ECLI:NL:RBGEL:2024:2670

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
C/05/426377 / HA ZA 23-454
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in incidenten betreffende verzoek om mondelinge behandeling en voorlopige deskundigenbericht

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 februari 2024 een tussenvonnis gewezen in een incident tussen de vennootschap onder firma Bouw4Care en de besloten vennootschap Vandevloeren B.V. Bouw4Care, gevestigd te Enschede, is eiseres in de hoofdzaak en verweerster in de incidenten, terwijl Vandevloeren B.V., gevestigd te Rotterdam, gedaagde in de hoofdzaak en eiseres in de incidenten is. De procedure is gestart met een dagvaarding op 26 september 2023, gevolgd door verschillende producties en conclusies van partijen. Vandevloeren heeft verzocht om een mondelinge behandeling van de incidentele vorderingen, met als doel de proceseconomie te bevorderen en afspraken te maken over het vervolg van de procedure. Bouw4Care heeft hiertegen ingebracht dat Vandevloeren geen duidelijk belang heeft gesteld bij haar vordering tot verwijzing naar de rechtbank Overijssel en dat zij de procedure onnodig tracht te vertragen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er geen zeer uitzonderlijke omstandigheden zijn die het verzoek van Vandevloeren om een mondelinge behandeling zouden kunnen afwijzen. De rechtbank heeft daarom besloten het verzoek toe te wijzen en de zaak te verwijzen naar de rol voor het opgeven van verhinderdata door partijen. De verdere beslissingen zijn aangehouden, zowel in de incidenten als in de hoofdzaak, om de voortgang van de procedure niet te belemmeren. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door rechter E. Schippers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/426377 / HA ZA 23-454
Vonnis in incident van 28 februari 2024
in de zaak van
de vennootschap onder firma
BOUW4CARE GEBOUW S,
gevestigd te Enschede,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in de incidenten,
advocaat mr. M.D. Kosterink te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VANDEVLOEREN B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in de incidenten,
advocaat mr. J.G.J. Elslo te Utrecht.
Partijen zullen hierna Bouw4Care en Vandevloeren worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 september 2023, met 55 producties;
  • de akte overlegging producties van 17 oktober 2023 van mr. Kosterink, met de producties 56 tot en met 60;
  • de incidentele conclusie tot verwijzing ex artikel 220 Rv, tevens incidentele eis tot voorlopig deskundigenbericht en afschrift en inzage bescheiden ex artikel 843a en b Rv van 17 januari 2024, met 5 producties;
  • de incidentele conclusie van antwoord van 31 januari 2024, met de producties 61 tot en met 72.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten.

2.Het geschil in de incidenten

2.1.
Vandevloeren vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. oordeelt dat de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle bevoegd is en de hoofdzaak voor verdere behandeling naar deze rechtbank verwijst;
II. een voorlopig deskundigenbericht gelast en partijen voorafgaand in de gelegenheid stelt zich uit te laten over de te benoemen deskundige, de daaraan te stellen vragen, de daaraan verbonden kosten en deze bij wijze van voorschot ten laste van Bouw4Care te brengen;
III. Bouw4Care veroordeelt een afschrift van de in de incidentele conclusie benoemde bescheiden en documenten te verstrekken, althans deze ter inzage aan te bieden;
IV. Bouw4Care veroordeelt tot betaling van de kosten van dit incident, te vermeerderen met de kosten voor het (na)salaris van de advocaat van Vandevloeren.
2.2.
Vandevloeren heeft zich onder meer op het standpunt gesteld dat partijen in de procedure in een incident ingevolge artikel 87 lid 8 Rv desverlangd de gelegenheid dienen te krijgen zich nog over de zaak uit te laten. Vandevloeren verzoekt om een mondelinge behandeling van de incidentele vorderingen, omdat dit de proceseconomie van de zaak ten goede komt en dan afspraken kunnen worden gemaakt over het vervolg van de procedure.
2.3.
Bouw4Care heeft in dit verband, samengevat, het volgende aangevoerd. Vandevloeren heeft geen duidelijk belang gesteld bij haar vordering tot verwijzing naar de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle en daarbij komt dat zij kennelijk geen bezwaar heeft tegen verwijzing naar de rechtbank Rotterdam. Vandevloeren is erop uit om onnodige obstakels op te werpen en daarmee de procedure te vertragen. Dat is onbetamelijk. Voor Bouw4Care is van belang dat voortvarend verder zal worden geprocedeerd en zij vraagt zich, gezien de inhoud van de conclusie van antwoord in het incident, af of een mondelinge behandeling noodzakelijk en wenselijk is. Indien de rechtbank van oordeel is dat de mondelinge behandeling waar Vandevloeren om verzoekt de proceseconomie en de voortvarendheid van procederen ten goede komt, refereert Bouw4Care zich daaraan. Bouw4Care heeft verzocht om de incidentele vorderingen ter zake van een voorlopig deskundigenbericht en afschrift en inzage gelijktijdig met de hoofdzaak af te doen. Daarbij heeft zij zich - onder verwijzing naar artikel 133 lid 4 jo. 20 lid 2 Rv en artikel 222 lid 2 jo. 220 lid 3 Rv - op het standpunt gesteld dat Vandevloeren niet meer kan dienen voor antwoord in de hoofdzaak; het recht van Vandevloeren om die proceshandeling te verrichten is vervallen, omdat zij voor het indienen van haar conclusie van antwoord in de hoofdzaak geen uitstel heeft gevraagd en ook niet heeft verkregen en zij op de uiterste datum voor het indienen daarvan slechts de incidentele conclusie heeft ingediend.

3.De beoordeling in de incidenten

3.1.
Voordat de rechtbank tot de beoordeling van de incidentele vorderingen overgaat, zal zij eerst beslissen op het verzoek van Vandevloeren om een mondelinge behandeling te houden.
3.2.
In artikel 208 lid 1 Rv - dat betrekking heeft op het instellen van incidentele vorderingen - is in de tweede volzin bepaald dat daarop (onder meer) artikel 87 lid 8 Rv van toepassing is. In laatstgenoemd artikel is bepaald dat als geen mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden, de rechter dan voordat hij over de zaak beslist, aan partijen desverlangd gelegenheid biedt hun standpunt mondeling uiteen te zetten. Volgens de Hoge Raad mag een verzoek om een mondelinge behandeling slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden worden afgewezen en is daarvoor noodzakelijk dat van de zijde van de wederpartij klemmende redenen worden aangevoerd tegen toewijzing van het verzoek of dat toewijzing van het verzoek strijdig zou zijn met de eisen van een goede procesorde (Hoge Raad
13 oktober 2023, ECLI:NL:HR:2023:1451).
3.3.
Er doen zich in deze zaak geen zeer uitzonderlijke omstandigheden als hiervoor bedoeld voor. Op grond van het voorgaande is de rechtbank daarom van oordeel dat het verzoek van Vandevloeren om een mondelinge behandeling te houden toewijsbaar is. De zaak zal worden verwezen naar de rol voor het opgeven van verhinderdata door partijen. De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.

4.De beoordeling in de hoofdzaak

4.1.
De omstandigheid dat de rechtbank (mogelijk) pas toekomt aan de beoordeling van de hoofdzaak nadat is beslist op de incidentele vordering tot verwijzing, laat - gelet op het belang van een goede proceseconomie - onverlet dat partijen zich tijdens de mondelinge behandeling ook (nader) kunnen uitlaten over hetgeen Bouw4Care heeft aangevoerd ter zake van het vervallen zijn van het recht van Vandevloeren om een conclusie van antwoord in de hoofdzaak te mogen nemen. De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in de incidenten
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van
13 maart 2024voor het opgeven van verhinderdata door partijen, waarna de rechtbank een datum en tijdstip voor een mondelinge behandeling zal bepalen,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in de hoofdzaak
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Schippers en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2024.