ECLI:NL:RBGEL:2024:2995

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 76
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet en de vraag naar procesbelang

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor de kosten van woninginrichting. De aanvraag werd gedeeltelijk afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen, met een besluit van 25 mei 2022. Eiser had eerder bijzondere bijstand ontvangen, maar zijn recht op bijstand was in 2018 beëindigd. In mei 2022 diende eiser een nieuwe aanvraag in, maar het college wees deze af voor een aantal zaken, met uitzondering van twee éénpersoonsbedden waarvoor alsnog bijstand werd verleend in de vorm van een lening.

De rechtbank heeft op 31 oktober 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college aanwezig waren. Tijdens de zitting werd duidelijk dat eiser naar het buitenland was vertrokken, wat het college aanleiding gaf om het recht op bijstand in te trekken. De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep, aangezien hij niet meer op het adres woont waarvoor de aanvraag was ingediend. Hierdoor kan een inhoudelijke beoordeling van het beroep geen feitelijke betekenis meer hebben.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling zal plaatsvinden. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M.J. van Lee, rechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/76

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E. Düsünceli ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen,het college
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor de kosten van woninginrichting.
1.2.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 25 mei 2022 gedeeltelijk afgewezen. Met het bestreden besluit van 23 november 2022 op het bezwaar van eiser is het college bij de gedeeltelijke afwijzing van de aanvraag gebleven behoudens voor zover de afwijzing ziet op de bijzondere bijstand voor de aanschaf van twee éénpersoonsbedden.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft in 2016 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor hem en zijn twee kinderen. Toentertijd woonde eiser op het adres [locatie 1] in [plaats] . Het college heeft hierop bijzondere bijstand toegekend voor de aanschaf van de volgende zaken: een wasmachine, een stofzuiger, een televisie, een gasfornuis met oven, een koelkast, een bankstel, een salontafel, twee complete éénpersoonsbedden, een compleet tweepersoonsbed, raambekleding voor drie slaapkamers en de keuken en een computer met printer. Het recht op bijstand dat eiser destijds had, is in 2018 beëindigd, omdat hij als zelfstandige aan de slag is gegaan. De aanvraag om bijstand die eiser in november 2020 heeft gedaan, is door het college afgewezen, omdat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij woonplaats had in [plaats] .
2.1.
In mei 2022 heeft eiser met zijn partner en hun drie minderjarige kinderen een woning betrokken op het adres [locatie 2] in [plaats] en op 18 mei 2022 heeft hij bij het college een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten voor woninginrichting in verband met de verhuizing. Het college heeft eiser bij het besluit van 25 mei 2022 bijzondere bijstand toegekend in de vorm van een lening tot een bedrag van
€ 2.061,- voor de aanschaf van: een bankstel, een éénpersoonsbed en een matras met beddengoed, gordijnen voor de salon, vloerbedekking, verf, vier kledingkasten en vijf lampen. De aanvraag voor bijzondere bijstand voor de aanschaf van een stofzuiger, een koelkast, een televisie, een kooktoestel/gasfornuis met oven, twee éénpersoonsbedden, een tweepersoonsmatras, een vaatwasser en boekenkasten, een bureau en een bureaustoel heeft het college afgewezen. Bij het bestreden besluit heeft het college de afwijzing gehandhaafd, behoudens de afwijzing van bijzondere bijstand voor de aanschaf van twee éénpersoonsbedden en de afwijzing van bijzondere bijstand voor de aanschaf van een kooktoestel/gasfornuis, omdat eiser tegen die afwijzing geen bezwaar had gemaakt. Voor de aanschaf van de bedden verstrekt het college alsnog bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening van € 466,-.

Beoordeling door de rechtbank

Ambtshalve beoordeling procesbelang
3. In beroep moet voordat de rechtbank toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden, ambtshalve de vraag worden beantwoord of eiser voldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijk oordeel.
3.1.
Voor het antwoord op de vraag of een betrokkene voldoende procesbelang heeft, is volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep bepalend of het resultaat dat de indiener van een (hoger) beroepschrift nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben. [1]
3.2.
Ter zitting heeft eisers gemachtigde verklaard dat eiser is vertrokken naar het buitenland. Het college heeft dit bevestigd; volgens een verkregen signaal is eiser op 27 september 2023 naar Jordanië vertrokken. Voor het college is dit aanleiding geweest om het recht op bijstand van eiser met ingang van deze datum in te trekken.
3.3.
Uit de door partijen verstrekte informatie leidt de rechtbank af dat eiser het adres [locatie 2] metterwoon heeft verlaten op 27 september 2023 en sedertdien ook niet elders in de gemeente Nijmegen woonplaats heeft.
3.4.
De rechtbank is van oordeel dat niet gebleken is dat eiser nog voldoende procesbelang heeft. De aanvraag voor bijzondere bijstand waarop het bestreden besluit ziet, betreft woninginrichting voor het adres [locatie 2] te [plaats] . Nu eiser vanaf 27 september 2023 niet meer woonachtig is op dit adres betekent dit dat een inhoudelijk oordeel over het beroep voor hem geen feitelijke betekenis kan hebben.

Conclusie en gevolgen

4. Uit 3.1 tot en met 3.4 volgt dat eiser geen procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Het beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk zal beoordelen. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. van Lee, rechter, in aanwezigheid van J. de Graaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van 5 december 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2354.