Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 januari 2024 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder
Inleiding
Feiten en omstandigheden
- Vervangende opvangkosten: tussen de € 5.000,- en € 10.000,-;
- Reiskosten: € 16.800,-;
- Kosten vrije dagen en dagen waarin eiser niet kon werken: € 8.800,-;
- Inkomensschade: minimaal € 190.529,40;
- Studiekosten vanwege studievertraging: geen concreet bedrag. Eiser schat minimaal meerdere tonnen aan schade te hebben geleden;
- Vermogensschade: € 185.292,-;
- Andere extra kosten die het gevolg zijn geweest van de stopzetting kinderopvangtoeslag: € 21.901,-;
- Immateriële schade: eiser heeft het leed wat hem is overkomen omschreven, maar geen precies bedrag genoemd aan schade;
- Vergoeding juridische bijstand: € 20.000,-;
- Kosten dwanginvordering: € 3.300,-.
€ 6.000,- aan vervangende opvangkosten, € 1.250,- aan reiskosten, € 65.082,50 aan inkomensschade, € 45.292,- aan vermogensschade, € 10.000,- aan andere extra kosten door stopzetting van de kinderopvangtoeslag en € 1.600,- aan kosten van dwanginvordering. De CWS heeft geadviseerd om de kosten voor het opnemen van vrije dagen en de kosten voor juridische bijstand niet te vergoeden. De werkelijke immateriële schade heeft de CWS vastgesteld op € 36.000,-. Na aftrek van de eerder toegekende materiële en immateriële schade en met inbegrip van de wettelijke rente en 1% standaard verhoging komt de CWS tot een aanvullende schadevergoeding van € 155.245,-.
Beoordeling van de rechtbank
De CWS vindt het belangrijk om in het advies duidelijk te maken hoe de immateriële schadevergoeding is berekend. Daarom werkt de CWS - zoals gezegd - met bouwstenen. Per bouwsteen bekijkt de CWS een aantal factoren; de feiten en omstandigheden die de ouder heeft aangevoerd. Die factoren wegen mee bij het bepalen van de immateriële schadevergoeding. De factoren zijn een hulpmiddel, en bepalen niet alles. Elk advies is maatwerk. Er is altijd ruimte om extra factoren mee te wegen.”
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr. N.J.A. van Eck, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
26 januari 2024.