ECLI:NL:RBGEL:2024:3525

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
05.130657.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd aan 17-jarige jongen voor poging tot doodslag met mes

Op 28 mei 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 17-jarige jongen uit Arnhem, die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De rechtbank legde de jongen een voorwaardelijke PIJ-maatregel op, naast een schadevergoeding aan het slachtoffer. De zaak kwam voort uit een incident op 22 mei 2023, waarbij de jongen samen met een mededader naar een school ging om een conflict uit te vechten. Tijdens deze confrontatie stak hij het slachtoffer negen keer met een mes, wat leidde tot ernstige verwondingen. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde medeplegen niet bewezen kon worden, maar dat de jongen wel schuldig was aan poging tot doodslag. De rechtbank hield rekening met de psychologische rapporten die wezen op een normoverschrijdende gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling van de verdachte. De deskundigen adviseerden een voorwaardelijke PIJ-maatregel, waarbij de jongen in een klinische setting behandeld zou worden. De rechtbank volgde dit advies en legde de jongen een jeugddetentie van 193 dagen op, met aftrek van voorarrest, en stelde bijzondere voorwaarden aan de PIJ-maatregel, waaronder klinische behandeling en toezicht door de jeugdreclassering. Daarnaast werd een schadevergoeding van €12.500 aan het slachtoffer toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/130657-23
Datum uitspraak : 28 mei 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2006 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in [verblijfplaats] .
raadsman: mr. S. Kriekaard, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op terechtzittingen achter gesloten deuren.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 mei 2023 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven naar (de school van) voornoemde [slachtoffer] is toegegaan, waarna hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn nek, hoofd, schouders, bovenarm(en) en/of rug, in elk geval in zijn lichaam heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 mei 2023 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten snij- en/of steekletsel en/of een of meerdere (ontsierend(e)) litteken(s) in zijn gezicht, nek, hoofd, schouders, bovenarm(en) en/of rug, heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn nek, hoofd, schouders, bovenarm(en) en/of rug, in elk geval in het lichaam, te steken en/of te snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 mei 2023 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen naar (de school van) voornoemde [slachtoffer] is toegegaan, waarna hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn nek, hoofd, schouders, bovenarm(en) en/of rug, in elk geval in zijn lichaam heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde medeplegen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en spreekt verdachte van dat onderdeel vrij.
Er is voor het overige sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 302-305;
- het proces-verbaal van bevindingen, uitkijken camerabeelden, p. 362-371;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 mei 2024.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks22 mei 2023 te Arnhem,
tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte
en/of zijn mededadervoorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven naar (de school van) voornoemde [slachtoffer] is toegegaan, waarna hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer] meermalen,
althans eenmaal, met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn nek, hoofd, schouders, bovenarm
(en
)en/of rug,
in elk geval in zijn lichaamheeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Standpunten
Zowel de officier van justitie als de verdediging verzoeken rekening te houden met de omstandigheid dat het feit verminderd aan verdachte kan worden toegerekend.
Uit het psychologisch rapport van 17 augustus 2023 volgt dat de deskundigen adviseren het feit verminderd aan verdachte toe te rekenen, wanneer het tenlastegelegde bewezen wordt geacht.
Ook de psychiater adviseert in haar rapport van 2 mei 2024 om het feit verminderd aan verdachte toe te rekenen.
Verminderd toerekeningsvatbaar
De rechtbank volgt de deskundigen in haar oordeel dat verdachtes problematiek ook ten tijde van de poging tot doodslag aan de orde was en dat dit de gedragskeuzes van verdachte op dat moment heeft beïnvloed. De rechtbank neemt de conclusie dat het bewezenverklaarde feit in een verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend dan ook over.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 193 dagen met aftrek van het voorarrest. Daarnaast vordert de officier van justitie oplegging van de voorwaardelijke PIJ-maatregel met een proeftijd van twee jaar met als voorwaarden (kort samengevat): verblijf bij [verblijfplaats] , ambulante behandeling, dagbesteding, onthouding van telefoon/social-media gebruik, contactverbod met het slachtoffer, meewerken aan begeleiding jeugdreclassering en de opdracht aan de jeugdreclassering tot toezicht op de voorwaarden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte achter de vordering van de officier van justitie staat en verzoekt de rechtbank verdachte conform eis te veroordelen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Dit heeft plaatsgevonden bij een school.
Op 22 mei 2023 gaat verdachte samen met [naam 1] naar het [naam school] om verhaal te halen bij [naam 2] met wie verdachte een conflict had. Verdachte heeft een mes bij zich en ook [naam 1] . Op het schoolplein staan meerdere jongens, vrienden van [naam 2] . [naam 1] vraagt naar [naam 2] en ze krijgen te horen dat hij bezig is met een examen. Na tussenkomst van een leraar besluiten verdachte en [naam 1] om weg te lopen. Als zij worden nageroepen vanuit de groep draait [naam 1] zich om en pakt zijn mes en loopt richting de groep jongens. Hij wordt door een docent tegengehouden. Ook verdachte draait zich om, pakt zijn mes en rent richting [slachtoffer] . Hij steekt en snijdt [slachtoffer] in het wilde weg totaal negen keer en rent dan weg.
[slachtoffer] loopt veel en forse snijverwondingen op die in het ziekenhuis onder narcose moeten worden gehecht. Dat het letsel niet direct levensbedreigend was, mag toeval en een geluk worden genoemd. Niettemin houdt [slachtoffer] blijvende littekens op zichtbare plekken en is daarmee letterlijk voor het leven getekend.
Verdachte heeft met dit feit ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Waar verdachte aangeeft dat hij wat wilde uitpraten, vindt de rechtbank dat verdachte zelf doelbewust de confrontatie heeft opgezocht door met een mes naar een school te gaan en aldaar leerlingen aan te spreken. Daarbij komt dat dit geweld heeft plaatsgevonden in het bijzijn van leerlingen van deze school en van docenten. Een dergelijk feit maakt dat leerlingen zich minder veilig voelen op school, de werkomgeving voor leraren en ander personeel als minder veilig wordt ervaren en ouders zich meer zorgen maken over hun kinderen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 27 februari 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie en politie in aanraking is gekomen
Uit het psychologisch rapport van 17 augustus 2023 opgesteld door M.A. Aalbers-Passier (GZ-psycholoog en supervisor) en M.M.M. Verberk (GZ-psycholoog, supervisant) volgt dat bij verdachte een normoverschrijdende gedragsstoornis (beginnend in de adolescentie) is vastgesteld. Daarnaast komen er enige kwetsbaarheden naar voren die samenhangen met een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling (antisociale en narcistische trekken), te weten inadequate copingvaardigheden, emotieregulatieproblemen en een gebrekkige gewetensontwikkeling. Het recidiverisico wordt als matig ingeschat. Verdachte heeft een steunend netwerk en beschikt over een (boven)gemiddelde intelligentie. Cognitief gezien weet hij exact wat er verwacht wordt vanuit de maatschappelijke normen en waarden. De deskundigen adviseren een individuele behandeling gericht op sociale informatieverwerking, omgaan met emoties, moreel redeneren en het ontwikkelen van adequate copingvaardigheden aan te bieden, waardoor zijn persoonlijkheidsontwikkeling nog zo veel mogelijk kan worden bijgestuurd. Een klinisch behandeltraject wordt nadrukkelijk geadviseerd.
Uit het psychiatrische rapport van 2 mei 2024, opgesteld door psychiater E.L.G. Heinsman-Carlier volgt dat bij verdachte sprake is van een normoverschrijdende gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, zonder dat verdachte aan de algemene criteria voor een persoonlijkheidsstoornis voldoet. De persoonlijkheidsontwikkeling laat zich begrijpen vanuit een als emotioneel onveilig ervaren opvoeding, van waaruit verdachte een beperkte mate van eigen identiteit, wantrouwen naar de buitenwereld en een interpersoonlijke gevoeligheid (angst voor afwijzing/ verlating) heeft ontwikkeld. Met de aanwezige spanningsbehoefte, neiging naar zelfoverschatting en fascinatie met criminaliteit (beperkte mate identiteit), kan gesproken worden van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Hiervan was ook sprake ten tijde van het tenlastegelegde. Door het ontbreken van een betrouwbaar delictscenario, kan geen duidelijke uitspraak gedaan worden over de mate waarin verdachte door aanwezige stoornis(sen) beperkt is geweest in zijn keuzevrijheid van handelen.
Wel kan voorafgaand en ten tijde van het ten laste gelegde gesproken worden van een bredere context met een gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsstoornis en een ongunstige aansluiting bij een peergroup met leden met een criminele leefstijl. Onderzochte beschikt over voldoende intellectuele capaciteiten maar lijkt niet in staat om de gevolgen van zijn daden in voldoende mate te overzien en/of lijkt hierbij niet geremd door zijn geweten of empathie. Er zijn geen aanwijzingen voor traumagerelateerde problematiek of ernstige psychiatrische aandoeningen die zijn gedrag zouden kunnen verklaren. De kans op herhaling van geweldsdelicten wordt als matig ingeschat wanneer er geen behandeling en de nodige interventies worden uitgevoerd. Als belangrijk risicofactoren komen naar voren zijn bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling en de rol van de peergroup. De deskundige adviseert een langdurige residentiële behandeling in een sterk gestructureerde omgeving met toezicht en ondersteuning in zijn functioneren. Een dergelijke omgeving is nodig om greep te kunnen krijgen op de wisselwerking tussen zijn bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling en de contacten met de peergroep. Voor verdachte is het belangrijk om inzichten en vaardigheden (sociaal, communicatief, zelfregulatie, wonen, zelfstandigheid, etc) aan te leren om uiteindelijk zo zelfstandig mogelijk in de maatschappij te kunnen functioneren. Na klinische behandeling dient rekening gehouden te worden met een langer durend resocialisatietraject. De deskundige adviseert om verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen voor de duur van twee jaren, met als voorwaarde dat hij zich laat behandelen in een residentiele setting als [verblijfplaats] , of een soortgelijke instelling elders.
Uit het aanvullend psychologisch rapport van 1 mei 2024 opgesteld door M.M.M. Verberk, GZ-psycholoog, volgt dat wordt geadviseerd om verschillende interventies in te zetten voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte. Op dit moment krijgt hij behandeling en begeleiding binnen een forensische kliniek ( [verblijfplaats] ) en profiteert van strikte kaders, o.a. door weer naar school te gaan. Een langdurige en intensive behandeling wordt noodzakelijk geacht. Na het bereiken van zijn 18de levensjaar wordt tevens geadviseerd om verdachte door te laten stromen naar een begeleide woonvorm, alwaar hij verder kan worden begeleid naar zelfstandigheid en volwassenheid. In het advies van 17 augustus 2023 is geadviseerd om een langdurige behandeling als voorwaarde op te leggen bij een voorwaardelijk strafdeel. Verdachte heeft, na zijn eerste schorsing, laten zien zich niet aan de afspraken en voorwaarden te hebben gehouden. Het door de deskundige omschreven behandelaanbod kan daarom het best plaatsvinden binnen de kaders van een voorwaardelijke PIJ-maatregel, met als voorwaarde dat hij zich laat behandelen in een klinische setting als [verblijfplaats] , of een soortgelijke instelling elders. Verdachte doet het momenteel goed in de wetenschap dat hem een dergelijke maatregel boven het hoofd hangt. Mogelijk kan dit een motivatie zijn om zich dit keer wel aan de voorwaarden te houden.
De raadsvertegenwoordiger ter zitting heeft verklaard dat de Raad zich in het advies van de deskundigen kan vinden.
De jeugdreclasseerder geeft ter zitting aan dat [verblijfplaats] voor verdachte de juiste plek is. Binnen strakke kaders doet verdachte het goed. Als de kaders wat los worden gelaten, zijn er veel risicofactoren. De jeugdreclasseerder verzoekt verdachte de kans van de voorwaardelijke PIJ-maatregel te geven. Mocht hij toch de verkeerde keuze maken, dan is het gevolg voor hem duidelijk.
Gelet op al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, volgt de rechtbank de eis van de officier van justitie.
De ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur, zijnde gelijk aan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, alsmede het opleggen van een PIJ-maatregel (maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen).
PIJ-maatregel
De rechtbank is van oordeel dat aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een PIJ-maatregel, zoals vermeld in artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht (Sr), is voldaan. De bewezenverklaarde feiten zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Op grond van wat de psycholoog en de psychiater naar voren hebben gebracht, is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een PIJ-maatregel eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte. De rechtbank zal daarom deze maatregel bevelen.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de rapportages van de psychiater en de psycholoog. Alle deskundigen achten van belang dat verdachte voor zijn problematiek een intensieve en passende klinische behandeling zal krijgen, die hij volledig afrondt. De vraag is of een dergelijke behandeling binnen een voorwaardelijke PIJ kan worden vorm gegeven. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is en overweegt hiertoe als volgt. De rechtbank denkt dat de groeikansen van verdachte groter worden wanneer behandeling plaatsvindt vanuit een meer intrinsieke motivatie, zoals nu het geval lijkt te zijn sinds zijn plaatsing in [verblijfplaats] . Er lijkt dus geen sprake te zijn van een jarenlange opbouw van delicten, dan wel een criminele carrière. Verdachte heeft ook nooit eerder behandeling gehad. Dit zijn argumenten die overtuigend pleiten voor oplegging van een voorwaardelijke maatregel.
De rechtbank geeft verdachte hiermee een kans en verwacht van verdachte dat hij die kans ook benut. De rechtbank acht de forse ‘stok achter de deur’ in de vorm van een voorwaardelijke PIJ-maatregel op dit punt afdoende waarborg. Komt tijdens de proeftijd de behandeling van verdachte (verwijtbaar) onvoldoende van de grond of blijkt verdachte toch nog in aanraking te komen met justitie en politie, dan wacht hem de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Omdat sprake is van misdrijven gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, kan die maatregel, gelet op het bepaalde in artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering, ook telkens voor de duur van twee jaren worden verlengd.
De rechtbank zal aan de voorwaardelijke PIJ-maatregel de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd. De rechtbank zal daarbij bepalen dat verdachte klinisch wordt behandeld in [verblijfplaats] (of een soortgelijke instelling). De rechtbank stelt bij de aan de PIJ-maatregel verbonden voorwaarden de proeftijd vast op twee jaren.
Dadelijk uitvoerbaar
De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de jeugdreclassering dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gericht is tegen dan wel gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Zonder behandeling bestaat gevaar op herhaling. Verdachte doet het nu vooral goed omdat hij weet dat hem anders een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel boven het hoofd hangt.
De rechtbank wijkt hiermee af van de door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ingezette lijn (ECLI:NL:GHARL:2024:788). De rechtbank ziet namelijk in de tekst van de wet, de bedoeling van de wetgever en in het doel van de voorwaardelijke PIJ-maatregelen voldoende argumenten om wel over te gaan tot het dadelijk uitvoerbaar verklaren van de voorwaarden.
De rechtbank verwijst in de eerste plaats naar de wettekst van de artikelen 77x lid 2 Sr, 77z Sr en 77za Sr.
Daarnaast verwijst de rechtbank naar de kamerstukken 32 319, nr. 3 (Mvt). Daaruit volgt dat het doel van het dadelijk uitvoerbaar verklaren is om te voorkomen dat een veroordeelde door het instellen van hoger beroep zich aan het toezicht van justitie onttrekt. De rechtbank vindt dat dit doel evenzo goed - zo niet des te meer – bestaat bij een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Dat de voorwaardelijke PIJ-maatregel niet met zoveel woorden is genoemd in deze kamerstukken betekent niet zonder meer dat bedoeld is om deze uit te sluiten van de mogelijkheid uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Zeker niet als deze kamerstukken worden bezien in het licht van de nota van wijziging (kamerstukken 33 498, nr. 7). Hierin wordt beoogd de gedragbeïnvloedende maatregel meer in lijn te brengen met de regeling die is neergelegd in 77za Sr. In de nota van wijziging is over de gedragbeïnvloedende maatregel het volgende te lezen.
“Daarmee wordt de regeling eveneens meer in lijn gebracht met de regeling die voor voorwaardelijke sancties is neergelegd in artikel 77za Sr. Daar is de
uitvoerbaarheid bij voorraad geregeldvan de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie
en de voorwaardelijk opgelegde pij-maatregel.” (cursief rechtbank)
Tot slot verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de HR van 24 januari 2023 ECLI:NL:HR2023:70. Deze uitspraak ziet op een door het gerechtshof opgelegde PIJ-maatregel waarbij de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn verklaard in het onderliggende vonnis van het gerechtshof.
De rechtbank zal het inmiddels geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De wettelijke vertegenwoordiger (vader [naam 3] ) van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met de laste gelegde feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 20.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen voor een bedrag van € 10.000, met toekenning van de wettelijke rente. Tot slot vordert de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De raadsman heeft bepleit dat het toekennen van een immateriële schadevergoeding op zijn plaats is, maar niet voor het gevorderde bedrag. Het gevorderde bedrag is fors en had onderbouwd moeten worden. Het verwijzen naar een aantal uitspraken is niet voldoende. De raadsman verzoekt bij het bepalen van de hoogte van de schadevergoeding aansluiting te zoeken bij de Letsellijst schadefonds Geweldsmisdrijven. Op grond daarvan kan niet meer dan een bedrag van € 10.000,- worden toegewezen. De raadsman verzoekt dan ook het gevorderde bedrag flink te matigen.
Overweging van de rechtbank
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Het gaat in dit geval om (de in artikel 6:106, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW, bedoelde) lichamelijk letsel en om aantasting in de persoon ‘op andere wijze’. Van dat laatste is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Dit kan onder meer als op grond van de aard en ernst van het strafbare feit nadelige gevolgen zonneklaar zijn.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank heeft poging tot doodslag bewezen verklaard. Het slachtoffer is 9 keer gestoken en gesneden met een mes. Daardoor heeft hij ontsierende littekens op zijn lichaam, waaronder zijn gezicht. Het slachtoffer wordt hierdoor dagelijks herinnerd aan het incident. Het slachtoffer moest in het ziekenhuis blijven voor zijn herstel. De steekpartij heeft ook ingrijpende gevolgen gehad voor zijn psychische gesteldheid. Gelet op deze gevolgen en op de aard en de ernst van de normschending, is naar het oordeel van de rechtbank naast lichamelijk letsel sprake van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW. De rechtbank ziet wel redenen het gevorderde bedrag te verlagen en naar billijkheid een bedrag van € 12.500,00 toe te wijzen en het slachtoffer voor het overige niet-ontvankelijk verklaring in zijn vordering. Daarbij heeft de rechtbank onder meer gelet op het gegeven dat wel sprake is van meerdere verwondingen en ontsierende littekens maar dat geen sprake was van levensbedreigend of inwendig letsel of functieverlies. De rechtbank zoekt aansluiting bij de in de vordering genoemde uitspraak ECLI:NL:GHARL:2023:8749.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf de pleegdatum van het feit, te weten
22 mei 2023.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening. In verband met de leeftijd van de verdachte wordt er geen gijzeling opgelegd.

9.De beoordeling van het beslag

- 1 telefoontoestel (Omschrijving: [kenmerk 1] , grijs, merk IPhone);
- 1 Mes (Omschrijving: [kenmerk 2] groot snijmes 30 cm);
- 1 Mes (Omschrijving: [kenmerk 3] groot snijmes 30 cm);
- 1 Mes (Omschrijving: [kenmerk 4] );
- 1 Mes (Omschrijving: [kenmerk 5] snijmes);
- 1 Mes (Omschrijving: [kenmerk 6] broodmes).
De officier van justitie heeft verzocht de inbeslaggenomen messen terug te geven aan de rechthebbende en het telefoontoestel aan verdachte. De raadsman van verdachte heeft geen verweer gevoerd.
De rechtbank zal de teruggave van de vijf inbeslaggenomen messen en het telefoontoestel aan de rechthebbende gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 45, 36f, 77a, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77za en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
jeugddetentievoor de duur van
193 (honderd drieënnegentig) dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
  • legt op
  • bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de hierna te melden voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • verdachte meewerkt aan plaatsing en klinische behandeling in een forensische setting zoals [verblijfplaats] of een soortgelijke instelling te bepalen door de reclassering en zich houdt aan de huisregels van deze instelling;
  • verdachte vervolgens meewerkt aan ambulante behandeling door een nader door de reclassering te bepalen behandelinstelling;
  • verdachte zich zal inzetten voor dagbesteding die aansluit bij zijn draagkracht, zich zal houden aan de afspraken met de reclassering en niet van dagbesteding zal veranderen zonder overleg en toestemming van de reclassering;
  • verdachte zich zal onthouden van telefoon en socialmedia gebruik;
  • verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
verdachte meewerkt aan deze voorwaarden voor zo lang de jeugdreclassering dat nodig acht;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland afdeling Jeugdreclassering, tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de gestelde voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
  • veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van
€ 12.500,00 (twaalfduizendvijfhonderd euro)aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald.
 bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 gelast de teruggave aan verdachte van een telefoontoestel, grijs, merk iPhone (omschrijving [kenmerk 1] );
 gelast de teruggave van een vijftal messen (Omschrijving: [kenmerk 2] groot snijmes 30 cm; [kenmerk 3] groot snijmes 30 cm; [kenmerk 4] ; [kenmerk 5] snijmes; [kenmerk 6] broodmes) aan de rechthebbende.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.D. Jacobs voorzitter tevens kinderrechter, mr. M.G.J. Post en mr. M.W. Stoet, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Vogelpoel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 mei 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023226353, gesloten op 28 juli 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.