
5.17.
Een nieuw perspectiefonderzoek van een deskundige kan niet tot de beslissing van de zaak leiden omdat het huidige perspectiefbesluit niet alleen gebaseerd is op de drie video observaties van de moeder met [de minderjarige] , maar ook op de evaluaties met Sustvarius, op informatie van GGNet en Ambulante Spoedhulp Pactum alsmede op de inzet van de beoordelingsboog en dossieranalyse. Daarnaast wordt het beeld dat uit het perspectiefonderzoek naar voren komt, bevestigd door de brief van 30 mei 2024 van de psychiater, de heer Spieringhs. Het perspectiefonderzoek is daarmee goed tot stand gekomen en een nieuw onderzoek zou een herhaling van zetten zijn.
5.18.
De kinderrechter vindt een nieuw perspectiefonderzoek ook te belastend voor [de minderjarige] . Een nieuw perspectiefonderzoek betekent dat haar gedrag opnieuw gevolgd en beoordeeld wordt. Dit staat haaks op de rust die zij zeker als jong kind nodig heeft. Nieuw perspectiefonderzoek neemt daarnaast tijd in beslag waardoor de duidelijkheid voor [de minderjarige] over haar perspectief wordt uitgesteld voor onbepaalde duur. Haar belang verzet zich ook hier tegen. De kinderrechter wijst daarom het verzoek van de moeder af.
5.19.
De kinderrechter heeft hiervoor vooral benoemd wat niet goed gaat en waarom [de minderjarige] niet volledig bij de moeder kan wonen. Evengoed is duidelijk dat de moeder zeer betrokken is bij het welzijn van [de minderjarige] en dat zij zich inspant om [de minderjarige] een gelukkig kind te laten zijn. De moeder ziet de noodzaak in om aan zichzelf te werken en volgt daarom ook psychomotorische therapie, emotie-regulatietherapie en (samen met de vader) relatietherapie. Het is belangrijk te benoemen dat dit niet alleen voor de moeder zelf goed is, maar ook voor haar contact met [de minderjarige] . Het is ook van belang dat de moeder hierin doorzet zodat zij de belangrijke rol die zij nu vervult in het leven van [de minderjarige] kan blijven voortzetten.
5.20.
Omdat de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verlengd, zal er een perspectief biedend pleeggezin voor [de minderjarige] gevonden moeten worden omdat zij niet kan blijven in het huidige crisispleeggezin. Naar voren is gekomen dat de moeder waarde hecht aan plaatsing van [de minderjarige] bij haar ouders en dat een netwerkplaatsing ook onder de aandacht is van de GI. Het is aan de GI om hierin verder te onderzoeken wat mogelijk is, net zo goed als dat bij een plaatsing in een ander pleeggezin voorrang moet worden gegeven aan het onderhouden van kwalitatief goede omgang van [de minderjarige] met de moeder. Pactum heeft in haar advies op grond van het perspectiefonderzoek aangegeven het zeer belangrijk te vinden dat de band die [de minderjarige] nu met haar moeder heeft opgebouwd, behouden blijft en er steeds gezocht blijft worden naar passende omgang met haar moeder. De kinderrechter onderschrijft dit.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 14 maart 2024 voor de duur van de ondertoezichtstelling dus tot 14 maart 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
verklaart de GI niet-ontvankelijk in haar verzoek om het perspectiefbesluit te bekrachtigen;
6.4.
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek om het perspectiefbesluit te vernietigen;
6.5.
wijst af het verzoek van de moeder om op grond van artikel 810a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een deskundige te benoemen.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.G.J. Post, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. V. Stroink als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.