1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 april 2021 tot en met
20 april 2022 te Naaldwijk, althans in Nederland, zich (telkens) in het openbaar bij geschrift en/of bij afbeelding opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden, wegens hun ras en/of godsdienst, door de volgende berichten te plaatsen en/of verspreiden in de WhatsAppgroepen [Whatsappgroep 1] en/of [Whatsappgroep 2] :
- de tekst “EIN FÜHRER” (als reactie op een geplaatst filmpje waarin verdachte samen met een ander een Hitlergroet brengt, en door anderen geschreven wordt “Ein Reich” en “Ein Volk”) en/of
- de tekst “We vormen een knokploeg” en “Zoals de bruinhemden dat deden tijdens de kristal nacht” en/of
- de tekst “Tschuss hakenkruz” en/of
- een foto waarop de arm van een persoon die een Duitse vlag op zijn uniform heeft te zien is, met daarbij de tekst: “Deutschland Uber Allen” (als reactie op een geplaatste foto waarin iemand een Hitlergroet brengt, met daarbij de tekst “KREBS JUDE!”) en/of
- een foto waarop een nachtkijker te zien is, gevolgd door de tekst “Nu kan ik joden
- een foto waarop verdachte te zien is, terwijl hij de Hitlergroet brengt en een Nazi hoofddeksel, voorzien van een Totenkopf, draagt;
- een foto waarop een taart met een hakenkruis te zien is, met daarbij de tekst: “Gefeliciteerd met de führer” en/of
- een sticker waarop verdachte te zien is, terwijl hij de Hitlergroet brengt en een Nazi hoofddeksel, voorzien van een Totenkopf, draagt, met daarbij de tekst “U bent genazificeerd” en/of
- meerdere stickers waarop Hitler en/of de Hitlergroet en/of hakenkruizen en/of Jodensterren te zien zijn,
- een video waarin het Duitse volkslied wordt gezongen, terwijl iemand daarbij de Hitlergroet brengt en/of
- een video waarin het (Duitse) marslied “Erika” wordt gezongen, terwijl personen daarbij de Hitlergroet brengen;
en verdachte van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 juni 2021 tot en met
24 september 2021 te Naaldwijk, althans in Nederland, anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving, een uitlating openbaar heeft gemaakt die, naar hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden, voor een groep mensen, te weten Joden, wegens hun ras en/of godsdienst, beledigend was, door de volgende berichten te plaatsen en/of verspreiden in de WhatsAppgroepen [Whatsappgroep 1] en/of [Whatsappgroep 2] :
- de tekst “EIN FÜHRER” (als reactie op een geplaatst filmpje waarin verdachte samen met een ander een Hitlergroet brengt, en door anderen geschreven wordt “Ein Reich” en “Ein Volk”) en/of
- de tekst “We vormen een knokploeg” en “Zoals de bruinhemden dat deden tijdens de kristal nacht” en/of
- de tekst “Tschuss hakenkruz” en/of
- een foto waarop de arm van een persoon die een Duitse vlag op zijn uniform heeft te zien is, met daarbij de tekst: “Deutschland Uber Allen” (als reactie op een geplaatste foto waarin iemand een Hitlergroet brengt, met daarbij de tekst “KREBS JUDE!”) en/of
- een foto waarop een nachtkijker te zien is, gevolgd door de tekst “Nu kan ik joden in de nacht jagen” en/of
- een foto waarop verdachte te zien is, terwijl hij de Hitlergroet brengt en een Nazi hoofddeksel, voorzien van een Totenkopf, draagt;
- een foto waarop een taart met een hakenkruis te zien is, met daarbij de tekst: “Gefeliciteerd met de führer” en/of
- een sticker waarop verdachte te zien is, terwijl hij de Hitlergroet brengt en een Nazi hoofddeksel, voorzien van een Totenkopf, draagt, met daarbij de tekst “U bent genazificeerd” en/of
- meerdere stickers waarop Hitler en/of de Hitlergroet en/of hakenkruizen en/of Jodensterren te zien zijn,
- een video waarin het Duitse volkslied wordt gezongen, terwijl iemand daarbij de Hitlergroet brengt en/of
- een video waarin het (Duitse) marslied “Erika” wordt gezongen, terwijl personen daarbij de Hitlergroet brengen;
en verdachte van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 22 maart 2023 te Naaldwijk en/of ’t Harde, in elk geval in Nederland,(een) wapen(s), van categorie I, onder 1° van de Wet Wapens en munitie, te weten:
(een) wapen van categorie 1 onder 7° van de Wet Wapens en munitie, te weten gasdrukwapen, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, namelijk een pistool (merk/model Umarex, P08, kaliber 9 Luger),
voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen;
4.
hij, op of omstreeks 22 maart 2023 te Naaldwijk, in elk geval in Nederland, (meerdere) munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 1 volmantel patroon, kaliber 9 x 19mm van het merk GECO en/of
- 1 knalpatroon, kaliber 9mm P.A.K. van het merk Walther en/of
- 1 patroon, kaliber 7.62mm van het merk CBC, en/of
- 3 patronen, kaliber 5.56mm van het merk MEN,
5.
hij op of omstreeks 22 maart 2023 te Naaldwijk, in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- 3 stuks knalvuurwerk (Cobra 6 (Trade name), Di Blasio Elio),
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze beide ten laste gelegde feiten. Verdachte heeft veelvuldig chatgesprekken gevoerd waarin hij rechts-extremistische uitspraken en afbeeldingen deelde, waarbij hij beledigende en discriminerende uitlatingen uitte over Joden. Gelet op de inhoud van de uitlatingen en de algemeen bekende rol van antisemitisme in de nationaal-socialistische ideologie, heeft verdachte (voorwaardelijk) opzet gehad op het beledigen van Joden. Verder zijn de uitingen van verdachte in het openbaar gedaan, nu de groepschats tientallen leden hadden, hij hen niet allemaal kende, meerdere leden beheerder van die groepschats waren en er geen sprake was van een sterke onderlinge binding. De kans was dus aanmerkelijk dat de uitingen buiten de groepschats verder zouden worden verspreid. Zijn handelen is verder gegaan dan het maken van een enkele ‘foute’ grap. Vanwege de hoeveelheid en de samenhang van de berichten is tevens sprake van een gewoonte maken van beide feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Er zijn verschillende contra-indicaties voor het beeld dat verdachte een rechts-extremist is. Verder was er sprake van een zekere cultuur binnen de WhatsApp-groepen, waarbij meerdere leden dergelijke berichten stuurden. Daarnaast kende verdachte alle leden van de groepen, waardoor niet is voldaan aan het criterium dat de uitlatingen in het openbaar zijn gedaan. De uitingen die zijn gedaan toen de chatgroepen veel leden hadden, zijn minder heftig en is min of meer algemeen geaccepteerd als vorm van humor. De grenzen van het strafrecht zijn daarbij niet overschreden.
Beoordeling door de militaire kamer
Artikel 137c, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) stelt strafbaar het zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras, godsdienst of levensovertuiging, hun hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap.
Artikel 137e, eerste lid, Sr stelt strafbaar het, anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving, openbaar maken van een uitlating die, naar hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, voor een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging beledigend is.
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij de ten laste gelegde teksten, stickers, afbeeldingen en video’s in de WhatsApp-groepen [Whatsappgroep 1] en [Whatsappgroep 2] heeft gedeeld. Om al dan niet tot een bewezenverklaring te komen van het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde moet de militaire kamer beoordelen of in strafrechtelijk opzicht de door verdachte gedeelde uitlatingen beledigend zijn voor een groep mensen, te weten Joden, of de uitlatingen in het openbaar zijn gedaan, of verdachte opzet heeft gehad op het beledigen en of hij van dat beledigen een gewoonte heeft gemaakt.
Belediging
De Hoge Raad heeft (zie onder andere ECLI:NL:HR:2018:539) een beoordelingskader gegeven voor de beantwoording van de vraag of sprake is van belediging van een groep mensen. Relevant voor de beoordeling zijn de volgende toetsingscriteria: 1) is de uitlating op zichzelf of gelet op de context beledigend voor een groep mensen, en zo ja;
2) kan de uitlating in de context waarin zij is gedaan een bijdrage leveren aan het publiek debat of is de uitlating in de context waarin zij is gedaan een uiting van artistieke expressie, en zo ja;
3) is de uitlating als bijdrage aan het publiek debat of als uiting van artistieke expressie dan niet toch onnodig grievend.
Om te beoordelen of een uitlating beledigend is voor een groep mensen dient een objectieve toets plaats te vinden. Daarbij is van belang of een uitlating naar algemeen spraakgebruik beledigend is. De militaire kamer is van oordeel dat de (ten laste gelegde) uitlatingen van verdachte, alles bij elkaar bezien in onderlinge samenhang en in de context waarbinnen die uitlatingen zijn gedaan, zeker tegen de achtergrond van de niet aflatende stroom (niet ten laste gelegde) berichten die verdachte stuurde, beledigend zijn voor een groep mensen, te weten Joden. Het is een feit van algemene bekendheid dat tijdens de Tweede Wereldoorlog gewelddadige vervolging van Joden en een van de grootste genociden uit de geschiedenis heeft plaatsgevonden. Het delen van dergelijke uitlatingen kan door Joden dan ook als ernstig grievend worden ervaren.
De militaire kamer kan niet vaststellen dat de uitlatingen van verdachte een bijdrage kunnen leveren aan enig publiek debat. Zij ziet in alle ten laste gelegde uitlatingen ook geen uiting van artistieke impressie. Dat betekent dat de militaire kamer aan een beoordeling van het derde toetsingscriterium niet meer toekomt.
Openbaar
De volgende vraag is of verdachte beledigende uitlatingen in het openbaar heeft gedaan. Die vraag laat zich niet eenvoudig beantwoorden.
In de jurisprudentie worden criteria genoemd aan de hand waarvan zou kunnen worden vastgesteld of dit het geval is. Daarbij kan bijvoorbeeld relevant zijn of de kans bestaat dat de inhoud van de uitlating ter kennis komt van anderen dan degenen tot wie de uitlating rechtstreeks is gericht. Wanneer sprake is van een groep, bijvoorbeeld een WhatsApp-groep zoals in onderhavige zaak het geval is, geldt niet zonder meer dat sprake is van een besloten groep en er dus per definitie geen berichten openbaar kunnen zijn. Om te bepalen of sprake is van openbaarmaking kunnen de antwoorden op onder meer de volgende vragen relevant zijn (zie onder meer ECLI:NL:GHDHA:2023:2207): - Hoeveel leden telt de groep?
- Door welk criterium (of door welke criteria) wordt de groep gedefinieerd?
- Zijn er specifieke voorwaarden voor toetreding tot de groep?
- Hoe goed kennen de leden van de groep elkaar?
- Welke verwachting van vertrouwelijkheid mogen de leden van de groep over en weer hebben?
De Hoge Raad heeft reeds eerder vastgesteld (zie HR:2011:BQ2) dat bij het online delen van uitlatingen met meer dan 20 tot 25 personen, het voorzienbaar en te verwachten is dat de berichten verder worden verspreid.
Volgens verdachte betrof de Whatsapp-groep [Whatsappgroep 1] een vriendengroep en de [Whatsappgroep 2] een Whatsapp-groep van (kort gezegd) autoliefhebbers.
De militaire kamer stelt vast dat er onderzoek is gedaan naar de samenstelling van de groepen en de interactie binnen deze groepen. Daarbij is bijvoorbeeld gekeken naar de groepsgrootte op de momenten dat de ten laste gelegde uitlatingen zijn gedaan. Daarnaast is onderzocht dat verdachte met sommige groepsleden, voordat deze tot de WhatsApp-groep [Whatsappgroep 1] toetraden, geen telefonisch contact heeft gehad, en of hij een-op-een gesprekken met de andere groepsleden heeft gehad. Ondanks deze onderzoeken is niet komen vast te staan dat het geen vriendengroep zou zijn. Duidelijk is dat de leden in de chatgroepen [Whatsappgroep 2] en met name [Whatsappgroep 1] gedurende de ten laste gelegde periode een wisselende samenstelling hebben gehad. Om die reden is niet in zijn algemeenheid vast te stellen dat de chatgroepen de gehele tijd ‘openbaar’ of ‘besloten’ waren. Verdachte heeft in die periode op verschillende momenten de ten laste gelegde uitlatingen gedeeld. Hoewel de militaire kamer hiervoor heeft overwogen dat alle uitlatingen in onderlinge samenhang zeker als beledigend te kwalificeren zijn, is het voor de beoordeling of er beledigende uitlatingen in het openbaar zijn gedaan nodig om per uitlating te bekijken of deze als beledigend te kwalificeren is en zo ja, of deze in het openbaar is gedaan.
De volgende gedragingen zijn ten laste gelegd:
- Op 29 mei 2021 werd een video gestuurd in [Whatsappgroep 1] , waarop verdachte en een ander elkaar met een Hitlergroet begroetten. In de groepschat werd gereageerd met ‘Ein Reich’ en ‘Ein Volkk’, waarop verdachte reageerde met ‘Ein Fürher’. Op dat moment zaten er 11 personen in de groepschat;
- Op 26 juni 2021 reageert verdachte in [Whatsappgroep 1] onder meer met ‘We vormen een knokploeg’, ‘Zoals de bruinhemden dat deden tijdens de kristalnacht’ en een sticker van Hitler. Op dat moment zaten er 20 personen in de groepschat;
- Op 7 april 2021 stuurt verdachte in [Whatsappgroep 2] ‘Tschuss hakenkruz’. Op dat moment zaten er 65 personen in de groepschat;
- Op 6 juni 2021 stuurt iemand in [Whatsappgroep 1] een foto van zichzelf terwijl hij een Hitlergroet brengt met een papiertje met een hakenkruis op zijn borst heeft en ‘KREBS JUDE’ erbij, vertaald: ‘Kanker jood’. Verdachte stuurt vervolgens een foto van de arm van een persoon met een Duitse vlag op zijn uniform en stuurt daarbij de tekst ‘Deutschland Uber Allen’. Op dat moment zaten er 15 personen in de groepschat;
- Op 8 juni 2021 stuurt verdachte in [Whatsappgroep 1] een foto van een nachtkijker en zegt ‘Nu kan ik Joden in de nacht jagen’. Op dat moment zaten er 17 personen in de groepschat;
- Op 20 juni 2021 stuurt verdachte in [Whatsappgroep 1] een sticker waarop hijzelf te zien is met een Nazi hoofddeksel met Totenkopf en verdachte stuurt daarbij de tekst ‘U bent genazificeerd’. Op dat moment zaten er 19 personen in de groepschat;
- Op 20 april 2022 stuurt verdachte in [Whatsappgroep 1] een sticker waarop een taart met een hakenkruis te zien is en stuurt daarbij de tekst ‘Gefeliciteerd met de führer’. Op dat moment zaten er 33 personen in de groepschat;
- Op 29 juni 2021 stuurt verdachte in [Whatsappgroep 1] een video waarop iemand te zien is die een Hitlergroet brengt terwijl hij naar het Duitse volkslied luistert. Op dat moment zaten er 21 personen in de groepschat;
- Op 24 september 2021 stuurt verdachte in [Whatsappgroep 1] een video waarop een aantal personen te zien is, deels in militaire kleding, en zij het lied ‘Erika’ zingen, terwijl personen daarbij de Hitlergroet brengen. Op dat moment zaten er 28 personen in de groepschat.
Verder heeft verdachte gedurende de gehele ten laste gelegde periode in zowel [Whatsappgroep 1] als [Whatsappgroep 2] stickers gedeeld waarop bijvoorbeeld Hitler, de Hitlergroet, hakenkruizen of Jodensterren te zien zijn.
Het merendeel van deze uitlatingen is gedeeld in de groepschats toen deze 20 of minder leden hadden. Het is onduidelijk wie de leden van de groepschats toen precies waren en wat hun relatie met verdachte en onderling was. Er kan niet worden vastgesteld hoe goed zij elkaar kenden en welke mate van vertrouwelijkheid zij onderling van elkaar konden verwachten, anders dan dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat men dat van elkaar verwachtte. De militaire kamer is daarom van oordeel dat voor wat betreft die berichten, geen sprake is van het in het openbaar delen van beledigende uitlatingen.
Verdachte heeft derhalve – kort gezegd – de volgende uitlatingen gedeeld in de groepschats toen deze meer dan 20 leden hadden:
- Tschuss hakenkruz;
- Taart met hakenkruis en ‘Gefeliciteerd met de führer’;
- Video met geluidsfragmenten van het Duitse volkslied met Hitlergroet;
- Video met geluidsfragmenten van het lied Erika met Hitlergroet;
- Verschillende stickers van bijvoorbeeld Hitler.
Van deze berichten is de militaire kamer van oordeel dat verdachte ze in het openbaar heeft gedeeld. De vraag nu is echter of specifiek deze berichten als beledigend kunnen worden gekwalificeerd. Die vraag beantwoordt de militaire kamer negatief. Hoewel alle ten laste gelegde uitlatingen in onderlinge samenhang zeker als beledigend te kwalificeren zijn, is de militaire kamer van oordeel dat dit voor bovenstaande uitlatingen op zichzelf bezien niet per definitie geldt. Daarbij speelt mee dat het de rode draad van de WhatsApp-groepen leek te zijn om dergelijke extreme en laakbare berichten met elkaar te delen en dit volgens verdachte hun ‘humor’ was. De grens tussen humor en laakbare of zelfs strafbare uitlatingen is dun. De militaire kamer is van oordeel dat in deze zaak de uitlatingen van verdachte, gelet op de hoeveelheid berichten, niet meer binnen de grenzen van (desnoods hele foute) humor vallen, maar dat niet is gebleken dat de grens van het strafbare is overschreden.
De militaire kamer spreekt verdachte dus vrij van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het bewijs ten aanzien van deze ten laste gelegde feiten dient te worden uitgesloten, omdat de verdenking op grond waarvan de huiszoeking heeft plaatsgevonden, op valse voorwendselen berust.
Beoordeling door de militaire kamer
Tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte zijn verschillende goederen aangetroffen, namelijk een verpakking met drie stuks vuurwerk, verschillende soorten munitie (knalpatronen en scherpe patronen), een gasdrukpistool gelijkend op een echt vuurwapen en een zwarte boksbeugel.
De militaire kamer stelt vast dat de rechter-commissaris op 20 maart 2023 de vordering tot doorzoeking van de woning van verdachte heeft toegewezen, gelet op de verdenking van het onder 1. ten laste gelegde feit. De doorzoeking op grond van soft- en harddrugs is afgewezen. Bij de doorzoeking op 22 maart 2023, waarbij hiervoor genoemde goederen in beslag zijn genomen, was een (andere) rechter-commissaris aanwezig. De militaire kamer ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de doorzoeking en verwerpt het verweer van de raadsman.
Het gasdrukpistool is gecategoriseerd als zijnde een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie I onder 7e WWM. Uit onderzoek blijkt dat het door vorm, kleur en afmetingen een sprekende
gelijkenis had met een bestaand vuurwapen, namelijk met een pistool van het model: "P08", kaliber 9 Luger.De boksbeugel is gecategoriseerd als zijnde een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I, onder 3 van de Wet wapens en munitie (WWM).
De munitie bestond uit het volgende:
- 1 volmantel patroon, kaliber 9 x 19mm van het merk GECO en/of
- 1 knalpatroon, kaliber 9mm P.A.K. van het merk Walther en/of
- 1 patroon, kaliber 7.62mm van het merk CBC, en/of
- 3 patronen, kaliber 5.56mm van het merk MEN.
Deze munitie is gecategoriseerd als zijnde munitie als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder 4e WWM en valt in artikel 2 lid 2 categorie III WWM.
Uit vergelijking met de informatie van de website van de fabrikant, is gebleken dat verdachte in het bezit was van een verpakking met daarin drie stuks Super Cobra 6 vuurwerk. Het aangetroffen vuurwerk bevat de categoriebepaling: F4. Dit betreft professioneel vuurwerk volgens het Vuurwerkbesluit.
Tijdens een doorzoeking van de legeringskamer van verdachte op de kazerne, is onder het matras van het bed van verdachte een valmes aangetroffen.Het mes is gecategoriseerd als zijnde een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I, onder 1 van de Wet wapens en munitie (WWM).
Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat hij het luchtdrukwapen niet mocht hebben. Hij heeft verklaard dat de boksbeugel van zijn vriendin was, dat het valmes niet van hem was, dat hij niet meer wist dat het vuurwerk in zijn huis lag en dat hij niet van alle soorten munitie wist dat het verboden was om in huis te hebben. De militaire kamer overweegt dat zijn vriendin tijdens de doorzoeking reeds bij de Marechaussee heeft aangegeven dat de boksbeugel niet van haar isen dat het valmes onder zijn matras is aangetroffen. Verder geldt dat hoewel verdachte zich wellicht niet meer bewust was van de aanwezigheid van goederen in zijn huis of de strafbaarheid daarvan, dit niet afdoet aan het feit dat hij de goederen aanwezig had in zijn woning, daar op enig moment van heeft geweten en daarmee dus (opzettelijk) voorhanden heeft gehad.
Gelet op het vorenstaande, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de onder feit 3, 4 en 5 ten laste gelegde.