ECLI:NL:RBGEL:2024:2767

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
AWB - 22 _ 5488
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek aanvullende schadevergoeding in het kader van de Wet hersteloperatie toeslagen

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland op 13 mei 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om een aanvullende schadevergoeding voor haar werkelijke schade behandeld. Eiseres had eerder een compensatie van € 30.000 ontvangen in het kader van de Wet hersteloperatie toeslagen, maar verzocht om een aanvullende vergoeding, omdat zij stelde dat haar werkelijke schade hoger was door de gevolgen van de kinderopvangtoeslagaffaire. De Dienst Toeslagen had haar verzoek afgewezen, omdat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij meer schade had geleden dan het toegekende bedrag. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar claim dat de terugvordering van de kinderopvangtoeslag heeft geleid tot haar schulden en het daaropvolgende Wsnp-traject. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en bevestigt de afwijzing van de Dienst Toeslagen. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/5488

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. T.P. Boer),
en
Dienst Toeslagen [1]
(gemachtigden: mr. R. Poyraz en mr. M.S. de Klerk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek voor een aanvullende schadevergoeding voor haar werkelijke schade.
1.1.
Eiseres heeft de Commissie Werkelijke Schade (CWS) verzocht om een aanvullende schadevergoeding voor haar werkelijke schade. Dienst Toeslagen heeft het verzoek van eiseres met het besluit van 11 maart 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 20 oktober 2022 op het bezwaar van eiseres is de Dienst Toeslagen bij de afwijzing van haar verzoek gebleven.
1.2.
Dienst Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 17 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van de Dienst Toeslagen.

De hersteloperatie toeslagen

2. In de uitvoering van de kinderopvangtoeslag zijn in voorgaande jaren fouten gemaakt, waarvan ouders de dupe zijn geworden. Vanwege deze zogenoemde toeslagenaffaire zijn verschillende herstelregelingen tot stand gekomen om gedupeerde ouders te compenseren. Per 5 november 2022 zijn alle herstelregelingen voor gedupeerde ouders in de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) neergelegd. Het herstelproces wordt uitgevoerd door de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT), namens de Dienst Toeslagen. De compensatie en tegemoetkoming worden door Dienst Toeslagen toegekend.
2.1.
Als een ouder zich heeft gemeld, beoordeelt de Dienst Toeslagen of deze in aanmerking komt voor een eenmalig forfaitair bedrag van € 30.000. Dit is vastgelegd in artikel 2.7 van de Wht. [2] Als een ouder meer schade heeft geleden dan op grond hiervan wordt vergoed, kan om een aanvullende compensatie voor de werkelijke schade worden verzocht, aldus artikel 2.1, derde lid, van de Wht.

Totstandkoming van het besluit

3. De achtergrond van deze zaak is (kort samengevat) gelegen in het volgende. Eiseres heeft op 12 februari 2008 de rechtbank verzocht om toepassing van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp). De reden van het ontstaan van de schulden is gelegen in, volgens de toelichting bij het verzoek, een onverwachte inkomstenterugval door de ziekte van haar partner. De rechtbank heeft het verzoek van eiseres op 16 juni 2008 goedgekeurd. Bij vonnis van 18 oktober 2011 heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres en haar partner aan alle verplichtingen hebben voldaan, waardoor aan hen “de schone lei” is verleend.
3.1.
Eiseres heeft in de jaren 2005, 2008, 2009, 2010 en 2011 kinderopvangtoeslag ontvangen. Voor het toeslagjaar 2005 is aan eiseres € 3.322 toegekend aan kinderopvangtoeslag. Uit de administratie van de Dienst Toeslagen blijkt dat dit bedrag in tien termijnen is uitbetaald aan eiseres en dat op geen enkel moment daarna een terugbetaling of verrekening van dit bedrag heeft plaatsgevonden. De besluiten die zien op het toeslagjaar van 2005 zijn niet meer beschikbaar. De UHT is er vanuit gegaan dat voor het toeslagjaar 2005 € 3.322 aan kinderopvangtoeslag is teruggevorderd. Voor het toeslagjaar 2009 is aan eiseres € 5.541 toegekend aan kinderopvangtoeslag. Met het besluit van 24 december 2010 heeft de Dienst Toeslagen besloten dat eiseres de kinderopvangtoeslag over 2009 in zijn geheel moest terugbetalen. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. In de beslissing op bezwaar is aan eiseres een kinderopvangtoeslag toegekend van € 5.630. Eiseres heeft de kinderopvangtoeslag over 2009 niet terugbetaald.
3.2.
Gelet op het voorgaande is door de UHT geoordeeld dat eiseres over de jaren 2005 en 2009 recht heeft op een compensatie van de kinderopvangtoeslag. Met het besluit van 11 mei 2021 is aan eiseres een definitieve compensatie kinderopvangtoeslag toegekend van € 30.000.
3.3.
Eiseres heeft vervolgens bij de CWS een verzoek gedaan voor een aanvullende vergoeding voor de door haar gestelde werkelijke schade. Voor de beoordeling van dit verzoek heeft de Dienst Toeslagen advies ingewonnen bij de CWS. De CWS heeft geadviseerd om geen aanvullende schadevergoeding aan eiseres toe te kennen, omdat niet aannemelijk is dat de gestelde werkelijke schade door de problematiek rondom de kinderopvangtoeslag hoger is dan het al eerder toegekende bedrag van € 30.000. Met het besluit van 11 maart 2022 heeft de Dienst Toeslagen in overeenstemming met het advies van de CWS het verzoek van eiseres afgewezen. Met het bestreden besluit van 20 oktober 2022 op het bezwaar van eiseres is de Dienst Toeslagen bij de afwijzing van haar verzoek gebleven.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank beoordeelt of het verzoek voor een aanvullende schadevergoeding terecht is afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4.1.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.2.
De voor de beoordeling van belang zijnde wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat vindt eiseres?
5. Eiseres stelt dat haar verzoek voor een aanvullende schadevergoeding voor haar werkelijke schade ten onrechte is afgewezen. Eiseres is van mening dat minstens een deel van haar geclaimde schade had moeten worden vergoed. De kinderopvangtoeslagaffaire speelt namelijk een rol bij de schade die zij heeft geclaimd. Het verzoek om toepassing van de Wsnp en de daarmee gepaard gaande gevolgen zijn in ieder geval ontstaan doordat toeslagen, waaronder ook huurtoeslag en zorgtoeslag, door de terugvorderingen vanuit de kinderopvangtoeslag zijn verrekend of teruggevorderd. Er is volgens eiseres sprake van proportionele aansprakelijkheid, omdat aannemelijk is dat in ieder geval een deel van de schade is veroorzaakt door de problematiek rondom de kinderopvangtoeslag.
5.1.
Eiseres stelt verder dat zij ten onrechte niet gelijk wordt behandeld met gedupeerden waarbij het Wsnp-traject nog liep op het moment dat vastgesteld werd dat zij gedupeerden van de toeslagenaffaire waren. Deze groep komt namelijk wel in aanmerking voor een vergoeding van de Wsnp-schulden en de boedelopbouw. Eiseres is van mening dat iemand die (mede) door de kinderopvangtoeslagaffaire in een Wsnp-traject is gekomen en dit traject al had afgerond voordat hij of zij werd aangemerkt als gedupeerde van de toeslagenaffaire, zoals in haar geval, ook moet worden gecompenseerd. Eiseres is hiervoor niet gecompenseerd en dit is volgens haar in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Verder heeft eiseres op de zitting toegelicht dat het oneerlijk is dat zij de causaliteit moet aantonen tussen de terugvordering van de kinderopvangtoeslag en het Wsnp-traject, terwijl iemand waarbij het Wsnp-traject nog liep op het moment dat werd vastgesteld dat hij of zij gedupeerde was, dit niet hoeft aan te tonen.
Wat vindt de Dienst Toeslagen?
6. De Dienst Toeslagen stelt zich op het standpunt dat het verzoek van eiseres voor een aanvullende schadevergoeding voor haar werkelijke schade terecht is afgewezen. De CWS heeft onderzocht of er een causaal verband bestond tussen de gestelde werkelijke schade en de kinderopvangtoeslagaffaire. De CWS heeft vervolgens gemotiveerd waarom zij een causaal verband afwezig acht, dan wel de in het kader van de forfaitaire compensatie toegekende schadevergoeding toereikend is. Dit advies is zorgvuldig tot stand gekomen en in het daarop volgende besluit heeft de Dienst Toeslagen zich op goede gronden bij dit advies aangesloten. Eiseres heeft niet concreet onderbouwd waarom in dit geval zou moeten worden getoetst aan de proportionele aansprakelijkheid. Bovendien heeft eiseres zelf geen relatie aanwezig geacht tussen de problemen rondom de kinderopvangtoeslag en het Wsnp-traject. Dit blijkt uit de toelichting van eiseres bij het verzoek om toepassing van de Wsnp.
6.1.
Verder stelt de Dienst Toeslagen zich op het standpunt dat de compensatie van schulden van gedupeerden die in een Wsnp-traject zitten los staat van het verzoek om een aanvullende schadevergoeding voor de werkelijke schade. De aanvullende schadevergoeding voor de werkelijke schade is geregeld in artikel 2.1 van de Wht. In het kader van dit artikel gaat het om de vraag of eiseres door toedoen van de Dienst Toeslagen schade heeft geleden die aanvullend op de door eiseres ontvangen compensatie voor vergoeding in aanmerking komt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
7. Als uitgangspunt geldt dat een aanvrager van compensatie voor werkelijke schade aannemelijk dient te maken dat en in welke mate de door hem werkelijk geleden schade overeenkomstig het civiele schadevergoedingsrecht hoger is dan het na de integrale beoordeling toegekende bedrag. Concreet betekent dit dat eiseres aannemelijk moet maken dat zij daadwerkelijk schade heeft geleden, hoe hoog die schade is en dat er een causaal verband bestaat tussen de geleden schade en de handelswijze van de Dienst Toeslagen.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij meer schade heeft geleden dan het aan haar toegekende bedrag van € 30.000. Eiseres stelt weliswaar dat zij meer schade heeft geleden doordat zij in een Wsnp-traject is gekomen door de terugvordering van de kinderopvangtoeslag, maar dit heeft zij niet aannemelijk gemaakt. Eiseres heeft op 12 februari 2008 de rechtbank verzocht om toepassing van de Wsnp. In het overzicht met de schulden die is bijgevoegd bij het verzoek tot toepassing van de Wsnp is alleen een belastingschuld opgenomen (Belastingdienst Rivierenland), maar geen schuld aan Belastingdienst/Toeslagen. [3] Dit betekent dat het verzoek tot toepassing van de Wsnp niet kan zijn gelegen in de terugvordering van de kinderopvangtoeslag van het jaar 2005. Dat op de slotuitdelingslijst schuldsanering wel twee schulden staan aan Belastingdienst/Toeslagen, maakt dit niet anders. Voorop staat dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze schulden te relateren zijn aan de terugvordering van kinderopvangtoeslag. Bovendien bestonden deze schulden niet bij het verzoek tot toepassing van de Wsnp. Ook in het overzicht van Dienst Toeslagen over het jaar 2005 staat niet dat er een verrekening of terugbetaling heeft plaatsgevonden van de kinderopvangtoeslag. Daarbij komt dat eiseres bij de reden van het verzoek tot toepassing van de Wsnp niet heeft benoemd dat (ook) de kinderopvangtoeslag is teruggevorderd. De reden van het verzoek tot toepassing van de Wsnp is door eiseres uitvoerig en helder uiteengezet en de reden is klaarblijkelijk gelegen in de onverwachte inkomstenterugval van de partner van eiseres door zijn ziekte. Het beroep op de proportionele aansprakelijkheid, zoals is opgenomen in de uitspraak van rechtbank Amsterdam [4] , maakt het voorgaande niet anders. In die situatie was niet in geschil dat de terugvordering van de kinderopvangtoeslag ertoe heeft geleid dat de betrokkene zijn huis heeft verloren. In het geval van eiseres is wel in geschil én niet aannemelijk gemaakt dat de terugvordering van de kinderopvangtoeslag heeft geleid tot het verzoek om toepassing van de Wsnp.
7.2.
De rechtbank is verder van oordeel dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt. Om een geslaagd beroep te kunnen doen op het gelijkheidsbeginsel moet er sprake zijn van een gelijk geval dat anders wordt behandeld. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een gelijk geval, waarbij wel een causaal verband is aangenomen tussen de terugvordering van de kinderopvangtoeslag en het verzoek om toepassing van de Wsnp wegens een andere reden dan de terugvordering van kinderopvangtoeslag. Voor zover eiseres met haar stelling artikel 4.6 van de Wht ter discussie wilt stellen, zal zij dit via dat artikel moeten bewerkstelligen. Eiseres kan daarvoor een aanvraag laten doen als bedoeld in artikel 4.6, vierde lid, van de Wht.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het verzoek van eiseres tot een aanvullende schadevergoeding terecht is afgewezen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, voorzitter, en
mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg en mr. M. Ichoh, leden, in aanwezigheid van
mr.L. Janssen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op:
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Wet hersteloperatie toeslagen
Artikel 2.1
1. De Belastingdienst/Toeslagen kent op aanvraag compensatie toe aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag, die schade heeft geleden, doordat ten aanzien van hem:
a. voor 23 oktober 2019 bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid van de Belastingdienst/Toeslagen; of
b. de toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Wet kinderopvang of de op die wetten berustende bepalingen bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard die voortkomen uit de hardheid van de toepassing die voor 23 oktober 2019 werd gegeven aan het wettelijke systeem.
3. Aan een aanvrager van compensatie die aannemelijk maakt dat en in welke mate de door hem werkelijk geleden schade overeenkomstig het civiele schadevergoedingsrecht hoger is dan een bedrag als bedoeld in artikel 2.3, eerste tot en met zevende lid, wordt door de Belastingdienst/Toeslagen op aanvraag aanvullende compensatie voor de werkelijke schade toegekend.
Artikel 2.2
De compensatie bestaat uit:
a. een bedrag vanwege een beschikking tot het verminderen of niet toekennen van een kinderopvangtoeslag of het beëindigen van voorschotverlening voor een kinderopvangtoeslag die een direct gevolg is van institutionele vooringenomenheid als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, of de hardheid, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel b, vermeerderd met een bedrag voor de rente die is begrepen in een beschikking tot terugvordering;
b. een bedrag voor een bestuurlijke boete die is opgelegd op grond van artikel 40 of 41 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen voor een verzuim of vergrijp betreffende de kinderopvangtoeslag;
c. een bedrag voor materiële schade;
d. een bedrag voor immateriële schade;
e. een bedrag voor invorderingskosten;
f. een bedrag voor proceskosten;
g. een rentevergoeding voor het niet uitgekeerde bedrag vanwege het verminderen of niet toekennen van de kinderopvangtoeslag of het beëindigen van de voorschotverlening kinderopvangtoeslag.
Artikel 2.3
1. Het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel a, is gelijk aan het bedrag dat als gevolg van de beschikking niet is toegekend of is teruggevorderd, vermeerderd met het bedrag van de rente die is begrepen in een beschikking tot terugvordering en verminderd, maar niet verder dan tot nihil, met:
a. een nog niet betaald bedrag van de terugvordering en van de rente; of
b. een alsnog toegekende kinderopvangtoeslag of een verhoging daarvan met betrekking tot het berekeningsjaar waarop de compensatie betrekking heeft.
2. Het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel b, is gelijk aan het bedrag van de bestuurlijke boete dat is betaald.
3. Het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel c, is gelijk aan de som van 25% van het bedrag, bedoeld in het eerste lid, zonder de verminderingen, en 25% van het bedrag van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 2.2, onderdeel b.
4. Het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel d, is ongeacht het aantal berekeningsjaren waarop de compensatie betrekking heeft, gelijk aan € 500 voor ieder half jaar dat is verstreken tussen de dagtekening van een eerste beschikking als bedoeld in artikel 2.2, onderdeel a, en de dagtekening van de eerste beschikking tot toekenning van compensatie, waarbij een deel van een half jaar naar boven wordt afgerond op een half jaar, met dien verstande dat het bedrag niet hoger is dan de som van de bedragen die overeenkomstig het eerste lid voor de berekeningsjaren zijn vastgesteld, zonder de verminderingen.
5. Het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel e, is gelijk aan de kosten die door de Belastingdienst/Toeslagen in rekening zijn gebracht en zijn betaald voor invorderingshandelingen in verband met de beschikking, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel a, met inbegrip van betaalde invorderingsrente.
6. Het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel f, is een forfaitair bedrag voor de kosten van de door een derde beroepsmatig verleende en aan de belanghebbende in rekening gebrachte rechtsbijstand met betrekking tot een beschikking als bedoeld in artikel 2.2, onderdeel a, dat is vastgesteld overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht, met wegingsfactor 2, waarbij wordt aangenomen dat er geen sprake is van samenhangende zaken, verminderd met een reeds toegekende of nog te toe te kennen proceskostenvergoeding.
7. Het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel g, wordt berekend over het bedrag, bedoeld in het eerste lid, zonder de verminderingen, met overeenkomstige toepassing van artikel 27 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en verminderd met rente die is vergoed op grond van een alsnog toegekende kinderopvangtoeslag of een verhoging daarvan.
8. De bedragen, bedoeld in het eerste tot en met zevende lid, worden vermeerderd met 1%.
9. Het bedrag van de aanvullende compensatie voor de werkelijke schade is de aanvullende werkelijke schade, bedoeld in artikel 2.1, derde lid, vermeerderd met 1%.
Artikel 2.7
1. Aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel en daarvoor voor 1 januari 2024 een aanvraag heeft ingediend, kent de Belastingdienst/Toeslagen ambtshalve eenmalig een forfaitair bedrag toe van
€ 30.000, met dien verstande dat dit bedrag wordt verminderd, maar niet verder dan tot nihil, met de bedragen die de aanvrager op het moment van toekenning van het forfaitaire bedrag al op grond van een herstelmaatregel heeft ontvangen. Bij vermindering tot nihil vindt geen toekenning plaats.
Artikel 4.6
1. De Belastingdienst/Toeslagen betaalt op aanvraag de schulden van degene die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 op wie de schuldsaneringsregeling, bedoeld in titel III van de Faillissementswet, toepassing vindt die is ingegaan voor de dag waarop dit artikel in werking is getreden.
2. Het bedrag van de te betalen schulden is gelijk aan de som van het bedrag van de vorderingen op de lijst van erkende schuldeisers welke zijn geverifieerd overeenkomstig artikel 328 van de Faillissementswet.
3. Een schuld die voortvloeit uit een strafrechtelijke veroordeling ter zake van een misdrijf als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht dat in kracht van gewijsde is gegaan binnen vijf jaren voor de aanvang van de schuldsaneringsregeling, wordt niet betaald.
4. De aanvraag tot het geven van een beschikking tot betaling van de schulden geschiedt door de bewindvoerder, bedoeld in artikel 287, derde lid, van de Faillissementswet, bij de Belastingdienst/Toeslagen. De beschikking wordt bekendgemaakt aan de bewindvoerder en aan de belanghebbende.

Voetnoten

1.Het bestuursorgaan aan welk de uitvoering van de inkomensafhankelijke regelingen op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen is opgedragen draagt volgens deze wet vanaf 1 januari 2024 de naam Dienst Toeslagen in plaats van de Belastingdienst/Toeslagen.
2.Deze regeling is ook wel bekend als de Catshuisregeling.
3.De naam Dienst Toeslagen was op dat moment Belastingdienst/Toeslagen.
4.Rechtbank Amsterdam 26 januari 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:504.