ECLI:NL:RBGEL:2024:3338

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 juni 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
AWB – 23 _ 1752
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Gemeentepolis door college van burgemeester en wethouders van Zutphen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen de afwijzing door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen van zijn aanvraag voor deelname aan de Gemeentepolis. Eiser, inwoner van Zutphen, had op 17 november 2022 een aanvraag ingediend, die op 21 december 2022 werd afgewezen. Het college stelde dat eiser geen recht had op de Gemeentepolis voor het verzekeringsjaar 2023 vanwege een betalingsachterstand bij zijn zorgverzekering. Eiser maakte bezwaar, maar het college handhaafde de afwijzing in een aangepast besluit op 9 maart 2023.

De rechtbank heeft het beroep op 24 mei 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het college aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. De rechtbank stelt vast dat de overstapregeling, die in 2022 gold voor minima met een betalingsachterstand, buitenwettelijk begunstigend beleid was. Eiser had geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat de regeling ook voor 2023 zou moeten gelden. De rechtbank oordeelt dat het college de aanvraag van eiser terecht heeft afgewezen, omdat hij op grond van artikel 8a van de Zorgverzekeringswet niet kon overstappen naar de Gemeentepolis vanwege zijn betalingsachterstand.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van het griffierecht en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. M.S. de Vries, rechter, in aanwezigheid van K. van Gijtenbeek, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats: Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/1752

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen, het college
(gemachtigde: [naam gemachtigde])

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing door het college van de aanvraag van eiser voor deelname aan de Gemeentepolis.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 21 december 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 9 maart 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven, met aanpassing van de motivering.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 24 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit.

2. Eiser is inwoner van de gemeente Zutphen. Op 17 november 2022 dient hij een aanvraag in voor de Gemeentepolis van het college. Bij besluit van 21 december 2022 wijst het college de aanvraag af. Eiser is het hier niet mee eens en heeft bezwaar gemaakt.
2.1.
Het college heeft in bezwaar gesteld dat eiser geen recht heeft op de Gemeentepolis voor het verzekeringsjaar 2023, omdat hij een betalingsachterstand heeft bij zijn zorgverzekering. Op grond van artikel 8a van de Zorgverzekeringswet is overstappen naar een andere zorgverzekering dan niet mogelijk. Voor zover eiser verwijst naar de mogelijkheid om voor het verzekeringsjaar 2022 wel met een betalingsachterstand te kunnen overstappen naar de Gemeentepolis, merkt het college op dat dit een eenmalige mogelijkheid tot overstappen voor het verzekeringsjaar 2022 betrof. Hierop heeft het college het bestreden besluit genomen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de vraag of het college terecht de aanvraag van eiser voor deelname aan de Gemeentepolis heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat het college de aanvraag van eiser om deel te nemen aan de Gemeentepolis terecht heeft afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
5. Eiser heeft een betalingsachterstand van de zorgpremie bij zijn verzekeraar. Zorgverzekeraar Menzis was tot 2022 uitvoerder van de Gemeentepolis van de gemeente Zutphen. Vanaf 1 januari 2022 is zorgverzekeraar Aevitae de Gemeentepolis gaan uitvoeren. Het college heeft vanwege deze wisseling van zorgverzekeraar van de Gemeentepolis, de regeling ‘Eenmalige overstapregeling voor de Gemeentepolis van Aevitae voor minima met een betalingsachterstand bij de zorgpremie’ (overstapregeling) ontwikkeld. Op grond van deze eenmalige overstapregeling is het voor minima met een betalingsachterstand in de zorgpremie voorafgaand aan het verzekeringsjaar 2022 toch eenmalig mogelijk om over te stappen naar de Gemeentepolis. De openstaande schuld wordt onder voorwaarden door Menzis uit coulance volledig kwijtgescholden, zodat overstappen wel kan. Ook mensen die niet al verzekerd waren bij de Gemeentepolis van Menzis kunnen onder voorwaarden van de regeling gebruikmaken. De gemeente Zutphen betaalt dan (deels) de premieachterstand aan de betreffende zorgverzekeraar, waardoor de blokkade om over te stappen naar de Gemeentepolis wordt opgeheven. Het doel van de overstapregeling is het vergroten van het bereik van de Gemeentepolis, met als belangrijk bijkomend effect het verminderen van de schuldenproblematiek in de gemeente Zutphen. Ongeveer vanaf augustus 2021 tot eind 2021 heeft het college inwoners die mogelijk aanspraak konden maken op de overstapregeling actief benaderd. Ook heeft het college via onder meer de media aandacht gevraagd voor de regeling. Tot en met 31 december 2021 was het mogelijk om een beroep te doen op de overstapregeling.
6. De rechtbank stelt vast dat de overstapregeling buitenwettelijk begunstigend beleid betreft. De rechtbank dient het bestaan en de inhoud van dergelijk beleid als een gegeven te aanvaarden. De rechterlijke toetsing is dan beperkt tot de vraag of het college het beleid consistent heeft toegepast. [1] Ook moet worden getoetst of toepassing van de beleidsregel in het individuele geval van eiser leidt tot onevenredige gevolgen in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Dit wordt het evenredigheidsbeginsel genoemd.
7. Het eerste lid van artikel 8a van de Zorgverzekeringswet bepaalt samengevat en voor zover van belang dat wanneer er sprake is van een betalingsachterstand bij de zorgverzekeraar, de verzekeringsnemer de zorgverzekering niet kan opzeggen. Uit artikel 7, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet volgt dat de zorgverzekering niet lopende een verzekeringsjaar kan worden opgezegd, maar alleen met ingang van 1 januari van het volgende kalenderjaar.
8. Eiser vindt het onredelijk dat hij geen aanspraak meer kan maken op de overstapregeling. Hij hoorde pas halverwege 2022 voor het eerst dat er voor het verzekeringsjaar 2022 sprake was van een overstapregeling. Eiser wil ook graag dat het college zijn schuld bij zijn huidige zorgverzekeraar afbetaalt, zodat hij uit de wanbetalersregeling kan komen en gebruik kan maken van de Gemeentepolis. Hierdoor zou hij de juiste medische zorg kunnen krijgen, die hij gezien zijn gezondheidsklachten nodig heeft en onder zijn huidige verzekering niet kan krijgen. Doordat hij geen juiste medische zorg ontvangt, kan eiser niet goed functioneren in de maatschappij. Eiser heeft ter zitting aangeven dat hij op het moment dat hij zijn aanvraag indiende wilde overstappen en indien dat niet mogelijk was dan per het verzekeringsjaar 2023.
9. De rechtbank overweegt allereerst dat op grond van artikel 7 van de Zorgverzekeringswet het niet mogelijk is om lopende een verzekeringsjaar over te stappen. Slechts in een aantal uitzonderingssituaties is dit mogelijk, maar deze zijn niet van toepassing op eiser en eiser heeft dit ook niet gesteld. Eveneens heeft eiser niet gesteld - en is de rechtbank ook niet gebleken - dat het college de overstapregeling niet consistent heeft toegepast.
9.1.
De vraag die voorligt is of eiser gelet op het evenredigheidsbeginsel aanspraak kon maken op de niet meer geldige overstapregeling voor het verzekeringsjaar 2023. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. In wat eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen bijzondere omstandigheden voor de conclusie dat de overstapregeling in zijn geval wegens strijd met het evenredigheidsbeginsel ook geldig had moeten zijn voor het verzekeringsjaar 2023. Eiser stelt dat hij onder zijn huidige verzekeraar geen goede medische zorg ontvangt. Dit is anders wanneer hij verzekerd zou zijn via de Gemeentepolis. Weliswaar heeft eiser op zitting een nadere toelichting gegeven over zijn gezondheidstoestand, maar hij heeft niet met stukken onderbouwd op welke wijze hij niet meer kan functioneren in de maatschappij dan wel medisch gezien onevenredig hard wordt getroffen en of dit dermate ernstig is dat er bijvoorbeeld sprake is van permanente gezondheidsschade. Integendeel, eiser heeft op zitting aangegeven dat het hem via fondsen is gelukt om zijn (niet vergoedde) medische kosten betaald te krijgen, waardoor hij in 2023 en ook later, de voor hem benodigde medische behandelingen heeft kunnen ondergaan. Daar komt bij dat het college, zoals blijkt uit de bijlage bij de overstapregeling, na het eindigen van de overstapregeling aan inwoners die hier prijs opstelden schuldhulpverlening heeft aangeboden met als doel de betalingsachterstanden bij de zorgverzekeraar weg te werken. Hierdoor zou deelname aan de Gemeentepolis in toekomstige verzekeringsjaren wel mogelijk worden. Ook eiser heeft in dit kader een gesprek gehad met het college. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college daarom niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel gehandeld en terecht de aanvraag van eiser voor deelname aan de Gemeentepolis afgewezen, omdat eiser vanwege de achterstand in de betaling van de zorgpremie bij zijn huidige verzekeraar op grond van artikel 8a van de Zorgverzekeringswet niet kon overstappen.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college de aanvraag van eiser voor deelname aan de Gemeentepolis terecht heeft afgewezen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.S. de Vries, rechter, in aanwezigheid van K. van Gijtenbeek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 25 januari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:162.