ECLI:NL:RBGEL:2024:3360

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 juni 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
AWB - 23_196, 23_492, 23_495, 23_496, 23-500 en 23_501
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beroepen tegen wijzigingsbesluit Habitatrichtlijngebieden door de Rechtbank Gelderland

Op 3 juni 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in zeven zaken waarin boerenbedrijven beroep aantekenden tegen het wijzigingsbesluit Habitatrichtlijngebieden van de minister van Natuur en Stikstof, genomen op 22 november 2022. De rechtbank oordeelde dat de beroepen ongegrond zijn. De eisers, die agrarische bedrijven exploiteren nabij Natura 2000-gebied Rijntakken, betoogden dat het wijzigingsbesluit hen nadelige gevolgen zou kunnen opleveren. De rechtbank bevestigde dat de minister verplicht is om alle beschermde habitattypen en soorten aan te wijzen en dat het wijzigingsbesluit niet de grenzen van de Natura 2000-gebieden wijzigt. De rechtbank concludeerde dat de minister voldoende aannemelijk had gemaakt dat de habitattypen en soorten op het moment van aanwijzing aanwezig waren. De rechtbank benadrukte dat de procedures zich beperkten tot de vraag of de minister met het wijzigingsbesluit de habitattypen en -soorten kon toevoegen aan bestaande Natura 2000-gebieden. De rechtbank kon geen oordeel geven over bredere kwesties zoals de stikstofproblematiek of de verdeling van lasten over de samenleving. De uitspraak bevestigde dat de eisers geen gelijk kregen en dat het wijzigingsbesluit in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 23/196, 23/492, 23/493, 23/495, 23/496, 23/500 en 23/501
uitspraak van de meervoudige kamer van
in de zaken tussen
23/196
[eiseres 1], uit [plaats 1], eiseres
23/492
[eiser 2], uit [plaats 1], eiser
23/493
[eiseres 3], uit [plaats 1], eiseres
23/495
[eiser 4],uit [plaats 1], eiser
23/496
[eiser 5], uit [plaats 1], eiser
23/500
[eiser 6], uit [plaats 1], eiser
23/501
[eiser 7], uit [plaats 1], eiser
(hierna: eisers)
en
in alle zaken
de minister voor Natuur en Stikstof, de minister
(gemachtigden: mr. R.H.M. Sipman, ir. D. Bal en mr. J.P. Brand).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel:
[derde partij]uit [plaats 2] (de derde-partij)
(gemachtigde: [naam gemachtigde]).
Inleiding
1.1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het “wijzigingsbesluit Habitatrichtlijngebieden vanwege aanwezige waarden” van 22 november 2022 [1] (hierna: het wijzigingsbesluit). De minister heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift. De derde-partij heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.2. Er zijn in heel Nederland veel beroepen ingediend tegen het wijzigingsbesluit. De rechtbank Gelderland is bevoegd om deze beroepen te behandelen. De rechtbank Gelderland heeft alle beroepen over Habitatrichtlijngebieden in haar arrondissement die op dat moment bij haar liepen behandeld op zittingen op 4, 11 en 12 maart 2024. De rechtbank doet in al deze zaken tegelijk uitspraak.
De zaken over Habitatrichtlijngebieden in andere arrondissementen worden om proceseconomische redenen afgedaan door de rechtbank van het arrondissement waarin deze gebieden liggen.
1.3. De beroepen van eisers zijn op 11 maart 2024 op zitting behandeld om 13.00 uur. Deze zaken zijn op hetzelfde moment behandeld, omdat de beroepschriften inhoudelijk hetzelfde zijn. Aan de zitting hebben namens eisers deelgenomen: in de zaak 23/196: [vertegenwoordiger eiseres 1] en [vertegenwoordiger eiseres 1], in de zaak 23/492: [eiser 2] en in de zaak 23/496 [eiser 5]. Ook de gemachtigden van verweerder hebben deelgenomen. De gemachtigde van de derde-partij was er niet.
Totstandkoming en achtergrond van het besluit
2.1. In de Habitatrichtlijn staat dat een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden wordt gevormd: de Natura 2000-gebieden. [2] Dit netwerk bestaat uit beschermingszones die de lidstaten hebben aangewezen. [3] Het netwerk is bedoeld om bepaalde dieren, planten en hun natuurlijke leefomgeving te beschermen en zo de biodiversiteit te behouden. Zo verplicht de Habitatrichtlijn de lidstaten om bepaalde habitattypen en -soorten aan te wijzen als onderdeel van het netwerk. [4]
2.2. De Habitatrichtlijn kent een ‘getrapt stelsel’ om gebieden aan te wijzen. Fase 1 is de aanmeldingsfase. In die fase stellen de lidstaten aan de Europese Commissie een lijst voor van gebieden die van belang zijn voor de habitattypen en habitats van soorten/typen en soorten: ‘de lijst van gebieden van communautair belang’. [5] In fase 2 werkt de Europese Commissie een ontwerplijst uit en stelt die lijst vast met instemming van iedere lidstaat. [6] In fase 3 wijzen de lidstaten de gebieden die op de lijst staan binnen zes jaar aan als speciale beschermingszone. [7] Deze aanwijsverplichting is in Nederland geïmplementeerd in artikel 2.1 van de Wet natuurbescherming (Wnb). [8]
2.3. De Europese Commissie heeft op 7 december 2004 een lijst van gebieden met communautair belang vastgesteld die geldt voor Nederland. [9] Vanaf 2008 zijn in Nederland aanwijzingsbesluiten gepubliceerd voor deze Natura 2000-gebieden. In deze besluiten staan de grenzen van de gebieden, de typen natuurlijke habitats en de habitattypen en -soorten waarvoor de gebieden zijn aangewezen en in elk geval de instandhoudingsdoelstellingen voor die typen en soorten. [10]
2.4. Voor het wijzigingsbesluit heeft de minister alle oorspronkelijke aanwijzingsbesluiten gecontroleerd. Bij veel gebieden bleken de genoemde typen en soorten nog niet compleet, vooral omdat de habitattypenkaarten waarop de aanwijzingen zijn gebaseerd op het moment van aanwijzen nog niet compleet waren. Met het wijzigingsbesluit zijn deze typen en soorten en de instandhoudingsdoelstellingen daarvoor alsnog toegevoegd aan de aanwijzingsbesluiten. Ook zijn er instandhoudingsdoelstellingen toegevoegd voor enkele typen en soorten die al waren aangewezen. Verder zijn er een paar typen en soorten verwijderd. De bedoeling van de wijziging is om de eerdere aanwijzingsbesluiten te corrigeren. Het wijzigingsbesluit wijzigt niet de grenzen van de Natura 2000gebieden en gaat niet over de Vogelrichtlijngebieden.
2.3. Het wijzigingsbesluit is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure. [11] Het ontwerpbesluit is van 5 maart 2018 en heeft ter inzage gelegen van 9 maart tot en met 19 april 2018. Op 22 november 2022 heeft de minister het definitieve wijzigingsbesluit genomen.
Beoordeling door de rechtbank
3.1. De rechtbank beoordeelt de wijziging van de aanwijzingsbesluiten. Eerst beoordeelt de rechtbank of wordt voldaan aan de formele eisen om de beroepen inhoudelijk te kunnen behandelen. Als aan de formele eisen wordt voldaan, dan zal de rechtbank de beroepen inhoudelijk beoordelen aan de hand van beroepsgronden.
3.2. De rechtbank is van oordeel dat de beroepen ongegrond zijn. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De rechtbank doet dat in deze volgorde:
I. De formele eisen
a. Is het wijzigingsbesluit een besluit?
b. Zijn eisers belanghebbenden bij het wijzigingsbesluit en hebben zij procesbelang?
II. Afbakening
III. De beroepsgronden
- Informatievoorziening
- Corrigeren of actualiseren
- Kwaliteit van aangewezen typen
IV. Relativiteitsvereiste

I. De formele eisen

a.
Is het wijzigingsbesluit een besluit?
4.1.
De rechtbank moet zelf beoordelen of het wijzigingsbesluit een besluit is. Als het geen besluit is, is de bestuursrechter namelijk niet bevoegd om het beroep te behandelen. [12] De derde-partij heeft hierover aangevoerd dat het wijzigingsbesluit geen besluit is, omdat de rechtsgevolgen ontbreken. Het is alleen een feitelijke correctie van natuurwaarden die altijd al aanwezig zijn geweest sinds de al onherroepelijke aanwijzingsbesluiten. Deze feitelijke vaststelling is een direct gevolg van de eerdere aanwijzingsbesluiten.
4.2.
Een besluit is een “schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling”. [13] Een rechtshandeling is een handeling gericht op rechtsgevolg.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat het wijzigingsbesluit wel een besluit is. Het wijzigingsbesluit is gericht op rechtsgevolgen, omdat daarmee ten opzichte van de aanwijzingsbesluiten niet alleen feitelijk meer typen en soorten worden beschermd, maar voor die typen en soorten ook instandhoudingsdoelstellingen zijn vastgelegd. Deze wijziging is gericht op rechtsgevolg, omdat instandhoudingsdoelstellingen de reikwijdte bepalen van de bescherming voor de gebieden. [14] Ook zijn ze van belang voor de verdere besluitvorming, want voorgenomen activiteiten worden getoetst aan de instandhoudingsdoelstellingen. Verder zijn de instandhoudingsdoelstellingen van belang voor (de omvang van) andere bevoegdheden uit de Wnb, zoals het treffen van instandhoudingsmaatregelen, het vaststellen van beheerplannen of de passende beoordeling van gevolgen van plannen of projecten. Tot slot staat in de Wnb dat een wijziging van een aanwijzingsbesluit een besluit is [15] en heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) eerdere wijzigingsbesluiten als besluiten aangemerkt. [16]
4.4.
Het wijzigingsbesluit is dus een besluit, zodat daartegen beroep open staat bij de bestuursrechter.
b.
Zijn eisers belanghebbenden bij het wijzigingsbesluit en hebben zij procesbelang?
5.1.
De rechtbank moet zelf beoordelen of eisers belanghebbenden zijn bij het wijzigingsbesluit. In beginsel kunnen alleen belanghebbenden beroep instellen bij de bestuursrechter. [17] Daarnaast moet een belanghebbende procesbelang hebben.
De derde-partij heeft hierover, samengevat, naar voren gebracht dat de meeste eisers niet concreet hebben onderbouwd wat voor feitelijke gevolgen zij zullen ondervinden van het wijzigingsbesluit. Zij hebben geen rechtstreeks belang, want er wijzigt niets in de geldende wettelijke bescherming en zij hebben geen onderscheidend belang bij natuurbescherming ten opzichte van andere burgers. Dat geldt zeker voor de eisers die als natuurlijke persoon beroep hebben ingesteld.
Als eisers al belanghebbenden zijn, hebben zij geen procesbelang, want zij willen alleen maar bereiken dat zij geen beperkingen ondervinden van natuurbeschermingsmaatregelen. Dat doel kan niet worden bereikt met vernietiging van het wijzigingsbesluit.
5.2.
Een belanghebbende is degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. [18] Wie rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat, is in beginsel belanghebbende bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ van de activiteit is een correctie op dit uitgangspunt. Zonder gevolgen van enige betekenis heeft iemand geen persoonlijk belang bij het besluit. [19]
Procesbelang is het belang dat een belanghebbende heeft bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de belanghebbende voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de belanghebbende van feitelijke betekenis is. In beginsel heeft een belanghebbende die opkomt tegen een besluit, belang bij een beoordeling van zijn bezwaar of beroep, tenzij vast komt te staan dat ieder belang bij de procedure ontbreekt of is komen te vervallen. [20]
5.3.1.
De rechtbank heeft hiervoor in rechtsoverweging 4.3 al overwogen dat in het wijzigingsbesluit instandhoudingsdoelstellingen zijn toegevoegd die gevolgen kunnen hebben voor voorgenomen activiteiten. Eisers wijzen er specifiek op dat het aanwijzingsbesluit consequenties kan hebben voor de voor hen geldende kritische depositiewaarden. In dat kader is het geldende rechtspraak dat voor een depositieberekening met de AERIUS-calculator een maximale afstand van vijfentwintig kilometer van de bron kan worden gehanteerd. [21] De rechtbank stelt vast dat alle eisers in deze zaken een agrarisch bedrijf exploiteren in, grenzend aan of dichtbij Natura 2000-gebied Rijntakken, en dus ruimschoots binnen vijfentwintig kilometer van in ieder geval één van de Natura 2000gebieden waarover het wijzigingsbesluit gaat. Dit houdt in dat zij allen gevolgen kunnen ondervinden van het wijzigingsbesluit.
De rechtbank neemt daarom aan dat het wijzigingsbesluit gevolgen van enige betekenis heeft voor (de bedrijfsvoering van) eisers. Dit betekent dat eisers belanghebbenden zijn bij het wijzigingsbesluit.
5.3.2.
Nu het wijzigingsbesluit, zeker door de nieuwe instandhoudingsdoelstellingen, gevolgen heeft voor (de bedrijfsvoering van) eisers, is de rechtbank van oordeel dat zij procesbelang hebben. Het betoog van de derde-partij dat eisers zelf juist gebaat zijn bij natuurbeschermingsmaatregelen en dat het motief van eisers slechts is dat zij geen beperkingen willen ondervinden, maakt dat niet anders. Dit maakt namelijk niet dat ieder belang bij de procedure ontbreekt.
Tussenconclusie
6. Nu aan de formele eisen is voldaan, zal de rechtbank de beroepen inhoudelijk beoordelen.

II. Afbakening

7.1.
De rechtbank begrijpt dat eisers zich zorgen maken over de invloed die het wijzigingsbesluit op hun bedrijven kan hebben. Zo leidt de rechtbank uit de beroepen af dat eisers zich niet van tevoren hebben gerealiseerd dat de aanwijzing van de Natura 2000gebieden zoveel impact zou hebben op hun bedrijven, en daarmee vaak ook op hun families. Verder voelen eisers een enorme druk van de stikstofproblematiek en de Stikstofwet die erop is gericht om de stikstofuitstoot in Nederland te verminderen. Veel eisers vinden het ook onredelijk dat (vooral) de agrarische sector hier de dupe van lijkt te worden. Vaak is benadrukt dat misschien nog wel het belangrijkste voor eisers is dat zij niet weten waar ze aan toe zijn. Die onzekerheid speelt hen parten en maakt het ze bijna onmogelijk om een agrarisch bedrijf te (blijven) runnen. Voor eisers is het wijzigingsbesluit daar een goed voorbeeld van, omdat nu blijkt dat de eerder aangewezen Natura 2000gebieden achteraf kunnen worden veranderd en wijzigingen ook onbeperkt mogelijk lijken.
7.2.
De rechtbank vindt het belangrijk om te benadrukken dat deze procedures zich beperken tot de vraag of de minister met dit specifieke wijzigingsbesluit van 22 november 2022 habitattypen en -soorten en instandhoudingsdoelstellingen kon toevoegen aan bestaande Natura 2000-gebieden. De rechtbank kan in deze zaken geen oordeel geven over bijvoorbeeld het systeem van de Habitatrichtlijn en de Wnb, besluiten uit het verleden, mogelijk toekomstige wijzigingen van Natura 2000-gebieden, de (oorzaak van de) stikstofproblematiek of de verdeling van de lasten over de samenleving.

III. De beroepsgronden

8. In de zaken waar deze uitspraak over gaat, hebben eisers dezelfde beroepsgronden naar voren gebracht. De rechtbank gaat hierna voor alle zaken in op deze beroepsgronden.
Informatievoorziening
9.1.
Eisers stellen dat zij alleen maar door een tip van een kennis op de hoogte zijn gekomen van het wijzigingsbesluit. Het Natura 2000-gebied Rijntakken in hun buurt, en dan in het bijzonder het natuurgebied daarin genaamd Eester Loo, is eerder al onopvallend aangewezen. Door het wijzigingsbesluit wordt het nu ook nog eens een stikstofgevoelig gebied. Door de veelheid aan informatie zijn de gevolgen van het besluit niet terug te vinden. Dat het wijzigingsbesluit in de Staatscourant wordt gepubliceerd wordt niet door iedereen gezien. Bovendien heeft het wijzigingsbesluit heel veel pagina’s en moet je specifiek in de Nota van Toelichting zoeken om de wijziging in jouw buurt te kunnen vinden. Het is een onopvallende wijziging.
9.2.
De rechtbank kan zich voorstellen dat niet iedereen dagelijks de Staatscourant leest en dat het in zo’n groot besluit met veel wijzigingen lastig is om te bepalen wat de gevolgen daarvan zijn voor een individuele eiser.
Maar hier geldt wel dat de wettelijke procedure is gevolgd waarbij het ontwerp en het definitieve besluit zijn gepubliceerd en ter inzage hebben gelegen zodat daartegen kon worden opgekomen. Dat hebben eisers ook gedaan. Er is geen regel die bepaalt dat de minister naast het doorlopen van de wettelijke procedure iedere mogelijke belanghebbende afzonderlijk moet informeren over (de eventuele gevolgen van) het besluit.
Weliswaar is het voorstelbaar dat het als eiser lastig is om de weg te vinden in zo’n groot besluit, maar niet is gebleken dat dat eisers niet is gelukt nu zij wel de onderdelen eruit hebben gepikt die voor hen van belang zijn. Overigens had het eisers ook vrij gestaan om hierover vragen te stellen aan de minister of om hierover juridisch advies in te winnen of zich juridisch te laten bijstaan. De beroepsgronden slagen niet.
Corrigeren of actualiseren?
10.1.
Eisers stellen dat sprake is van inconsistent beleid. Eester Loo ligt er al eeuwen en Natura 2000 is vrij recent en verandert steeds. Zo is het niet te rijmen dat de provincie in april 2022 nog 600 hectare in het Natura 2000gebied Rijntakken als niet-stikstofgevoelig heeft aangemerkt, terwijl de minister met het wijzigingsbesluit nu weer een stikstofgevoelig habitattype (Beuken- eikenbossen met hulst, H9120) toevoegt aan het gebied. Ook is drie jaar geleden nog een vergunning verleend met subsidie van de provincie om een veehouderij te verplaatsen op 521 meter van Eester Loo, terwijl dat gebied toen al drie jaar een Natura 2000-status had. Eisers krijgen het gevoel dat Eester Loo alleen wordt aangewezen om te voldoen aan Europese regels om voldoende areaal aan te wijzen.
10.2.
De rechtbank stelt voorop dat in het verleden al is besloten dat Eester Loo onderdeel vormt van het Natura 2000-gebied Rijntakken. Daartegen is destijds geen bezwaar gemaakt en de begrenzing van het Natura 2000-gebied staat in deze procedure ook niet ter discussie. In deze procedure draait het alleen om de vraag welke habitattypen in dat gebied aanwezig zijn. De minister is verplicht om alle typen en soorten die in meer dan verwaarloosbare mate voorkomen aan te wijzen [22] , en het is niet verboden om dat achteraf in aanvulling op de al aangewezen gebieden te doen op basis van actuele ecologische gegevens. [23]
10.3.1.
Het wijzigingsbesluit is uitdrukkelijk een correctie, dat wil zeggen dat nu alsnog habitattypen en habitatsoorten zijn toegevoegd die op het moment van het aanwijzen van de gebieden al wel aanwezig waren, maar nog niet waren aangewezen. De minister heeft toegelicht dat de wijziging is gebaseerd op waarnemingen die toen al wel waren gedaan, maar nog niet verwerkt in de kaarten, en op actuele(re) gegevens voor zover die iets zeggen over de situatie op het moment van de oorspronkelijke aanwijzing. Daarbij heeft de minister toegelicht dat deze wijziging geen gevolgen heeft voor eerder verleende vergunningen of bestaande rechten.
10.3.2.
De minister heeft de aanwezigheid van de habitattypen onderbouwd aan de hand van de habitattypenkaarten en de aanwezigheid van de soorten aan de hand van een deskundigenrapport. De minister heeft daarbij toegelicht dat habitattypen en soorten alleen zijn toegevoegd als aan de hand van de waarnemingen kon worden geconcludeerd dat deze ook al ten tijde van het aanwijzingsbesluit aanwezig moeten zijn geweest. Dit kon soms worden vastgesteld aan de hand van waarnemingen ten tijde van dat aanwijzingsbesluit, maar ook door bijvoorbeeld de leeftijd te bepalen van aangetroffen bomen.
10.4.
Dat sprake zou zijn van inconsistent beleid, maakt niet dat de minister het habitattype niet mocht toevoegen aan Rijntakken.
Dat de provincie eerder een ander deel van Rijntakken als niet-stikstofgevoelig heeft aangewezen of eerder nog een vergunning heeft verleend voor een veehouderij in de buurt van Eester Loo, maakt niet dat de minister de typering van Eester Loo niet moet aanpassen als hij met nieuwe informatie wordt geconfronteerd. Dat moet de minister namelijk – ongeacht wat de provincie beslist – doen op grond van de Habitatrichtlijn. Dat geldt ook als blijkt dat dat habitattype stikstofgevoelig is. De beroepsgrond slaagt niet.
Kwaliteit aangewezen habitattypen
11.1.
Eisers volgen niet dat het stikstofgevoelige habitattype Beuken- eikenbossen met hulst (H9120) is toegevoegd aan Eester Loo. In het wijzigingsbesluit staat dat de kwaliteit van dit type goed is, en dat daarom behoud daarvan voldoende is. Maar de kwaliteit van de onderhoud van het bos in Eester Loo is heel wisselend en zeker niet overal even goed.
11.2.
De verplichting om habitattypen aan te wijzen geldt voor alle typen die in meer dan verwaarloosbare mate voorkomen. In het besluit heeft de minister opgenomen dat het hier gaat om een oude bosgroeiplaats en dat behoud daarvan voldoende is omdat de kwaliteit goed genoeg is. Dat de aanwezige bomen en planten de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van Beuken- eikenbossen met Hulst (H9120) betwisten eisers op zich niet. Verder heeft de minister toegelicht dat de wijze van onderhoud niets hoeft te zeggen over de kwaliteit. Ook in een bos met weinig onderhoud kunnen de betreffende bomen en planten immers voorkomen. De beroepsgrond slaagt niet.
Belangenafweging
12.1.
De rechtbank leidt uit de beroepsgronden van eisers ook af dat zij het niet eens zijn met het toevoegen van een stikstofgevoelig habitattype, terwijl er veel melkveebedrijven in de buurt zitten. De rechtbank begrijpt deze beroepsgrond zo dat eisers vinden dat hun belangen en de belangen van de melkveehouders meegewogen hadden moeten worden.
12.2.
De rechtbank heeft aangenomen dat eisers belanghebbenden zijn bij het wijzigingsbesluit nu zij daarvan feitelijke gevolgen (kunnen) ondervinden en heeft er begrip voor dat zij vrezen voor de gevolgen van het besluit voor hun bedrijfsvoering. Maar dit betekent nog niet dat de minister bij ieder besluit dat die bedrijfsbelangen raakt ook die belangen moet afwegen. De wet schrijft namelijk voor dat het bestuursorgaan alleen
de bij het besluit betrokken belangenafweegt. [24]
12.3.
Het is vaste rechtspraak dat bij een besluit tot aanwijzing van een Habitatrichtlijngebied alleen rekening moet worden gehouden met ecologische criteria. [25] Het gaat er alleen maar om of een habitattype of -soort op een bepaalde plek in een meer dan verwaarloosbare mate voorkomt. Daarom heeft de minister eventuele negatieve gevolgen voor de bedrijfsvoering in het algemeen terecht niet betrokken bij de wijziging van de aanwijzingsbesluiten van de gebieden.
12.4.
Bij (de wijze van) formuleren van instandhoudingsdoelstellingen in een aanwijzingsbesluit kan en moet wel rekening worden gehouden met onder andere economische overwegingen. Maar eisers hebben niet onderbouwd in welk opzicht bij de formulering van de instandhoudingsdoelstellingen onvoldoende rekening is gehouden met hun belangen. [26] Overigens heeft de minister bij het formuleren van de instandhoudingsdoelstellingen toegelicht dat zij wel rekening heeft gehouden met deze belangen, nu in de meeste gevallen, ook bij Eester Loo, is gekozen voor de laagst mogelijke doelstelling (‘behoud’) en niet voor de (voor eisers) ingrijpendere uitbreidings- of verbeterdoelstelling. De beroepsgrond slaagt niet.
Relativiteitsvereiste
13. Nu de beroepsgronden over natuur niet slagen, laat de rechtbank buiten beschouwing of het relativiteitsvereiste aan een inhoudelijke beoordeling van deze beroepsgronden in de weg staat. Voor zover de beroepsgronden gaan over het recht op inspraak kan het relativiteitsvereiste niet worden tegengeworpen aan eisers. [27]
Conclusie en gevolgen
14. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en het wijzigingsbesluit in stand blijft. Eisers krijgen daarom hun griffierecht niet terug.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, voorzitter, en mr. M.J.M. Verhoeven en mr. M.A.A. Soppe, leden, in aanwezigheid van mr. K.M. van Leeuwen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Het besluit is gepubliceerd in de Staatscourant van 25 november 2022 (Stcrt. 2022, 29279).
2.Artikel 3, eerste lid, van de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG).
3.Op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn.
4.Artikel 3, tweede lid, van de Habitatrichtlijn bepaalt dat dit geldt voor de typen natuurlijke habitats in Bijlage I en de habitats van soorten in Bijlage II.
5.Artikel 4, eerste lid, van de Habitatrichtlijn.
6.Artikel 4, tweede lid, van de Habitatrichtlijn.
7.Artikel 3, tweede lid, en artikel 4, vierde lid, van de Habitatrichtlijn.
8.Inmiddels is de Omgevingswet in werking getreden, maar in deze procedure geldt nog het oude recht. Zie artikel 2.9, tweede lid, van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet.
9.In de beschikking 2004/813/EG.
10.Artikel 2.1, vierde lid, van de Wnb.
11.Als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zie artikel 2.1, vijfde lid, van de Wnb.
12.Artikel 8:1 van de Awb.
13.Artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
14.Kamerstukken II 2001/02, 28171, nr. 3, p. 31.
15.Artikel 2.1, eerste en zevende lid, van de Wnb.
16.Uitspraak van de Afdeling van 19 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA3652.
17.Artikel 8:1 van de Awb.
18.Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
19.Uitspraak van de Afdeling van 20 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1159, r.o. 4.3.
20.Uitspraak van de Afdeling van 23 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:571, r.o. 7.
21.Uitspraak van de Afdeling van 5 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1299.
22.Artikel 4 Habitatrichtlijn en de uitspraak van de Afdeling van 1 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1047, r.o. 15.2.
23.Uitspraak van de Afdeling van 20 oktober 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO1119.
24.Artikel 3:4, eerste lid, van de Awb.
25.Uitspraak van het Europese Hof van Justitie van 7 november 2000, ECLI:EU:C:2000:600 en van de Afdeling van 28 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:164, r.o. 5.2.
26.Idem.
27.Uitspraak van de Afdeling van 15 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:606.