ECLI:NL:RBGEL:2024:2587

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
23/4239
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een omgevingsvergunning voor de realisatie van een woonzorgvoorziening in strijd met bestemmingsplan en omgevingsverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning die op 19 april 2022 is verleend voor de realisatie van een woonzorgvoorziening op een locatie in Nunspeet. De rechtbank behandelt de bezwaren van eisers, die onder andere stellen dat de vergunning in strijd is met het bestemmingsplan en de omgevingsverordening. De rechtbank constateert dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning in strijd is met het bestemmingsplan, maar dat het college van burgemeester en wethouders gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om van het bestemmingsplan af te wijken op basis van artikel 2.12 van de Wabo. De rechtbank oordeelt dat het college beleidsruimte heeft bij het verlenen van de vergunning en dat de belangen van de zorgcapaciteit voor ouderen zwaarder wegen dan de bezwaren van eisers. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de omgevingsvergunning in stand blijft. De rechtbank wijst erop dat de eisers geen recht hebben op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/4239

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. L.M.A. Schrieder),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nunspeet, het college
(gemachtigde: mr. A.M. Duits).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij]uit [plaats]
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning van 19 april 2022.
1.1.
Met de beslissing op bezwaar van 25 mei 2023 is het college bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 22 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van het college, de gemachtigde van de derde-partij en [naam] .

Waar gaat deze zaak over?

2. Op 29 november 2021 is een aanvraag ingediend voor het realiseren van een woonzorgvoorziening en algemene ruimten op [locatie] in [plaats] . De omgevingsvergunning is aangevraagd voor de activiteiten “bouwen en/of verbouwen” [1] , “handelingen met gevolgen voor beschermde monumenten” [2] en “handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening” [3] .
2.1.
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Molenbeek” en de gronden hebben de bestemming “Maatschappelijk” [4] en “Bos” [5] . De vergunde activiteiten vinden plaats op de bestemming “Maatschappelijk”.
2.2.
De aanvraag is in strijd met het bestemmingsplan omdat de goothoogte en de bouwhoogte hoger zijn dan het bestemmingsplan toestaat. Verder worden in het koetshuis functies toegestaan die niet overeenkomen met het bestemmingsplan. Het college heeft de omgevingsvergunning verleend door met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder 2°, van de Wabo af te wijken van het bestemmingsplan.
2.3.
Eisers hebben tegen deze omgevingsvergunning bezwaar gemaakt. Hun bezwaren zijn in de beslissing op bezwaar van 1 juni 2023 ongegrond verklaard. Bij de beslissing op bezwaar heeft het college ter aanvulling van de motivering ook een aanvullend stikstofdepositie-onderzoek gevoegd. Hierin staat dat er door dit project geen stikstofdepositie plaatsvindt op het Natura 2000-gebied De Veluwe.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de omgevingsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wijze van beoordelen
5. Voordat de rechtbank op de beroepsgronden ingaat, benadrukt de rechtbank dat het college bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toekomt en het de betrokken belangen moet afwegen. De rechtbank oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen. [6]
Volledige heroverweging
6. Eisers voeren aan dat het lijkt alsof het college en de bezwaarschriftencommissie uit het oog zijn verloren dat bij de heroverweging in de bezwaarprocedure niet alleen de rechtmatigheid maar ook de doelmatigheid moet toetsen. In dit kader voeren eisers aan dat de omgevingsvergunning voor het tijdelijk huisvesten van arbeidsmigranten en het bestemmingsplan “Parapluplan Onzelfstandige bewoning en Logies arbeidsmigranten/seizoensarbeiders” (het Parapluplan) nog niet onherroepelijk zijn. Omdat het gaat om een afwijking van het bestemmingsplan, moet het college deze ontwikkelingen ook meenemen in zijn belangenafweging. Ook is de benodigde ontheffing Wet natuurbeheer (Wnb) in verband met de aanwezigheid van beschermde diersoorten in het landgoedbos nog niet verleend. Eisers hebben hiertegen een zienswijze ingediend. Tenslotte geven eisers aan dat de plannen ná de omgevingsdialoog en ná de goedkeuring van het principeverzoek nog rigoureus zijn aangepast.
6.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat de beoordeling van de doelmatigheid door de bezwaarschriftencommissie niet zo ver gaat als eisers stellen. Dan zou de commissie treden in de beleidsruimte van het college. Volgens het college heeft de bezwaarschriftencommissie zich overigens niet alleen beperkt tot een rechtmatigheidstoetsing. Door te beoordelen of aan het geldende beleid wordt voldaan heeft de bezwaarschriftencommissie ook de doelmatigheid meegenomen in haar advisering.
De eerder verleende omgevingsvergunning voor het tijdelijke gebruik van [locatie] voor de huisvesting van arbeidsmigranten en het Parapluplan die dit gebruik mogelijk maken, staan los van de aanvraag om omgevingsvergunning voor het beoogde wenselijke permanente gebruik van [locatie] . De ontheffing in het kader van de Wnb is aangevraagd in relatie tot het ontwerpbestemmingsplan Herontwikkeling [locatie] en is niet aangevraagd in het kader van de omgevingsvergunning die nu ter beoordeling voorligt. Een participatietraject is strikt genomen geen vereiste voor het verlenen van een omgevingsvergunning. Tenslotte is een initiatiefnemer niet gebonden aan een principe-verzoek.
6.2.
Het uitgangspunt van de Wabo is dat het college dient te beslissen op de aanvraag zoals die is ingediend. Dat deze aanvraag afwijkt van een eerder ingediend principe-verzoek is dus mogelijk. Ook is het aan de aanvrager om te bepalen voor welke plannen hij op welk moment een aanvraag doet. Op dit moment ligt de omgevingsvergunning voor het realiseren van een woonzorggebouw ter beoordeling voor. Dat de omgevingsvergunning voor het tijdelijk huisvesten van arbeidsmigranten en het Parapluplan nog niet onherroepelijk zijn, staat hier los van en heeft geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de nu voorliggende omgevingsvergunning. Dit geldt ook voor de ontheffing op grond van de Wnb. De bezwaarschriftencommissie kon die trajecten dus ook niet in haar advies betrekken. De beroepsgrond slaagt niet.
Omgevingsverordening
7. Eisers voeren aan dat de omgevingsvergunning in strijd is met de omgevingsverordening. Er is immers niet alleen sprake van (onzelfstandige) zorgappartementen maar ook van een zelfstandige woning, de beheerderswoning.
7.1.
De rechtbank oordeelt dat de Omgevingsverordening [7] op grond van artikel 1.3 daarvan niet van toepassing is op vergunningen die met toepassing van artikel 2:12, eerste lid, onder a, onderdeel 2⁰ van de Wabo zijn verleend, tenzij het gaat om een vestiging van een detailhandelsvoorziening of een supermarkt. Daarvan is in dit geval geen sprake. De beroepsgrond slaagt niet.
Afwijkingen van het beleid
8. Eisers voeren aan dat de ruimtelijke ontwikkeling op [locatie] in strijd is met de Omgevingsvisie Nunspeet 2030 en de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland. In deze visies wordt het belang van drie historische buitenplaatsen in [plaats] , waaronder [locatie] , benoemd. De huidige renovatieplannen voor [locatie] dragen hier niet aan bij.
8.1.
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het college niet heeft onderkend dat de omgevingsvergunning leidt tot strijd met de Omgevingsvisie Nunspeet 2030 en de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland. In de ruimtelijke onderbouwing bij de omgevingsvergunning staat dat het bouwplan in overeenstemming is met het de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland [8] . Zo voldoet dit plan aan de in de omgevingsvisie genoemde doelen en is er sprake van een concrete plaatselijke vraag. Het aantonen van deze vraag is geen voorwaarde voor vergunningverlening. Ook voldoet het bouwplan aan de Omgevingsvisie Nunspeet 2030 [9] , omdat door het verbouw- en restauratieplan [locatie] wordt behoed voor verdere verwaarlozing, waardoor de historische gebouwen bewaard kunnen blijven voor de toekomst. De beroepsgrond slaagt niet.
Woon- en leefklimaat
9. Eisers voeren aan dat het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat het leidt tot een onevenredige inbreuk op hun woon- en leefklimaat.
Privacy en uitzicht
9.1.
Eisers voeren aan dat zij, door de sterk verlengde en vergrote aanbouw (zij noemen het een slagschip) van drie verdiepingen hoog, het vrije uitzicht op het landgoedbos verliezen. Ook zal er, bij een aanbouw in deze vorm, sprake zijn van een wand van licht in de avond. De bezwaarschriftencommissie is eraan voorbij gegaan dat er bomen zullen sneuvelen en dat de bomen die blijven staan slechts zes maanden per jaar in het blad zitten. De rest van het jaar bieden de resterende bomen aan eisers geen enkele privacy.
9.2.
De rechtbank oordeelt dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen sprake is van een onevenredige inbreuk op de privacy en het uitzicht van eisers. Tijdens de zitting is besproken dat de aanbouw op meer dan 25 meter van de woning van eisers komt. Doordat de aanbouw op een open plek wordt gebouwd, zal de groene omlijsting blijven bestaan. Ook in de herfst en winter – als er geen tot weinig blad aan de bomen zit – zal er volgens het college gelet op de situering en de behoorlijke afstand geen sprake zijn van een substantiële aantasting van de privacy van eisers door de gestelde inkijk. Er is geen aanknopingspunt voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op dat standpunt kon stellen. Het college kon het grote maatschappelijke belang bij het creëren van voldoende zorgcapaciteit voor (dementerende) ouderen en het belang bij het behoud en de renovatie van [locatie] zwaarder laten wegen dan het beperkte belang van eisers bij een kleinere bouwmassa. De beroepsgrond slaagt niet.
Geluidsoverlast
10. Eisers voeren aan dat er geluidsoverlast zal ontstaan door de luchtbehandelingskasten op het dak van de aanbouw.
10.1.
De rechtbank oordeelt dat eisers deze beroepsgrond niet hebben onderbouwd. Vanwege de afstand van het bouwwerk tot het perceel van eisers en de tussenliggende beplanting is ook niet aannemelijk dat voor eisers onevenredige geluidhinder zal ontstaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Parkeren
11. Eisers voeren aan dat er volgens het onderzoek van Bonotraffics 26 parkeerplaatsen voor de woonzorgvoorziening moeten worden gerealiseerd. Deze parkeerplaatsen worden meegenomen in het ontwerpbestemmingsplan Herontwikkeling [locatie] en niet in de omgevingsvergunning voor de woonzorgvoorziening. Dit is in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Omdat het parkeren niet is geregeld binnen de omgevingsvergunning, kan deze volgens eisers niet in stand blijven.
11.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat parkeerplaatsen op grond van het parkeerbeleid van de gemeente Nunspeet zoveel mogelijk op eigen terrein moeten worden gerealiseerd. Zelfs al zou het genoemde nieuwe bestemmingsplan uiteindelijk worden vernietigd, dan nog kan hieraan binnen de gronden van [locatie] – zijnde “eigen terrein” – worden voldaan.
11.2.
De rechtbank oordeelt dat deze omgevingsvergunning voorziet in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein. Dat de parkeerplaatsen in een volgend plan wellicht deel op andere locatie zullen worden gerealiseerd, is een kwestie die nu niet ter beoordeling voorligt. Dit kan daarom in deze procedure niet aan de orde komen. De beroepsgrond slaagt niet.
Redelijke eisen van welstand
12. Eisers voeren aan dat de omgevingsvergunning in strijd is met de redelijke eisen van welstand. Volgens eisers geldt er op grond van de Welstandsnota voor [locatie] een uitgebreide toets. Eisers wijzen er ook op dat in de Welstandsnota staat dat voor ontwikkelgerichte plannen aanvullend welstandsbeleid kan gelden.
12.1.
De rechtbank oordeelt dat het college het welstandsadvies aan de omgevingsvergunning ten grondslag mocht leggen. Volgens vaste rechtspraak mag het college, hoewel het niet aan een welstandsadvies gebonden is en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem berust, aan het advies in beginsel een doorslaggevende betekenis toekennen. Het overnemen van een welstandsadvies behoeft in beginsel geen nadere toelichting, tenzij het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het bevoegd gezag dit niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen. [10] In dit geval is het welstandsadvies naar aanleiding van het bezwaar van eisers nog nader uitgeschreven. Hierin is duidelijk gemaakt dat de zeven punten van de welstandstoets zijn beoordeeld. Eisers hebben geen deskundig tegenadvies ingebracht waaruit blijkt dat de welstandstoets niet juist is uitgevoerd. In hetgeen eisers in beroep hebben aangevoerd ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het college zich niet op het welstandsadvies mocht baseren. De beroepsgrond slaagt niet.
Kappen van bomen en bouw van villa’s
13. Eisers voeren aan dat er bomen moeten worden gekapt om de aanbouw, de parkeerplaatsen en de villa’s mogelijk te maken.
13.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat de zorgvleugel achter het landhuis op een open en grotendeels boomvrije plek wordt gerealiseerd. Er staan op die plek geen monumentale of beschermde bomen.
13.2.
De rechtbank oordeelt dat geen sprake is van onlosmakelijkheid en dat het college dus niet gelijktijdig een omgevingsvergunning voor het kappen van bomen hoefde te vergunnen. Hetzelfde geldt voor het bouwen van de villa’s. Het gaat bij zowel de bomen als de villa’s immers om activiteiten die fysiek te onderscheiden zijn van de nu voorliggende omgevingsvergunning. [11] Het college mocht daarom beslissen op de aanvraag zoals die is ingediend. Omdat die aanvraag niet ziet op het kappen van bomen of de bouw van villa’s kunnen die aspecten in deze zaak niet aan de orden komen. De beroepsgrond slaagt niet.
Wet natuurbescherming
14. Eisers voeren aan dat de benodigde ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming nog niet verleend is. Het oude bos is een woon-en leefgebied voor vele diersoorten, waaronder ook beschermde diersoorten zoals 5 soorten vleermuizen en steenmarters. De rapporten van Alcedo zijn verontrustend, nu hieruit blijkt dat het leefgebied van de vleermuizen en eekhoorns ernstig wordt aangetast en zelfs wordt vernietigd. Dit valt dan ook niet te rijmen met de ruimtelijke onderbouwing waarin wordt gesteld dat de bouwplannen geen verstoring veroorzaken.
14.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat voor de gehele ontwikkeling op [locatie] wel een ontheffing op grond van de Wnb noodzakelijk is. Deze aanvraag is in behandeling bij de provincie Gelderland. In het kader van deze omgevingsvergunning moet volgens het college alleen worden beoordeeld of de natuuraspecten een beletsel voor vergunningverlening vormen. Uit het aanvullende rapport van Alcedo en de bijbehorende memo van 26 januari 2022 blijkt hier echter niet van. Volgens het college kon op basis van het verrichte onderzoek in de ruimtelijke onderbouwing dan ook de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen verbouwing, restauratie en uitbreiding van het landhuis geen schadelijke invloed heeft op de op [locatie] aanwezige diersoorten.
14.2.
In de conclusie van de bij het aanvullende rapport behorende memo van Alcedo [12] staat:
“Op basis van de bevindingen van dit (extra) onderzoek kan worden bepaald dat de voorgenomen bouwlocatie van het zorggebouw geen schadelijke invloed zal hebben op de aanwezige beschermde diersoorten ,want:
  • Er is op deze plaats geen sprake van functioneel leefgebied voor de eekhoorn en egel;
  • De bouwlocatie ligt op een gunstige afstand van het sperwernest en de kolonieboom van rosse vleermuizen;
  • Deze soorten zullen geen hinder ondervinden van de bouw en bewoning van het uiteindelijke gebouw.”
14.3.
In deze procedure over de omgevingsvergunning kan de vraag of een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming nodig is, alleen aan de orde komen als de zogenoemde aanhaakplicht op grond van artikel 2.2aa van het Bor geldt. Deze aanhaakverplichting is alleen van toepassing als er een vergunningplicht op grond van de Wet natuurbescherming geldt. De rechtbank oordeelt dat dat het college zich op basis van het onderzoek van Alcedo op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen ontheffing van de Wnb nodig is. Er is om die reden ook geen aanhaakverplichting. De beroepsgrond slaagt niet.
Stikstof
15. Eisers voeren aan dat zij niet hebben kunnen reageren op het aanvullende onderzoek naar stikstofdepositie. Zij verwijzen naar hun bezwaarschrift waarin zij aan de orde hebben gesteld dat de AERIUS-berekening niet juist is, omdat het landhuis en het koetshuis met gas worden verwarmd. Eisers vragen zich ook af of verwarming door een cv-installatie nog mag worden toegepast in de renovatie/nieuwbouw. De wijk [naam wijk] (vallend onder hetzelfde bestemmingsplan) is immers al sinds 2020 gasloos. Ook vragen zij zich af of in het aanvullend onderzoek rekening is gehouden met de bomenkap. Al deze elementen hebben een negatieve invloed op de stikstofberekening en in de beslissing op bezwaar is hier ten onrechte niet op ingegaan.
15.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat het relativiteitsbeginsel aan eisers moet worden tegengeworpen.
15.2.
Het relativiteitsvereiste houdt in dat een bestuursrechter een besluit niet vernietigt op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, als deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. [13]
15.3.
De hoofdregel is dat een natuurlijk persoon niet kan opkomen voor het algemene belang van de bescherming van natuurwaarden in Natura 2000-gebieden. Een uitzondering op die regel bestaat als de individuele belangen van een natuurlijke persoon bij het behoud van een goede kwaliteit van zijn woon- en leefomgeving, waarvan een Natura 2000-gebied deel uitmaakt, zo verweven is met de algemene belangen die de Wnb beoogt te beschermen, dat niet kan worden geoordeeld dat de betrokken normen in de Wnb kennelijk niet strekken tot bescherming van zijn belangen. Die situatie doet zich voor als het betreffende gebied deel uitmaakt van de leefomgeving van de natuurlijke persoon. [14]
15.4.
Of verwevenheid als hiervoor bedoeld kan worden aangenomen, hangt af van de situering van de woning van eisers, al dan niet tussen overige bebouwing, met de afstand tussen de woning van eisers en het natuurgebied, met wat aanwezig is in het gebied tussen de woning en het Natura 2000-gebied en met het al dan niet bestaande, gehele of gedeeltelijke directe zicht vanuit de woning op het gebied. [15]
15.5.
Eisers wonen op ongeveer 1 kilometer van het Natura 2000-gebied De Veluwe. Ook is er sprake van bebouwing tussen hun woning en het Natura 2000-gebied. De rechtbank is van oordeel dat het belang van eisers niet is verweven met het algemene belang van de natuurwaarden van deze gebieden. Het relativiteitsvereiste moet daarom aan eisers worden tegengeworpen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de omgevingsvergunning in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Duifhuizen, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.M. Stroink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wabo.
3.Artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo.
4.Bestemmingsplan “Molenbeek”, artikel 8.
5.Bestemmingsplan “Molenbeek”, artikel 5.
7.Het gaat hier om de Omgevingsverordening Gelderland zoals deze gold tot 1 januari 2024.
8.Ruimtelijke onderbouwing, 11 maart 2022, p. 21-22.
9.Ruimtelijke onderbouwing, 11 maart 2022, p. 24.
11.ECLI:NL:RVS:2021:2852, r.o. 5.3.
12.Memo Ecologische check als oplegger bij rapportage Aanvullend onderzoek diverse soorten [locatie] in 2021, 26 januari 2022.
13.Artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht.
14.ECLI:NL:RVS:2020:2706, r.o. 10.51.
15.ECLI:NL:RVS:2020:2706, r.o. 10.52.