ECLI:NL:RBGEL:2024:3240

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
23/610
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen wijziging van grondwateronttrekkingsvergunning in het kader van de Waterwet en Omgevingswet

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiseres, een pluimveeslachterij, tegen het besluit van 5 december 2022 van het college van gedeputeerde staten van de provincie Gelderland. Dit besluit betreft de wijziging van de grondwateronttrekkingsvergunning van eiseres, waarbij extra monitoringsvoorschriften zijn toegevoegd. De rechtbank heeft het beroep op 19 maart 2024 behandeld. Eiseres stelt dat de monitoring van de verspreiding van diffuse verontreinigingen niet onder haar verantwoordelijkheid valt en dat de monitoringsvoorschriften onuitvoerbaar zijn, omdat de locatie voor de monitoringsput niet in haar eigendom is.

De rechtbank overweegt dat het college op grond van de Waterwet bevoegd is om aan de vergunning voorschriften te verbinden, met als doel de kwaliteit van het grondwater te beschermen. De rechtbank oordeelt dat de voorschriften niet onredelijk zijn en dat eiseres, als grootgebruiker van grondwater, ook belang heeft bij het monitoren van de kwaliteit. De rechtbank wijst erop dat het college voldoende mogelijkheden heeft geboden voor de uitvoering van de voorschriften, ook al zijn de gronden niet in eigendom van eiseres.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de vergunninghouder als het college in het kader van de Waterwet en de nieuwe Omgevingswet, die op 1 januari 2024 in werking is getreden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/610

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Gelderland, het college

(gemachtigden: mr. J.S. Kramer en mr. R.L. Langeveld).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van
5 december 2022.
De rechtbank heeft het beroep op 19 maart 2024 op zitting behandeld. Namens eiseres is verschenen: [naam] , bijgestaan door de gemachtigde. Namens het college zijn gemachtigden verschenen.

Totstandkoming van het besluit

1. Eiseres heeft een pluimveeslachterij op het perceel [locatie] in [plaats] [1] . Eiseres heeft op 1 maart 2006 een grondwaterwetvergunning [2] verkregen voor het onttrekken van grondwater aan de bodem, voor industriële toepassing (de grondwateronttrekkingsvergunning). [3] De vergunning heeft betrekking op twee bronnen, die zijn geboord op 45 meter onder het maaiveld. De onttrekking is bedoeld voor het proces van het slachten en verwerken van pluimvee, zodat sprake is van onttrekkingen voor menselijke consumptie.
1.1.
Op 7 juni 2016 heeft het college eiseres in kennis gesteld dat het college een feitendossier laat opstellen, waarin mogelijke ontwikkelingen worden onderzocht in de kwaliteit van het grondwater. Met dit feitendossier kan het college invulling geven aan de Kaderrichtlijn Water (KRW) en de uitwerking daarvan in de Nederlandse regelgeving.
1.2.
Op 13 september 2018 heeft het bureau [bedrijf] , in opdracht van het college, het feitendossier dat betrekking heeft op de grondwateronttrekking door eiseres gepubliceerd. Uit dit feitendossier blijkt dat er verschillende bronnen van verontreiniging (diffuse verontreinigingen) zijn die een risico vormen voor de grondwaterkwaliteit in het door [bedrijf] aangewezen aandachtsgebied. [4] Zo bevinden zich binnen het aandachtsgebied een bedrijventerrein, wegen en watergangen. Elk van deze bronnen kan volgens [bedrijf] een potentiële bedreiging vormen voor de kwaliteit van het water uit de onttrekkingsbron. Daarom adviseert [bedrijf] om in de omgeving van de grondwaterwinning door eiseres de kwaliteit van het grondwater op verschillende dieptes te monitoren door tenminste één monitoringsput met meerdere filters, ten noordwesten van het bedrijfsterrein van eiseres. [5]
1.3.
Op 7 september 2020 heeft het college een ontwerpbesluit vastgesteld. Het college wil extra monitoringsvoorschriften aan de grondwateronttrekkingsvergunning van eiseres toevoegen. Het betreft voorschriften omtrent:
  • 1.1 Monitoring KRW
  • 1.2 Actualisatie feitendossier t.b.v. het feitendossier KRW
  • 1.3 Plan van aanpak bedreigingen winning t.b.v. het feitendossier KRW
  • 1.4 Handelen bij calamiteiten.
1.4.
Op 26 oktober 2020 heeft eiseres zienswijzen ingediend tegen het ontwerpbesluit van 7 september 2020.
1.5.
Het college heeft met het besluit van 5 december 2022 (het bestreden besluit) de grondwaterontrekkingsvergunning van eiseres gewijzigd door extra monitoringsvoorschriften toe te voegen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit. Zij doet dit aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. Het beroep is beperkt tot de voorschriften die in rechtsoverweging 1.3 staan.
3. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet voor een ambtshalve te nemen besluit een ontwerp ter inzage is gelegd waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is blijft totdat het besluit onherroepelijk wordt, het oude recht van toepassing. [6]
Het ontwerp van het besluit is op 7 september 2020 ter inzage gelegd. Dat betekent dat in dit geval de Waterwet, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing is.
Is het monitoren uitsluitend een verantwoordelijkheid van de provincie?
5. Eiseres voert aan dat het monitoren van de verspreiding van de diffuse verontreinigingen in de omgeving van het bedrijf van eiseres niet onder haar verantwoordelijkheid valt. De monitoring van de verspreiding is een taak in het kader van het algemeen belang. De provincie is verantwoordelijk voor het beheer van het watersysteem en het monitoren van de grondwateronttrekking door eiseres is daar een onderdeel van. De provincie dient zelf en op eigen kosten zorg te dragen voor de uitvoering van de aan haar toevertrouwde taken. Het college heeft eiseres een grondwateronttrekkingsvergunning verleend en daarmee toestemming verleend om grondwater te onttrekken. Dat door het onttrekken van het grondwater door eiseres grondwater elders in beweging komt, is een gevolg van het verlenen van de toestemming om grondwater te onttrekken.
5.1.
Vast staat dat, gelet op het bepaalde in artikel 6.4, eerste lid, aanhef en onder a, van de Waterwet, bij eiseres sprake is van het onttrekken van grondwater ten behoeve van industriële toepassingen. De rechtbank overweegt dat het college op grond van artikel 6.20, eerste lid, van de Waterwet bevoegd is om aan een grondwateronttrekkingsvergunning voorschriften te verbinden. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het college bevoegd is om deze monitoringsvoorschriften aan de grondwateronttrekkingsvergunning van eiseres te verbinden.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat het college bevoegd is om de voorschriften aan de grondwateronttrekkingsvergunning van eiseres te verbinden. De voorschriften zijn namelijk voorgeschreven met het doel om de kwaliteit van het grondwater te beschermen en daarmee is het belang van dit voorschrift om te monitoren gelegen in een doel van de Waterwet, namelijk het beschermen van de chemische en ecologische kwaliteit van het watersysteem. [7]
Voor zover eiseres beoogt te betogen dat het college in redelijkheid van deze bevoegdheid geen gebruik mocht maken, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank overweegt dat het niet onredelijk is dat bijbehorende kosten voor de bescherming van de private winning door eiseres zelf worden gedragen. Met de voorschriften worden namelijk ook de belangen van eiseres gediend. Door het vroegtijdig verkrijgen van inzicht in de ontwikkelingen van de kwaliteit van het door eiseres ingenomen en in te nemen grondwater, wordt bewerkstelligd dat in een vroegtijdig stadium (potentiële) bedreigingen worden gesignaleerd in het ruwe grondwater. Hierbij vindt de rechtbank van belang dat eiseres een grootgebruiker is van het grondwater en dat het grondwater door de onttrekking van eiseres stroomt naar de onttrekkingsbronnen van eiseres, die zij vervolgens aanwendt voor haar bedrijfsprocessen ten behoeve van menselijke consumptie. De beroepsgrond slaagt niet.
Zijn de monitoringsvoorschriften onuitvoerbaar?
6. Eiseres voert aan dat de monitoringsvoorschriften onuitvoerbaar zijn. Eiseres betoogt dat de locatie waar de monitoringsput gevestigd moet worden niet in eigendom is van eiseres. Daarom kan niet van haar worden gevraagd om daar een monitoringsput te vestigen.
6.1.
In het besluit van 5 december 2022 is onder andere het volgende voorschrift toegevoegd aan de grondwaterontrekkingsvergunning van eiseres:

1.3.1 De vergunninghouder richt binnen 6 maanden na het onherroepelijk worden van dit besluit, ten noordwesten van het eigen bedrijfsterrein en binnen het aandachtsgebied,
tenminste één monitoringsput welke kan bestaan uit meerdere monitoringspeilbuizen op
verschillende dieptes in, om de kwaliteit van het grondwater te monitoren op potentieel
verontreinigende stoffen. Hiervoor kan ook gebruik worden gemaakt van een reeds
bestaande en daartoe uitgeruste monitoringspeilbuis.’
6.2.
Het college heeft in het bestreden besluit het volgende opgenomen ter beantwoording van een zienswijze van eiseres:
‘Ad. 6. (…) Wij hebben echter niet een exacte locatie voorgeschreven, omdat zoals [eiseres] terecht aangeeft zij niet zonder meer zeggenschap en toegankelijkheid heeft buiten het eigen terrein. Wij hebben geen exacte locatie voorgeschreven, anders dan ten noordwesten van het eigen bedrijfsterrein binnen het aandachtsgebied, zodat [eiseres] zelf op zoek kan naar een geschikte monitoringslocatie die ook haalbaar is. Wij hebben ook voorgeschreven dat er gebruik mag worden gemaakt van reeds bestaande en daartoe uitgeruste monitoringspeilbuizen. Indien het, na een duidelijke inspanning van [eiseres] , niet mogelijk zou blijken om een monitoringslocatie buiten het eigen terrein in te richten, dan wel gebruik te kunnen maken van een monitoringslocatie buiten het eigen terrein, dan kan altijd in samenspraak met ons gezocht worden naar een alternatief, en indien dat noodzakelijk is kunnen daarop de voorschriften worden aangepast. (…)
In het verweerschrift heeft het college het volgende opgemerkt:
‘Het bezitten van gronden in het aandachtsgebied is niet vereist om een desbetreffende monitoringsput te plaatsen. Dit zou ook kunnen worden gerealiseerd via een andere privaatrechtelijke toestemming, denk bijvoorbeeld aan het vestigen van een zakelijk recht, of een andersoortige privaatrechtelijke toestemming. Daarnaast kan – zie de laatste volzin van voorschrift 1.3.1 – gebruik worden gemaakt van een al bestaande en daartoe uitgeruste monitoringspeilbuis (of -put) die aanwezig is in het gebied. In het BRPloket (Basisregistratie Ondergrond) zijn verschillende, in de nabijheid gelegen van het bedrijf, grondwatermonitoringsputten geregistreerd.’
6.3.
De stelling van eiseres dat de monitoringsvoorschriften onuitvoerbaar zijn, volgt de rechtbank niet. Zo heeft het college in het bestreden besluit en in het verweerschrift onderbouwd op welke wijze de monitoringsvoorschriften kunnen worden uitgevoerd en dat hiervoor niet vereist is dat de desbetreffende gronden in het bezit van eiseres zijn.
Eiseres heeft door alleen te stellen dat de monitoringsput moet worden geplaatst op gronden die niet in eigendom zijn van eiseres, niet aannemelijk gemaakt dat de monitoringsvoorschriften niet uitvoerbaar zijn. De in het bestreden besluit en het verweerschrift aangedragen mogelijkheden heeft eiseres niet weersproken en ook overigens heeft eiseres op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt dat niet kan worden voldaan aan de voorschriften. Zo heeft eiseres geen onderzoek verricht of actie ondernomen om uitvoering te geven aan de monitoringsvoorschriften. Tot slot merkt de rechtbank op dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft overwogen dat de Waterwet zich als zodanig niet verzet tegen het stellen van vergunningvoorschriften waarvan de naleving afhankelijk is gesteld van medewerking van derden. [8] De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, voorzitter, mr. D. Bruinse-Pot en mr. M. van Harten, leden, in aanwezigheid van mr. R.P.C.M. van Wel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
Griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Kaderrichtlijn Water (Richtlijn 2000/60)
Artikel 7
3. De lidstaten dragen zorg voor de nodige bescherming van de aangewezen waterlichamen met de bedoeling de achteruitgang van de kwaliteit daarvan te voorkomen, teneinde het niveau van zuivering dat voor de productie van drinkwater is vereist, te verlagen. De lidstaten kunnen voor die waterlichamen beschermingszones vaststellen.
Waterwet
Artikel 2.1
De toepassing van deze wet is gericht op:
a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met
b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en
c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.
Artikel 6.4
1. Het is verboden zonder daartoe strekkende vergunning van gedeputeerde staten grondwater te onttrekken of water te infiltreren:
a. ten behoeve van industriële toepassingen, indien de te onttrekken hoeveelheid water meer dan 150 000 m3 per jaar bedraagt.
Artikel 6.20
1. Aan een vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. De aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen mede betrekking hebben op:
a. financiële zekerheidsstelling voor de nakoming van krachtens de vergunning geldende verplichtingen of voor de dekking van aansprakelijkheid voor schade, voortvloeiend uit door de vergunde handeling of het staken van die handeling veroorzaakte nadelige gevolgen voor het watersysteem;
b. het na het staken van de vergunde handeling wegnemen, compenseren of beperken van door de vergunde handeling of het staken van die handeling veroorzaakte nadelige gevolgen voor het watersysteem.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de aan een vergunning te verbinden voorschriften en beperkingen.
Artikel 6.22
1. Het bevoegd gezag kan een vergunning en daaraan verbonden voorschriften en beperkingen wijzigen of aanvullen.

Voetnoten

1.Kadastraal bekend als: gemeente Epe en Oene, sectie [letter], Perceelnummers [nummer] en [nummer] .
2.Op grond van het overgangsrecht in de Invoeringswet Waterwet, wordt een op grond van de Grondwaterwet verleende vergunning voor het onttrekken van grondwater, met ingang van inwerkingtreding van de Waterwet op 22 december 2009, met een door het college verleende watervergunning gelijk gesteld. Dit is onder het regime van de Waterwet een vergunning op grond van de Waterwet ten behoeve van een grondwateronttrekking voor industriële toepassing, zie artikel 6.4, eerste lid, onder a, van de Waterwet.
3.Op grond van de vergunning mag 241.400 m³ per jaar worden onttrokken.
4.Dit aandachtsgebied ligt ten noordwesten van het bedrijfsterrein van eiseres.
5.
6.Op grond van artikel 4.4, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet.
7.Zie artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Waterwet.
8.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4247, r.o. 1.3.