ECLI:NL:RBGEL:2024:3255
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Erfbelasting en huwelijksvermogensrecht in relatie tot fictieve erfrechtelijke verkrijging
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 12 april 2023, die een aanslag erfbelasting had opgelegd. De inspecteur had een belaste verkrijging van € 1.778.403 vastgesteld en het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 15 mei 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en vertegenwoordigers van de inspecteur aanwezig waren.
De rechtbank onderzoekt of het bedrag van € 1.781.413 als fictieve erfrechtelijke verkrijging in de zin van artikel 11 van de Successiewet 1956 kan worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat de verkrijging van belanghebbende niet krachtens erfrecht, maar krachtens huwelijksvermogensrecht is verkregen. Dit oordeel is gebaseerd op de huwelijkse voorwaarden en eerdere arresten van de Hoge Raad, die de mogelijkheid van verrekening tijdens het leven van de erflater bevestigen.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vermindert de aanslag erfbelasting tot nihil en veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende. De rechtbank bepaalt ook dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door mr. L.L. van Benthem, rechter, en is openbaar uitgesproken.