Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
[verzoeker sub 2],
[verzoeker sub 3],
[verzoeker sub 4],
1.[verweerder sub 1] ,
[verweerder sub 2] ,
1.De procedure
- het verzoekschrift van 30 januari 2024, met 54 producties;
- de akte uitlating van 23 februari 2024, met de producties 55 tot en met 87;
- de oproepbrieven van 27 februari 2024;
- het verweerschrift van 29 maart 2024, met 9 bijlagen;
- de mondelinge behandeling van 8 april 2024, waar zijn verschenen:
- aan de zijde van verzoekers: mevrouw [verzoeker sub 3] , de heer [verzoeker sub 4] en de heer [naam 1] , bijgestaan door mr. Rorink voornoemd;
- aan de zijde van verweerders: de heer [verweerder sub 1] , bijgestaan door mr. Van Zundert voornoemd;
- de spreekaantekeningen van mr. Rorink;
- de spreekaantekeningen van mr. Van Zundert.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
NJ1992/149 (
Veldhof/Woltjer Stichting)). Daarbij zal een rol spelen in hoeverre deze persoon door de uitkomst van de desbetreffende procedure zodanig in een eigen belang kan worden getroffen dat deze daarin behoort te mogen opkomen, of in hoeverre deze anderszins zo nauw betrokken is of is geweest bij het onderwerp dat in de procedure wordt behandeld, dat daarin een belang is gelegen om in de procedure te verschijnen (Hoge Raad 6 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF9440,
NJ2003/486 (
Pich/Issaurat); Hoge Raad 10 november 2006,
NJ2007/45 (
Lips/Broex)).
NJ1989/72 (
IJsunie/Hubregtse)). Dit betekent dat het (niet door verweerders ingetrokken) tegenverzoek niet toewijsbaar is.