2.14.Op 1 februari 2022 heeft dr. Bouma een definitief rapport aan partijen uitgebracht. Daarin staat, voor zover van belang, het volgende:
LICHAMELIJK ONDERZOEK
(…)
Concluderendvind ik een statische en dynamische afwijking van de CWK met een parese van de m. deltoideus, m. teres minor, m biceps brachii en m brachioradialis rechts graad 3, alsmede een hypaesthesie in het dermatoom C6 rechts. Voorts een gegeneraliseerde hypertonie in de extremiteiten. De bevindingen passen bij een radiculopathie C6 rechts en een cervicale myelopathie.
(…)
AANVULLENDE GEGEVENS
(…)
Röntgendossier
Een DVD met radiologische beelden werd ter beschikking gesteld. Onderstaande onderzoeken trof ik daarop aan.
(…)
3.
Doorlichting CWK d.d. 29 02-2012
Peroperatieve doorlichtingsbeelden gemaakt aan het eind van de ingreep, daar alle osteosynthesemateriaal reeds in situ is. Op de laterale opname zijn de schroeven in C6 niet te zien door overprojectie van de schouders.
[afbeelding röntgenfoto’s, toevoeging rechtbank]
4.
X-CWKd.d. 02-03-2012
Status na posterieure spondylodese C3-C6 met schroeven in de massa laterales van C3, C5 en C6. Ter hoogte van C4 is een cross-connector geplaatst. De geplaatste schroeven zijn tamelijk lang en lijken op alle niveaus de voorste cortex van de massa lateralis te perforeren. Op C5 en C6 projecteren de schroefeinden over het neuroforamen. De cervicale lordose is verstreken.
[afbeelding röntgenfoto’s, toevoeging rechtbank]
5.
CT-CWK d.d. 07-03-2012
Status na posterieure spondylodese C3-C6 met schroeven in de massa laterales van C3, C5 en C6. Alle schroeven zijn tamelijk laag in de massa laterales geplaatst en schampen de facetgewrichten op alle niveaus. De lengte van de schroeven in C5 en C6 bedraagt 20 mm, de schroeven in C3 zijn 18 mm lang. De schroeven in C3 zijn geheel in het bot gepositioneerd, de schroeven in C5 en C6 rechts liggen met de tip in het neuroforamen, op het niveau C6 schampt deze ook de canalis vertebralis. Aan de linkerzijde steken de schroefeinden lateraal ook uit in het foramen.
[afbeelding röntgenfoto’s, toevoeging rechtbank]
(…)
BESCHOUWING EN CONCLUSIE
(…) Het kader waaraan het medisch handelen kan worden getoetst is niet strikt gedefinieerd. Een eenduidige richtlijn voor de (chirurgische) behandeling van cervicale myelopathie is in Nederland of internationaal niet voor handen. De beoordeling vindt dus plaats vanuit de eigen ervaring en kennis van ondergetekende over wat binnen de beroepsgroep gebruikelijk is, aangevuld met gegevens uit de medische vakliteratuur.
(…)
Diagnose en conclusie
In deze casus is sprake van een status na spondylodese in verband met cervicale spondylotische myelopathie waarbij als gevolg van foutieve schroefplaatsing een iatrogeen letsel van de wortel C6 rechts is opgetreden. Als gevolg hiervan is er een blijvende functiestoornis van de rechterarm. Tevens zijn er (permanente) restverschijnselen van cervicale myelopathie, welke echter niet als gevolg van onzorgvuldig medisch handelen zijn aan te merken.
ZAKELIJK DEEL
Beantwoording van de gestelde vragen
(…)
2. Medisch wetenschappelijke opvattingen
a. Bestaan er over het onderwerp van de expertise medisch wetenschappelijk uiteenlopende opvattingen ?
Antwoord:Een eenduidige richtlijn voor de (chirurgische) behandeling van cervicale myelopathie is in Nederland of internationaal niet voor handen. Er is dus wel ruimte voor enige praktijkvariatie, maar in grote lijnen lopen de meningen binnen de beroepsgroep niet ver uiteen.
Indien uw antwoord op vraag 2a bevestigend luidt:
b. Kunt u in hoofdlijnen uiteenzetten in welk opzicht de meningen uiteenlopen (voor zover mogelijk met verwijzing naar literatuur)?
Antwoord:(…) Indien evenwel tot een operatie is besloten, dient deze technisch uiteraard zo goed mogelijk te worden uitgevoerd, daarover bestaat binnen de beroepsgroep geen verschil van opvatting. Het plaatsen van schroeven in de massa lateralis van de cervicale wervels kan daarbij een onderdeel zijn. Deze techniek vereist training en ervaring, maar omdat de marges waarbinnen de schroef veilig geplaatst kan worden klein zijn, bestaat desondanks de kans op foutieve plaatsing met beschadiging van de zenuwwortel of de a. vertebralis. De anatomische verhoudingen zijn soms lastig te herkennen, zeker in door degeneratie misvormde cervicale wervels en röntgendoorlichting biedt vaak onvoldoende ondersteunende informatie, zodat in de praktijk een verkeerde schroefplaatsing niet altijd is te voorkomen en dus ook niet zonder meer is te beschouwen als het gevolg van onzorgvuldig handelen. Bij een niet-optimale schroefrichting kan neurovasculair letsel soms alsnog worden vermeden door een schroef van de juiste lengte te gebruiken. Uit anatomisch onderzoek is gebleken dat de maximaal veilige schroeflengte in de massa lateralis 16 mm bedraagt [in een noot wordt verwezen naar een artikel van Ebraheim uit 1998, toevoeging rechtbank]. Doorgaans worden bij deze techniek dat ook schroeven toegepast met een lengte van 12-16 mm [in een noot wordt verwezen naar literatuur uit 2011, toevoeging rechtbank]. Voor het plaatsen van een schroef langer dan 16 mm moet de chirurg een goede reden hebben en zich daarbij bewust zijn van het extra risico op zenuw- of vaatletsel.
c Welke is uw eigen opvatting?
Antwoord:Mijn eigen opvatting wijkt niet af van het bovenstaande.
d. Kunt u aangeven of een deskundige met een andere opvatting in het onderhavige geval tot een ander oordeel was gekomen dan waartoe u komt?
Antwoord:Dat is zeker mogelijk.
e. Als inderdaad een deskundige met een andere opvatting in het onderhavige geval tot een ander oordeel was gekomen: kunt u aangeven wat dat oordeel zou zijn geweest?
Antwoord:Als voorbeeld kan ik verwijzen naar het eerdere expertiserapport dat in deze zaak is uitgebracht door collega Dr. P.H.J.M. Elsenburg, die tot een ander oordeel komt.
(…)
4. a. Heeft u voldoende beeld van de peroperatieve gebeurtenissen tijdens de ingreep d.d. 29 februari 2012?
Antwoord:Het operatieverslag van de ingreep d.d. 29-02-2012 is beknopt maar biedt wel voldoende inzicht in de peroperatieve gebeurtenissen.
b. Acht u de verleende, intra-operatieve medische zorg voldoen aan de professionele standaard, c.q. was de zorg zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot verwacht mocht worden? Kunt u uw antwoord zoveel mogelijk toelichten?
Antwoord:Bij de ingreep werden schroeven werden geplaatst in de massa laterales van C3, C5 en C6. Aan het eind van de operatie is een controlefoto gemaakt waarbij op de laterale opname de schroeven in C6 niet goed zichtbaar zijn. Deze zijn wel zichtbaar op de AP-opname, maar daarop kan niet goed worden beoordeeld hoever de schroeven naar voren steken en wat de richting in het sagittale vlak is ten opzichte van de facetgewrichten. Peroperatief lijkt de operateur geen onregelmatigheden te hebben opgemerkt. Postoperatief bleek echter toch sprake van een complicatie in de zin van uitval van de rechterarm welke was terug te voeren naar een letsel van de wortel C6 rechts als gevolg van een misplaatste schroef. Uit de CT-scan d.d. 07-03-2012 blijkt dat de schroeven in C5 en C6 20 mm lang zijn en eigenlijk allemaal met het uiteinde in het neuroforamen liggen. In het foramen C5-6 rechts penetreert de schroef het centrum van het foramen waardoor de hier passerende zenuwwortel C6 is geraakt c.q. beschadigd. Dit had kunnen worden vermeden als een schroef van 16 mm lengte was gebruikt, zoals in de literatuur wordt aanbevolen [in een noot wordt verwezen naar een artikel van Ebraheim uit 1998, toevoeging rechtbank]. Voor het gebruik van 20 mm lange schroeven was in deze casus geen aanwijsbare reden en ik meen daarom dat dit toch wel als onzorgvuldig moet worden aangemerkt.
(…)
6. a. Kunt u een beeld schetsen van de hypothetische situatie waarin de medische zorg volgens de professionele standaard zou zijn verleend? Kunt u in kansen (zeer klein, klein, middelmatig, groot, zeer groot, vrijwel zeker) of percentages aangeven hoe de behandelresultaten zouden zijn geweest bij medisch zorgvuldig handelen?
Antwoord:Indien de zorg volgens professionele standaard was verleend, zouden kortere schroeven geplaatst zijn in de wervels C5 en C6 waardoor de kans dat wortelletsel C6 zou zijn ontstaan zeer klein zou zijn geweest. De motorische en sensibele uitval van de wortel C6 rechts zou dan niet zijn opgetreden, maar de overige klachten van betrokkene zoals de nekpijn, de pijnen door het lichaam en de krampen in de benen, die ook grotendeels al voor de operatie op 29-02-2012 bestonden en die gevolg zijn van de cervicale myelopathie, zouden in dezelfde mate hebben bestaan als thans het geval is. Hetzelfde geldt voor de verminderde beweeglijkheid van de nek die het gevolg is van de spondylodese en evenzeer zou hebben bestaan als de zorg volgens professionele normen was verlopen.
(…)
7. a. Kunt u het functieverlies waarderen op uw vakgebied in percentage blijvende invaliditeit, conform de richtlijnen van de AM A Guides (6e editie) en de NVN-richtlijnen?
Antwoord:Er is sprake van een cervicale stenose op meerdere niveaus na operatie met persisterende radiculopathie op niveau C6 (Class 3 impairment, AMA Guides, 6e editie, Tabel 17-2), met grade modifier 2 voor functional history (Tabel 17-6) en grade modifier 2 voor physical examination (Tabei 17-7), en grade modifier voor clinical studies uitgesloten van beoordeling, hetgeen in samenhang neerkomt op een percentage functieverlies van 12% van de gehele persoon. Daarnaast is sprake van postoperatieve motorische en sensibele uitval van de wortel C6 rechts welke wordt ingeschat op 50% (parese MRC graad 3 en partiële sensibele uitval, NVN Richtlijn, 5e editie, tabel 4.3), leidend tot een percentage functieverlies van de rechterarm van 20% (NVN Richtlijn, 5e editie, tabel 4.4), wat neerkomt op 12% van de gehele persoon. Met toepassing van de Combined Values Chart bedraagt het totale percentage functieverlies 23%.
b. Kunt u het hypothetisch functieverlies in percentage blijvende invaliditeit inschatten indien sprake zou zijn geweest van medisch zorgvuldig handelen? Kunt u dienaangaande een maat van waarschijnlijkheid aangeven?
Antwoord:Indien het onzorgvuldig handelen niet zou hebben plaatsgevonden, zou de uitval van C6 niet hebben bestaan, maar de overige impairment wel, zoals toegelicht bij vraag 6a. Er zou dan een sprake zijn van een totaal percentage functieverlies van 12%.
(…)
Bijlage 1. Reactie Van de medisch adviseur van Centramed d.d. 08-12-2021
(…)
Op pagina 13 en in antwoord op vraag 2a geeft u aan dat er geen eenduidige richtlijn is voor de (chirurgische) behandeling van cervicale myelopathie in Nederland of internationaal. De beoordeling vindt plaats vanuit eigen ervaring en kennis over wat binnen de beroepsgroep gebruikelijk is, aangevuld met gegevens uit de medische vakliteratuur. Ten aanzien van uw visie over de lengte van de gebruikte schroeven heb ik de volgende vragen:
1. U refereert op pag 16 van uw rapportage aan een artikel van Ebraheim uit 1998 over schroeflengtes. De in dit artikel beschreven studie betreft een kadaverstudie, dat betrekking heeft op een speciaal soort techniek, de zogenaamde Magerl-techniek. Tevens verwijst u naar literatuur uit 2011. Deze studie konden wij niet terug vinden. Wilt u ons deze toezenden? Bij uw antwoord op vraag 2b en 6a heeft u het over een professionele standaard waaruit blijkt dat kortere schroeven gebruikt hadden moeten worden. En voorts dat voor het plaatsen van een schroef langer dan 16 mm de chirurg een goede reden moet hebben. Waar staat die professionele standaard beschreven? Is de door u aangehaalde literatuur de communis opinio binnen de beroepsgroep of is het uw persoonlijke inzicht of maatstaf? Indien u meent dat het de communis opinio binnen de beroepsgroep anno 2012 betreft, waaruit blijkt die norm/dat inzicht (maximale schroeflengte van 16 mm) binnen de beroepsgroep precies?
2. [naam 1] heeft tijdens de operatie de lengte gemeten en een bewuste keuze gemaakt voor de lengte van de schroef van 20 mm. Bij het plaatsen van schroeven in de massa lateralis wordt een kanaal voor de schroef voorbereid met een priem/probe of een boor. Het kanaal wordt dan nagetast met een bol tip. Vervolgens wordt de lengte gemeten en de schroef van de gemeten lengte geplaatst. Doorgaans is de lengte 12-14-16 mm, soms langer, afhankelijk van wat de operateur meet. Bij een korte nek, zoals bij deze casus, is een doorlichting peri-operatief soms moeizaam en gaat de operateur af op wat hij voelt en meet. Wat is uw visie op deze gehanteerde meettechniek in relatie tot de gebruikte lengte van de schroef uitgaande van de stand van de techniek in 2012? Wilt u tevens voor de beantwoording van deze vraag contact opnemen met de betrokken specialist, collega [naam 1] ? Wilt u s.v.p. in uw rapport onder deze vraag zo duidelijk en compleet mogelijk aangeven wat tussen u is besproken?
(…)
Bijlage 2. Beantwoording vragen medisch adviseur Centramed
(…)
Uw aanvullende vragen zal ik hieronder beantwoorden.
1. Het artikel van Ebraheim uit 1998 beschrijft een anatomische studie waarin de gemiddelde schroeflengte en de relatie van het schroeftraject tot de zenuwwortel wordt onderzocht voor twee methoden om cervicale massa lateralis schroeven te plaatsen, te weten de techniek volgens Roy-Camille en de techniek volgens Magerl. Deze laatste methode is overigens nog steeds de meest gangbare, hoewel daar ook varianten op zijn beschreven. De veilige schroeflengte voor de Magerl techniek werd bepaald op 15-16 mm en voor de Roy-Camille techniek op 14-15 mm.
Helaas was een fout geslopen in de referentie uit 2011, hetgeen verklaart dat u dit artikel niet terug kon vinden. De correcte referentie is vermeld in het definitieve rapport en kopieën van de referenties zullen per e-mail worden toegestuurd.
Zoals ik in mijn rapport reeds had aangegeven, is er geen formele schriftelijke standaard of richtlijn beschikbaar voor het plaatsen van schroeven in de cervicale wervels, maar de beschikbare literatuur biedt goed houvast omtrent schroeflengtes en technieken. Mijn persoonlijke inzichten zijn daarop gebaseerd en zijn voor zover ik kan nagaan in overeenstemming met de communis opinio binnen de beroepsgroep. Vanwege uw opmerking heb ik dit nog eens nagevraagd bij 8 ervaren wervelkolomchirurgen (zowel neurochirurgen als orthopeden) die mij bevestigden dat in hun praktijk 16-18 mm als de veilige maximaal toegepaste schroeflengte wordt beschouwd. Ook werd gesteld dat men langere schroeven alleen in uitzonderlijke omstandigheden plaatst en slechts wanneer dit betrouwbaar met röntgendoorlichting of 3D-navigatie kan worden gemonitord.
2. Voor de beantwoording van deze vraag heb ik conform uw verzoek contact opgenomen met [naam 1] . Ik heb hem schriftelijk een aantal vragen voorgelegd waarop hij heeft geantwoord per brief van 19-01-2022. Deze correspondentie is als bijlage aan dit rapport toegevoegd. De techniek die u beschrijft, inhoudende het voorbereiden van het schroefgat en natasten met een bol-probe is geheel gangbaar en wordt door iedere wervelkolomchirurg zo gedaan. Het bevreemdt mij dan ook des te meer dat hier voor een 20 mm schroef gekozen is. Immers op de CT scan is te meten dat het door [naam 1] geprepareerde schroeftraject een lengte heeft in het bot van 14 mm (zie afbeelding).
CT-CWK d.d.07-03-2012, wervel C6
Dit betekent dat met de bol-probe gevoeld had moeten worden dat op een diepte van 14 mm de anterieure cortex van de massa lateralis was gepasseerd. Kennelijk is dat bij de operatie niet goed waargenomen. Het in deze omstandigheid toch plaatsen van een 20 mm schroef is dan extra riskant omdat dit niveau peroperatief met röntgendoorlichting niet goed in beeld was te brengen, zoals dr. Spuit in zijn reactie zelf ook aangeeft. Concluderend blijf ik van mening dat het plaatsen van 20 mm lange schroeven in deze casus als onzorgvuldig moet worden aangemerkt en heeft geleid tot de neurologische uitval zoals in het rapport beschreven.
(…)
Bijlage 3. Aanvullende vragen aan de betrokken arts [naam 1] , orthopedisch chirurg Sint Maartenskliniek
(…)
Na bestudering van het dossier en een gesprek met betrokkene zelf zou ik ook graag uw visie op het gebeurde vernemen. Specifiek zou ik u de volgende vragen willen voorleggen:
(…)
3. Kunt u toelichten op welke wijze u de massa lateralis schroeven heeft geplaatst en hoe u daarbij tot de keuze voor de schroeflengte bent gekomen?
4. Hebben zich bij de schroefplaatsing op 29 februari 2012 peroperatief problemen of bijzonderheden voorgedaan?
5. Zijn er nog andere opmerkingen die u met betrekking tot deze casus van belang acht?
(…)
Bijlage 4. Brief [naam 1] , orthopedisch chirurg d.d. 19-01-2022
(…)
T.a.v. vraag 3:
De massa lateralis schroeven ten tijde van de operatie op 29-02-2012 zijn voorbereid met een boor en boorgeleider. Vervolgens is de lengte van het kanaal gemeten en de overeenkomende maat Synaps massa lateralis schroeven werden hierna geplaatst. De posities van de schroeven zijn ook radiologisch gecontroleerd. Helaas is het wel zo dat bij patiënten met een korte nek soms de laterale opname al ter hoogte van C6-C7 moeilijk beoordeelbaar is door schouderoverprojectie. Dit is op het doorlichtingsplaatje van 29-02-2012 ook zichtbaar. De AP-projectie van de schroeven werd door mij echter als goed beoordeeld.
T.a.v. vraag 4:
Bij mijn weten hebben er zich bij de schroefplaatsing op 29-02-2012 per operatief geen problemen of bijzonderheden voorgedaan. Hier staat ook niets over in het OK verslag vermeld.
T.a.v. vraag 5:
Ik vind het heel vervelend voor de heer [verzoeker] dat de complicatie van de wortel C6 rechts zich heeft voorgedaan met verstrekkende gevolgen voor patiënt. Naar mijn mening is dit een iatrogene complicatie type D.
(…)