In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 19 april 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Zevenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak per 1 januari 2019 vastgesteld en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2020 opgelegd. Het bezwaar van belanghebbende werd niet-ontvankelijk verklaard, wat leidde tot het indienen van een beroep bij de rechtbank.
De rechtbank heeft op 2 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende aanwezig was. De heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door twee personen. De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat het griffierecht niet tijdig is betaald. Belanghebbende had een beroep gedaan op betalingsonmacht, maar de rechtbank wees dit af. De rechtbank concludeert dat, hoewel het griffierecht op zich tijdig was betaald, het terugboeken van het bedrag door het Landelijk Centrum voor de Rechtspleging de situatie compliceert.
De rechtbank heeft besloten dat belanghebbende een nieuwe termijn krijgt om het griffierecht te betalen en dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden totdat dit is gebeurd. De rechtbank wijst erop dat vertraging in de procedure voor risico van belanghebbende komt en dat dit kan leiden tot een verlenging van de redelijke termijn. Tevens heeft belanghebbende een verzoek ingediend voor vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn, waarvan de hoogte pas na de inhoudelijke behandeling van het beroep zal worden vastgesteld.