ECLI:NL:RBGEL:2024:3564

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
374242
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vereffening en verdeling van een vennootschap onder firma met betrekking tot boekingen en jaarstukken

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Gelderland op 12 juni 2024, betreft het een geschil tussen twee partijen, [eiser] en [gedaagde], over de vereffening en verdeling van een vennootschap onder firma (vof). De rechtbank heeft eerder, op 17 april 2024, een tussenvonnis uitgesproken waarin instructies zijn gegeven voor een buitengerechtelijk deskundigentraject bij accountant Flynt. De partijen zijn gelast om bepaalde boekingen en opnamen te benoemen die zij betwisten, en om de onderliggende stukken te verstrekken. De rechtbank heeft daarbij termijnen gesteld waarbinnen deze handelingen moesten plaatsvinden.

Echter, [eiser] heeft zich niet tijdig en adequaat aan deze instructies gehouden. Hij heeft pas op 30 mei 2024, na de verlenging van de termijn, gereageerd, maar zijn uitlatingen waren niet specifiek genoeg en voldeden niet aan de eisen die de rechtbank had gesteld. Dit leidde tot frustratie van het proces, aangezien de rechtbank had beoogd om onredelijke vertraging te voorkomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser] niet de concrete boekingen of opnamen heeft benoemd die hij betwist, en dat hij in plaats daarvan een algemene opgave heeft gedaan van informatie die hij wenst te ontvangen.

De rechtbank heeft besloten om de zaak naar de rol te verwijzen voor het nemen van een akte door beide partijen over de wijze van voortprocederen. De rechtbank wil weten of [gedaagde] ook boekingen of opnamen in twijfel trekt en hoeveel tijd de accountant nodig heeft voor de afronding van zijn werkzaamheden. Iedere verdere beslissing is aangehouden, en de zaak zal opnieuw op de rol komen voor het nemen van een akte door beide partijen.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/374242 / HA ZA 20-448
Vonnis van 12 juni 2024
in de zaak van
[eiser],
te Meteren,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. H.L. van der Aa,
tegen
[gedaagde],
te Meteren,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. A. van Weverwijk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 april 2024
- de brief van mr. van der Aa van 25 april 2024, de daarop volgende e-mail van mr. van der Aa van 26 april 2024
- de e-mail van de griffie aan beide advocaten van 26 april 2024
- de brief van 4 juni 2024 van mr. van Weverwijk
- de reactie van 5 juni 2024 van mr. van der Aa.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij vonnis van 17 april jl. heeft de rechtbank, met het oog op eventuele correctie van jaarstukken, bepaald hoe partijen het buitengerechtelijke deskundigentraject bij accountant Flynt verder moeten bewandelen en welke termijnen daarbij in acht genomen moeten worden. Het nu relevante deel van de beslissing van de rechtbank luidt [1] :
gelast partijen om de instructies van Flynth zoals verwoord bij e-mailbericht van 1 september 2023 onder de vier bullet points als hiervoor onder 2.19 geciteerd, op te volgen in die zin dat:
  • partijen binnen twee weken na dit vonnis concreet moeten benoemen precies welke boekingen / opnamen zij in twijfel trekken en waarom en waarvan ze om die reden van de andere partij de onderliggende stukken willen zien,
  • de andere partij binnen zes weken na het verzoek een kopie dient te verstrekken van de onderliggende stukken,
  • partijen binnen vier weken na het verstrekken van de onderliggende stukken aan Flynth opgaaf doen van:
a. de correcties waar zij het over eens zijn en welke daarom doorgevoerd moeten worden,
b. de correcties waar zij het niet over eens zijn met overlegging van de onderliggende stukken waarna Flynth per correctie zal benoemen en aangeven wat het effect is op resultaat en vermogen,
2.2.
Partijen dienden uiterlijk op 1 mei 2024 concreet te benoemen precies welke boekingen / opnamen zij in twijfel trekken en waarom en waarvan ze om die reden van de andere partij de onderliggende stukken willen zien. Deze termijn is op verzoek van [eiser] met vier weken verlengd. Partijen moesten deze handeling dus uiterlijk op 29 mei jl. verrichten.
2.3.
Gebleken is dat [eiser] zich in dit verband eerst op 30 mei jl. en dus te laat tegenover de deskundige en de wederpartij heeft uitgelaten. Hij heeft niet om nader uitstel gevraagd en ook niet laten weten waarom dat niet mogelijk was. Weliswaar is sprake van overschrijding van de termijn met slechts enkele uren, maar de termijnen zijn niet voor niets gesteld. De procedure duurt al lang en partijen, alsmede de rechtbank zijn gehouden onredelijk vertraging te voorkomen. De handelwijze van [eiser] draagt daar niet aan bij.
2.4.
Naast dat de uitlating te laat is, heeft deze niet de door de rechtbank bepaalde strekking. Gevraagd is concreet en precies de betwijfelde boekingen c.q. opnamen te benoemen, opdat de wederpartij in dat verband de onderliggende stukken zal verschaffen.
In plaats daarvan heeft [eiser] , zoals hij zelf ook aangeeft in zijn brief van 5 juni jl., een zo volledig mogelijke opgave willen doen van alle informatie waarover hij wil kunnen beschikken en zo veel mogelijk discussiepunten ten aanzien van de verantwoording van het handelen van [gedaagde] voor het voetlicht willen brengen. Concrete boekingen c.q. opnamen heeft [eiser] niet benoemd. Ook concrete ontbrekende boekingen c.q. opnamen heeft hij niet benoemd, terwijl is vastgesteld dat [eiser] kan beschikken over de volledige relevante administratie (r.o. 2.21 van het vonnis van 17 april 2024). Het moet dus mogelijk zijn geweest om ontbrekende posten op te geven. [eiser] heeft het gelaten bij het uiten van (potentiële) algemene en niet concreet onderbouwde bezwaren tegen, en het stellen van vragen aan de accountant over de jaarstukken en de daaronder liggende stukken. Dit terwijl het expliciet en overduidelijk de bedoeling was dat de accountant in eerste instantie alleen de wel en niet betwiste boekingen c.q. opnamen zou schiften, dat partijen vervolgens de onderliggende stukken van de betwiste posten zouden verstrekken en dat de accountant daarna alleen van correcties die dan nog in geschil zouden zijn de gevolgen voor resultaat en vermogen zou bepalen. Met zijn handelwijze frustreert [eiser] dit traject voor het goed en wel is begonnen. Het is dan ook zinloos om te trachten dit traject nu te vervolgen. Gegeven de wijdlopigheid van de opmerkingen van [eiser] zou dat bovendien voorzienbaar tot de onaanvaardbare vertraging van de procedure leiden die de rechtbank met het stappenplan heeft beoogd te voorkomen. [eiser] heeft dus te laat en inadequaat voldaan aan het bevel van de rechtbank. Dit is in strijd met de goede procesorde en overigens ook met de redelijkheid en billijkheid die partijen jegens elkaar als vennoten hebben te betrachten.
2.5.
De rechtbank zal de zaak naar de rol van
woensdag 26 juni 2024verwijzen voor het nemen van een akte door beide partijen over de wijze van voort procederen. Het is voor de rechtbank in ieder geval van belang om te weten of [gedaagde] boekingen / opnamen in twijfel trekt als bedoeld in rechtsoverweging 3.1 van het vonnis van 17 april 2024 en hoeveel tijd de accountant denkt nodig te hebben voor de afronding van zijn werkzaamheden.
2.6.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 26 juni 2024voor het nemen van een akte door beide partijen uitsluitend over wat is vermeld onder 2.5, waarna het schriftelijk debat tussen partijen in beginsel is geëindigd,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2024.
115

Voetnoten

1.Rechtsoverweging 3.1.