Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.De procedure
- de aanvullende producties 10 tot en met 16 van Oosterhoff;
- de conclusie van antwoord in conventie met producties 1 tot en met 37;
- de mondelinge behandeling van 16 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de pleitnota van Oosterhoff;
- de pleitnota van Noordereng.
2.De feiten
7.Geldmiddelen
8.Administratie en jaarrekening
3.Het geschil
4.De beoordeling
Oosterhoff heeft daarna door middel van een lening een bedrag van € 500.000,00 in CircleWood ingebracht.
Nadat de samenwerking in CircleWood enige tijd had geduurd zijn de verhoudingen tussen Oosterhoff en Noordereng verslechterd doordat discussie is ontstaan over de financiële inleg van partijen in CircleWood. Naar aanleiding daarvan heeft in oktober 2023 een gesprek plaatsgevonden tussen [naam 6] , de controller van Oosterhoff, en [naam 2] . Ter zitting heeft [naam 6] toegelicht dat tijdens dit gesprek door [naam 2] een voorstel is gedaan om vanuit Noordereng € 250.000,00 in CircleWood in te brengen zodat Oosterhoff dat bedrag vervolgens uit CircleWood kon opnemen. Op die manier zouden volgens [naam 2] Oosterhoff en Noordereng weer een (meer) gelijke inbreng hebben in CircleWood, namelijk ieder € 250.000,00. Desgevraagd heeft [naam 2] dat gesprek en de inhoud daarvan ter zitting bevestigd. Dit gesprek en de inhoud daarvan duidt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter op de uitleg die Oosterhoff aan artikel 7 geeft. De voorzieningenrechter acht daarnaast relevant dat [naam 3] bij brief van 3 januari 2024 heeft geschreven dat partijen garant staan voor een financiële inbreng van € 500.000,00 via een rekening-courantverhouding, maar dat door Oosterhoff is gekozen om CircleWood een lening te verstrekken van € 500.000,00, waardoor de rekening-courantverhouding met Noordereng niet geactiveerd werd. Dat deze verplichting bestaat, staat niet ter discussie en daarop kan CircleWood een beroep doen, zodra daartoe de noodzaak ontstaan, volgens [naam 3] in deze brief. [naam 3] heeft nadien namens Noordereng het standpunt ingenomen dat artikel 7 geen betalingsverplichting schept.