Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
2.De feiten
Model koopovereenkomst voor Buitengebied/Landelijke bedrijven”.
“artikel 1 Verkoop en koop.Verkoper heeft op 8 juli 2021 verkocht aan koper, die daarbij van verkoper heeft gekocht (…) de vrijstaande woonboerderij met bakhuis en diverse bijgebouwen (o.a. een kantoorruimte, (tunnel)kassen, schuren en een werkplaats met (onder)grond, erf en tuin (…) plaatselijke bekend: [adres] (…) voor de koopprijs van€ 1.390.000.- k.k.
Hierin komen de volgende passages voor:
“(…)8. Hoe gebruikt u de agrarische onroerende zaak en is dit in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan?De onroerende zaken worden gebruikt als: woning en de [naam tuin] . Dit is wel in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan.
“ de van het Verkochte deel uitmakende gebouwen en bouwwerken zijn wel opgericht in overeenstemming met de ten tijde van de oprichting geldende planologische- en bouwschriften, alsmede voor zover voorgeschreven, in overeenstemming met een daartoe verleende bouw- en omgevingsvergunning.”
“
(…)
Oramba heeft bij brief van 21 november 2022 aan [gezamenlijke eisers] laten weten dat er sprake is van 2504,81 m² aan bijgebouwen.
3.Het geschil
a. primair: de koopovereenkomst deels (voor een gedeelte van de koopprijs) zal vernietigen of wijzigen,
Hij heeft de woning en de bijgebouwen op 22 juli 2021 van [gezamenlijke gedaagden] gekocht.
Volgens de gemeente is 1000 m² aan bijgebouwen het absolute maximum dat op het perceel is toegestaan. Dat wist [gezamenlijke gedaagden] op grond van een brief van de gemeente [naam gemeente] van 7 december 2011.
Uit de meting van Oramba volgt dat op zijn perceel 1.504,81 m² aan bebouwing aanwezig is. Die bebouwing alsmede de op het perceel buiten het bouwvak aanwezige parkeerterrein zijn illegaal, nu daarvoor geen vergunning is verleend. [gezamenlijke gedaagden] was daarvan op de hoogte, maar heeft dit niet tegen hem gezegd. Door de inhoud van de verkoopbrochure, de vragenlijst en de koopovereenkomst verkeerde hij in de veronderstelling dat de bedrijfsgebouwen en het parkeerterrein voldeden aan de geldende wet- en regelgeving. De koopovereenkomst van 22 juli 2021 is onder invloed van dwaling is tot stand gekomen. Bij een juiste voorstelling van zaken zou hij een lagere prijs voor de woning en de bijgebouwen hebben betaald.
Het aan hem geleverde perceel voldoet niet aan hetgeen hij op grond van de overeenkomst mocht verwachten. [gezamenlijke gedaagden] is toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst en heeft tevens onrechtmatig jegens hem gehandeld.
Hij was van plan om op het perceel blauwe bessen te gaan telen, zoals hij dat ook op zijn vorige perceel had gedaan. Daarnaast wilde hij een bed & breakfast alsmede een kleinschalige opvang van zorgbehoevenden gaan creëren. Dit alles is vanwege de illegale bebouwing niet mogelijk.
Hij lijdt daardoor schade. De schade bestaat uit gemiste verdiencapaciteit (omdat hij in de kassen geen blauwe bessen kan telen), waardevermindering van het gekochte (doordat na sloop van de illegale bebouwing op dat gedeelte van het perceel de grond nog slechts agrarische waarde heeft), te verwachten sloopkosten, kosten van de door hem ingeschakelde deskundigen alsmede buitengerechtelijke kosten van zijn advocaat.
[gezamenlijke gedaagden] dient de schade aan hem te vergoeden.
De verkoopbrochure en de vragenlijst waren op 8 juli 2021 nog niet in het bezit van [gezamenlijke eisers] . Deze stukken alsmede de nadien schriftelijk vastgelegde koopovereenkomst bevatten geen onjuiste mededelingen.
Het perceel is geschikt voor het met [gezamenlijke gedaagden] overeengekomen normale gebruik: woning en [naam tuin] .
Hij is niet gehouden tot het betalen van schadevergoeding.
4.De beoordeling
4.7. De overeenkomst tussen partijen valt -zoals [gezamenlijke gedaagden] met juistheid heeft betoogd- niet onder het toepassingsbereik van artikel 7:2 lid 1 BW, waarin -zakelijk weergegeven- staat dat de koop van een woning, indien de koper een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf- schriftelijk wordt aangegaan. Uit de verklaringen ter zitting van [gezamenlijke eisers] en de tekst van de schriftelijk vastgelegde koopovereenkomst blijkt immers dat bedrijfsmatig gehandeld zou gaan worden op het gekochte perceel. Daaraan doet niet af dat ter zitting is verklaard dat de eenmanszaak voor de bessenteelt alleen op naam van mevrouw [gezamenlijke eisers] stond en dat de bessenteelt alleen haar aangaat. Van een consumentenkoop is dan ook geen sprake.
In dit geval geldt dus niet dat de koopovereenkomst eerst tot stand komt nadat deze schriftelijk op 22 juli 2021 is vastgelegd.
De nadien schriftelijk vastgelegde koopovereenkomst vermeldt overigens dat de koop op
8 juli 2021 is gesloten.
Uit deze overeenkomst vloeien pas verplichtingen voort indien beide partijen deze akte hebben ondertekend”, komt in deze dan ook -anders dan [gezamenlijke eisers] betoogt- geen betekenis toe.
Niet is komen vast te staan dat [gezamenlijke eisers] toen tegen [gezamenlijke gedaagden] zou hebben gezegd dat hij te zijner tijd van plan was om op het perceel blauwe bessen te gaan telen alsmede een bed & breakfast en een kleinschalige opvang van zorgbehoevenden te realiseren. Voor [gezamenlijke eisers] was de locatie de doorslaggevende factor om tot de koop van de woning en de vlindertuin over te gaan.
2 mei 2017, waarin staat: “
Bij een bedrijfsbezoek door een medewerker van de omgevingsdienst is geconstateerd dat er bouwactiviteiten zijn uitgevoerd waarvoor (deels mogelijk) een omgevingsvergunning vereist is zonder dat die vergunning is aangevraagd of verleend”, maar die brief -die niet concreet is- heeft kennelijk niet tot handhaving door de gemeente richting [gezamenlijke gedaagden] geleid.
21 oktober 2022, waarin naar aanleiding van een globale toets staat dat zich op het perceel één bedrijfswoning en 1000 m² aan legale agrarische bedrijfsbebouwing bevinden niet volgt dat er op het perceel dus deels sprake is van illegale bedrijfsgebouwen. In deze brief gaat het om de vraag van [gezamenlijke eisers] hoeveel sloopmeters hij mag inzetten. De gemeente heeft die vraag beantwoord aan de hand van de aanwezige legale bebouwing van 1000 m² en niet aan de hand van een omvangrijker bebouwing.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 5 april 2024 (ECLI:NL:HR:2024:521) overwogen dat slechts sprake is van een bijzondere publiekrechtelijke last of beperking, indien deze haar grondslag vindt in een specifiek (mede) tot (een rechtsvoorganger van) de rechthebbende van de desbetreffende zaak gericht besluit. Daarvan is in deze zaak niet gebleken, nu de brief van de gemeente van 7 december 2011 niet kwalificeert als een besluit. De gemeente geeft daarin zelf aan dat het hierbij niet om een definitief besluit maar om een globale beoordeling gaat.
Ook los daarvan heeft [gezamenlijke gedaagden] onrechtmatig jegens hem gehandeld. Verkoop van bebouwing in strijd met het bestemmingsplan is in strijd met de wet en dus onrechtmatig. Het verkopen van 15.04,81 m² waardeloze bedrijfsgebouwen die onverkoopbaar zijn en afgebroken moeten worden is in strijd met de zorgplicht van [gezamenlijke gedaagden] , aldus [gezamenlijke eisers] .