[naam verdachte]
geboren [geboorteplaats] op [dag en maand] 1971,
[adres]
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder feit 1, 2A en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 24 oktober 2021 te
‘s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, (telkens) in het openbaar bij geschrift en/of bij afbeelding tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, door via het openbare Twitter-account [Twitter-account verdachte] een of meerdere bericht(en) op Twitter te plaatsen en/of via het Telegram-account [Telegram-account verdachte] een of meerdere bericht(en) in de Telegram-groep [naam Telegram-groep] (560 leden) te plaatsen met daarin onder andere de tekst(en):
- " Mark Rutte moet ter dood veroordeeld worden. Je krijgt er toch godverdomme tranen van in je ogen dat dit niet meer kan door die vieze rat. Hij moet hartstikke dood gemaakt worden. Tribunaal voor die landverrader. Ophangen op het Buitenhof" en/of
- " In ons nieuwe normaal gaan we iedereen betrokken bij de COVID-leugens traceren, opsporen en voor het Tribunaal vervolgen volgens oorlogsrecht. Pal voor de start: herinvoering doodstraf, voor corrupte politici, ambtenaren en gestoorde virologen", en/of
- " In ons nieuwe normaal gaan wij dit soort agenten opsporen en vervolgen. Mensen die burgers die hun demonstratierecht uitoefenen mishandelen zijn inderdaad honden, die hun macht misbruiken. Ik pleit dan ook al jaren voor herinvoering doodstraf voor corrupte politici en ambtenaren" en/of
- " Nee hoor .. ik meen elk woord wat ik zeg. Ik vind Mark Rutte een landverrader. Dat kan ik ook onderbouwen. Voor landverraders geldt het oorlogsrecht. In het oorlogsrecht staat op landverraad de doodstraf. Er is wel eens sprake van dat dat mogelijk afgeschaft zou zijn",
althans berichten met woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 20 oktober 2021 te ‘s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, een ambtenaar, te weten een verbalisant van de politie Den Haag, in het dossier bekend onder nummer 24931076, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door via het openbare Twitter-account [Twitter-account verdachte] op Twitter meermalen, althans eenmaal, een videofragment, waarin die verbalisant (verbalisant [nummer verbalisant]) herkenbaar te zien is, te plaatsen en daarbij een of meerdere bericht(en) te plaatsen met daarin de teksten:
- " Weer zo'n corrupte kontkruiper? Dit is de echte waarheid over Bureau Hofstad. Deze agent die een vrouw vol in het gezicht slaat krijgt wat ons betreft de hoogst mogelijke straf. Herinvoering doodstraf voor corrupte agenten is op zijn plaats." en/of
- " Diep respect? Die agent daar verdient de hoogste straf. Wat ons betreft voeren we voor deze misdadigers de doodstraf opnieuw in. Let op de vrouw in het rood! Dit is het echte verhaal. Uitlokking door corrupte klootzakken!?,
althans berichten met woorden van gelijke aard en/of strekking;
hij op of omstreeks 20 oktober 2021 te ‘s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, in het openbaar bij geschrift en/of bij afbeelding tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, door via het openbare Twitter-account [Twitter-account verdachte] op Twitter meermalen, althans eenmaal, een videofragment, waarin die verbalisant (verbalisant [nummer verbalisant]) herkenbaar te zien is, te plaatsen en daarbij een of meerdere bericht(en) te plaatsen met daarin de teksten:
- " Weer zo'n corrupte kontkruiper? Dit is de echte waarheid over Bureau Hofstad. Deze agent die een vrouw vol in het gezicht slaat krijgt wat ons betreft de hoogst mogelijke straf. Herinvoering doodstraf voor corrupte agenten is op zijn plaats." en/of
- " Diep respect? Die agent daar verdient de hoogste straf. Wat ons betreft voeren we voor deze misdadigers de doodstraf opnieuw in. Let op de vrouw in het rood! Dit is het echte verhaal. Uitlokking door corrupte klootzakken", althans berichten met woorden van gelijke aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 20 oktober 2021 te ‘s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, te weten een verbalisant van de politie Den Haag, in het dossier bekend onder nummer [nummer verbalisant], gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in het openbaar bij geschrift en/of afbeelding heeft beledigd, door, als reactie bij een op Twitter geplaatst/gedeeld videofragment waarin die verbalisant herkenbaar te zien is, een of meerdere bericht(en) op Twitter te plaatsen via het openbare Twitteraccount [Twitter-account verdachte] met daarin de tekst(en):
"corrupte kontkruiper" en/of "corrupte klootzakken" en/of "corrupte agenten",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Zoals ook de rechtbank heeft gedaan zal het hof hierna
- de teksten achter de vier gedachtestreepjes in feit 1 aanduiden als de berichten 1 tot en met 4;
- het eerste cumulatieve dan wel alternatieve element van feit 2 aanduiden als feit 2A;
- het tweede cumulatieve dan wel alternatieve element van feit 2 aanduiden als feit 2B.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2A, 2B, en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 43 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak van feit 1 (partieel) en van feit 2B
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de onder feit 2B tenlastegelegde berichten, alsmede de onder feit 1 tenlastegelegde berichten 2 en 3 niet kunnen worden gekwalificeerd als opruiing. Uit zowel de bewoordingen als de context waarbinnen de uitlatingen zijn gedaan kan onvoldoende worden afgeleid dat de verdachte poogde aan te zetten tot een strafbaar feit dan wel tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. Het hof is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat dit eveneens geldt voor het onder feit 1 tenlastegelegde bericht 4.
Het hof zal de verdachte daarom ten aanzien van deze berichten vrijspreken.
Anders dan het openbaar ministerie ter terechtzitting in hoger beroep heeft betoogd, is het hof van oordeel dat de uitlatingen van de verdachte bij de politiefunctionaris in kwestie niet de redelijke vrees hebben kunnen doen ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen dan wel zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte als feit 2A is tenlastegelegd, zodat de verdachte ook daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op een
of meertijdstip
penin
of omstreeksde periode van 1 maart 2020 tot en met 24 oktober 2021 te
‘s-Gravenhage,
in elk geval in Nederland,
(telkens)in het openbaar bij geschrift
en/of bij afbeeldingtot enig strafbaar feit en
/ofgewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, door
via het openbare Twitter-account [Twitter-account verdachte] een of meerdere bericht(en) op Twitter te plaatsen en/ofvia het Telegram-account [Telegram-account verdachte] een
of meerderebericht
(en)in de Telegram-groep [naam Telegram-groep]
(560 leden)te plaatsen met daarin
onder anderede tekst
(en): - "Mark Rutte moet ter dood veroordeeld worden.
Je krijgt er toch godverdomme tranen van in je ogen dat dit niet meer kan door die vieze rat.Hij moet hartstikke dood gemaakt worden.
Tribunaal voor die landverrader. Ophangen op het Buitenhof"
en/of
- "In ons nieuwe normaal gaan we iedereen betrokken bij de COVID-leugens traceren, opsporen en voor het Tribunaal vervolgen volgens oorlogsrecht. Pal voor de start: herinvoering doodstraf, voor corrupte politici, ambtenaren en gestoorde virologen", en/of
- "In ons nieuwe normaal gaan wij dit soort agenten opsporen en vervolgen. Mensen die burgers die hun demonstratierecht uitoefenen mishandelen zijn inderdaad honden, die hun macht misbruiken. Ik pleit dan ook al jaren voor herinvoering doodstraf voor corrupte politici en ambtenaren" en/of
- "Nee hoor .. ik meen elk woord wat ik zeg. Ik vind Mark Rutte een landverrader. Dat kan ik ook onderbouwen. Voor landverraders geldt het oorlogsrecht. In het oorlogsrecht staat op landverraad de doodstraf. Er is wel eens sprake van dat dat mogelijk afgeschaft zou zijn",
althans berichten met woorden van gelijke aard en/of strekking;
3.
hij op
of omstreeks20 oktober 2021 te `s-Gravenhage,
in elk geval in Nederland,opzettelijk een ambtenaar van de politie Den Haag, in het dossier bekend onder nummer [nummer verbalisant],
gedurende ofter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn
/haarbediening, in het openbaar bij geschrift
en/of afbeeldingheeft beledigd, door, als reactie bij een op Twitter geplaatst
/gedeeldvideofragment waarin die verbalisant herkenbaar te zien is, een
of meerderebericht
(en)op Twitter te plaatsen via het openbare Twitteraccount [Twitter-accpunt verdachte] met daarin de tekst
(en
):
"corrupte kontkruiper" en/of"corrupte klootzakken" en
/of"corrupte agenten
", althans woorden van gelijke beledigende aard en/ofstrekking.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverwegingen
Feit 1: Kan het delictsbestanddeel ‘in het openbaar’ worden bewezen?
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 tenlastegelegde, omdat het door de verdachte plaatsen van berichten in een besloten Telegram-groep niet kan worden aangemerkt als het doen van de uitlatingen ‘in het openbaar’.
Aan het verweer ligt de opvatting ten grondslag dat uitlatingen kunnen worden gedaan binnen een groep van personen die door een zodanige beslotenheid wordt gekenmerkt dat niet langer kan worden gezegd dat zij zijn gedaan ‘in het openbaar’, zoals die woorden zijn bedoeld in artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). In haar algemeenheid onderschrijft het hof deze opvatting. De vraag wanneer een groep van personen door de zojuist bedoelde mate van beslotenheid wordt gekenmerkt laat zich echter niet in het algemeen beantwoorden. Die beoordeling zal van geval tot geval moeten plaatsvinden, waarbij betekenis kan toekomen aan de antwoorden op onder meer de volgende vragen:
- Is het een groep die fysiek bijeenkomt (in de ‘analoge’ wereld) of is het een groep die zich heeft gevormd binnen een sociaal medium (of elders) op het internet?
- Hoeveel leden telt de groep?
- Door welk criterium (of door welke criteria) wordt de groep gedefinieerd?
- Zijn er specifieke voorwaarden voor toetreding tot de groep? (Te denken valt aan ballotage en/of contributie en/of registratie.)
- Hoe goed kennen de leden van de groep elkaar?
- Welke verwachting van vertrouwelijkheid mogen de leden van de groep over en weer hebben?
In het onderhavige geval heeft de verdachte zijn uitlatingen gedaan binnen een groep van het sociale medium Telegram. De groep was genaamd [naam Telegram-groep]. Ten tijde van het opsporingsonderzoek heeft de politie de mate van beslotenheid van deze groep niet kunnen vaststellen omdat de groep toen niet meer werd aangetroffen. Op basis van schermafbeeldingen die zich in het politiedossier bevinden is aangenomen dat de groep, toen de verdachte daarbinnen zijn uitlatingen deed, 560 leden telde. De ordegrootte van dit getal is door de verdediging niet betwist; de raadsman heeft in dit verband telkens gesproken van ‘ruim 500’.
Het hof begrijpt de kern van het verweer aldus dat de verdachte ervan is uitgegaan dat van personen die vrijwillig toetreden tot een groep die opereert onder de naam [naam Telegram-groep] gezegd kan worden dat zij gelijkgestemden zijn en dat de verdachte alleen al aan die gelijkgestemdheid een verwachting van vertrouwelijkheid mocht ontlenen. In zijn pleidooi heeft de raadsman dit als volgt onder woorden gebracht: “Deze besloten groep heeft een beperkt aantal leden (…). Cliënt kon niet verwachten of vermoeden dat er berichten uit die groep zouden worden ‘gestolen’, uit de context zouden worden gehaald en door anderen op internet geframed zouden worden.”
In het bijzonder het betrekkelijk grote gemak waarmee iemand tot de bewuste groep kon toetreden en het feit dat die groep ten tijde van de uitlatingen van de verdachte uit honderden leden – en daarmee niet uit “een beperkt aantal leden” – bestond vormen omstandigheden die in de weg staan aan het oordeel dat van een zodanige beslotenheid sprake was dat niet meer kan worden toegekomen aan bewijs van het bestanddeel ‘in het openbaar’. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte geen beheerder was van de Telegramgroep en dat hij geen idee had wie de andere leden waren. Hij had er dus geen enkele invloed op wie in de groep zijn berichten te zien zouden krijgen en wat zij daarmee zouden doen. In het onderhavige geval, waarin de berichten van de verdachte in de bewuste groep zichtbaar waren voor een bredere kring van betrekkelijk willekeurige derden, die kennelijk naar eigen inzicht en zonder enige restrictie over die berichten konden beschikken, was het – anders dan de raadsman heeft gesteld – voor de verdachte wel degelijk voorzienbaar en op voorhand feitelijk te verwachten dat een of meer van de door hem geplaatste berichten verder zouden worden verspreid, zoals ook daadwerkelijk is gebeurd doordat derden schermafbeeldingen van de berichten van verdachte op Twitter hebben geplaatst.
Hoewel de bewezenverklaring hieromtrent geen misverstand laat bestaan, merkt het hof voor de duidelijkheid op dat het bovenstaande hierop neerkomt dat, naar zijn oordeel, het door de verdachte plaatsen van de berichten binnen de Telegram-groep reeds ‘in het openbaar’ geschiedde. Het is dus niet de – door derden bewerkstelligde – ‘overheveling’ van verdachtes berichten naar Twitter geweest die ervoor heeft gezorgd dat aan het openbaarheidsvereiste was voldaan.
Het bovenstaande betekent dat het verweer van de raadsman wordt verworpen.
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de uitlating van de verdachte in de context van zijn ideeën over een rechtmatig in te stellen tribunaal en de door zo’n tribunaal op te leggen doodstraf moet worden bezien.
Met betrekking hiertoe overweegt het hof als volgt. De door de raadsman bedoelde woorden (“Tribunaal voor die landverrader”) moeten volgens de verdachte worden bezien in het licht van zijn streven naar een op rechtmatige wijze in te stellen tribunaal, dat bij een eventuele bewezenverklaring van landverraad de doodstraf kan opleggen. Nog daargelaten dat deze nuance niet aanstonds tot uitdrukking komt in de vier bewuste woorden, kunnen zij aan de bewezenverklaarde tekst het opruiende karakter niet wegnemen, nu de verdachte in zijn bericht expliciet en zonder reserve stelt dat ‘Mark Rutte (…) hartstikke dood gemaakt [moet] worden’ en dat hij opgehangen dient te worden. Deze uitlating spoort daarmee aan tot het plegen van moord of doodslag.
Het hof verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
in het openbaar, bij geschrift, tot enig strafbaar feit en tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag, opruien.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
OVAR-verweer ten aanzien van feit 3
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu aan hem een geslaagd beroep op de vrijheid van meningsuiting ex artikelen 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) en 266 lid 2 Sr toekomt.
Bij de beoordeling van beledigende uitlatingen in het kader van artikel 10 EVRM dient volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad acht te worden geslagen op de bewoordingen van die uitlating en de context waarin deze is gedaan. Daarbij dient te worden bezien of de gewraakte uitlating een bijdrage kan leveren aan het publieke debat of een uiting is van artistieke expressie. Tevens dient te worden bezien of de uitlating in dat verband niet onnodig grievend is.
Het hof overweegt dat de door de verdachte gedane uitlating, gelet op de bewoordingen waaronder deze is gedaan, zonder meer beledigend is. Door agenten te verwijten dat zij corrupt dan wel klootzakken zijn, worden zij immers in hun eer en goede naam aangerand.
Nu de uitlating van de verdachte naar het oordeel van het hof een beledigend karakter heeft, dient te worden beoordeeld of de uitlating is gedaan in een bepaalde context die dat beledigende karakter kan wegnemen en of de uitlating niet onnodig grievend is.
Naar het oordeel van het hof is in de onderhavige zaak geen sprake van een uitlating die in het kader van een publiek debat is gedaan. Dat de agenten op wie de uitlatingen van de verdachte betrekking hadden, corrupt waren, is door de verdachte op geen enkele wijze onderbouwd. Voor zover de verdachte bedoeld heeft om met zijn uitlatingen in zijn ogen laakbaar politieoptreden aan de orde te stellen, geldt dat er geen enkele noodzaak was om hierbij woorden te gebruiken die – zoals hiervoor al is overwogen – zonder meer beledigend zijn. De verdachte kon dan ook niet in redelijkheid menen dat zijn ongefundeerde uitlatingen het algemeen belang dienden en dat de door hem gebruikte bewoordingen een proportionele manier vormden om zijn boodschap aan het publiek over te brengen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen in onderlinge samenhang bezien, concludeert het hof dan ook dat de woorden van de verdachte onnodig grievend zijn geweest.
Het hof komt derhalve tot de conclusie dat het beroep op artikel 10 EVRM en artikel 266 lid 2 Sr dient te worden verworpen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opruiing door het plaatsen van een bericht op Telegram, dat anderen aanzet tot het plegen van geweld jegens een drager van het openbaar gezag, te weten minister-president Mark Rutte. Met zijn uitlatingen, die later via het internet verspreid werden, heeft de verdachte gezorgd voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de belediging van een politieambtenaar. Hij heeft hierdoor deze politieambtenaar in zijn eer en goede naam aangetast en blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het openbare gezag. Ambtenaren met een publieke taak moeten – in het belang van de openbare orde – kunnen functioneren zonder te worden uitgescholden en beledigd. Dat de verdachte een andere mening heeft over de wijze waarop het openbaar gezag zou moeten worden ingevuld door de daarmee belaste personen, doet daar niet aan af.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk feit. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat niet kan worden volstaan met oplegging van een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf. De op te leggen gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur – waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest – vormt een passende en geboden reactie op de bewezenverklaarde feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 131, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.