ECLI:NL:RBGEL:2024:2315

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
ARN - 23_2121
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in WOZ-zaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 19 april 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Zevenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak per 1 januari 2019 vastgesteld en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2020 opgelegd. Het bezwaar van belanghebbende werd niet-ontvankelijk verklaard, wat leidde tot het indienen van een beroep bij de rechtbank.

De rechtbank heeft op 2 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende aanwezig was. De heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door twee personen. De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat het griffierecht niet tijdig is betaald. Belanghebbende had een beroep gedaan op betalingsonmacht, maar de rechtbank wees dit af. De rechtbank concludeert dat, hoewel het griffierecht op zich tijdig was betaald, het terugboeken van het bedrag door het Landelijk Centrum voor de Rechtspleging de situatie compliceert.

De rechtbank heeft besloten dat belanghebbende een nieuwe termijn krijgt om het griffierecht te betalen en dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden totdat dit is gebeurd. De rechtbank wijst erop dat vertraging in de procedure voor risico van belanghebbende komt en dat dit kan leiden tot een verlenging van de redelijke termijn. Tevens heeft belanghebbende een verzoek ingediend voor vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn, waarvan de hoogte pas na de inhoudelijke behandeling van het beroep zal worden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/2121

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van

in de zaak tussen

[belanghebbende], in [plaats 1], belanghebbende

(gemachtigde: [naam gemachtigde]),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zevenaar, de heffingsambtenaar.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 9 juni 2022.
De heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaak gelegen aan de [locatie] in [plaats 2] (de onroerende zaak) per 1 januari 2019 vastgesteld. Met de waardevaststelling is aan belanghebbende ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Zevenaar voor het jaar 2020 opgelegd.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft het beroep op 2 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van belanghebbende deelgenomen. Namens de heffingsambtenaar zijn [persoon A] en [persoon B] verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

1. Op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is een beroep niet-ontvankelijk als het griffierecht niet tijdig is betaald, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2. Voor de behandeling van het beroep is € 365 verschuldigd. De rechtbank heeft belanghebbende daarvoor op 12 april 2022 een nota gestuurd.
3. Belanghebbende heeft vervolgens bij brief van 19 april 2022, ontvangen door de rechtbank op 19 april 2022, een beroep gedaan op betalingsonmacht griffierecht. Op 21 april 2023 is het volledige bedrag aan griffierecht in het systeem teruggeboekt.
4. De rechtbank heeft het beroep op betalingsonmacht afgewezen bij brief van 22 mei 2023. Op diezelfde dag is een nieuwe nota griffierecht aan belanghebbende gestuurd. Deze is niet voldaan.
5. Naar het oordeel van de rechtbank was het griffierecht op zich tijdig betaald. Dat het Landelijk Centrum voor de Rechtspleging het bedrag vervolgens heeft teruggestort, kan daar niet aan afdoen. Omdat het griffierecht is teruggestort, staat feitelijk de rekening nu weer open. Eiseres is een nieuwe termijn gegeven om het griffierecht alsnog te betalen. Zij heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
6. Gelet op jurisprudentie van de Hoge Raad [1] is het niet mogelijk het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De wet schrijft echter voor dat griffierecht wordt geheven. Dat zou een loze bepaling worden als het niet betalen daarvan zonder gevolgen zou blijven. Daarom zal de rechtbank opnieuw een nota sturen en de behandeling van de zaak aanhouden tot het moment waarop de nota is betaald. Na ontvangst van het griffierecht zal de heffingsambtenaar in de gelegenheid worden gesteld de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift in te dienen.
7. De zaken zullen niet eerder ter zitting worden behandeld dan nadat belanghebbende het onverschuldigd door de rechtbank terugbetaalde bedrag opnieuw en tijdig heeft betaald. De rechtbank wijst erop dat vertraging van de procedure als gevolg van het alsnog niet betalen van het griffierecht voor risico van belanghebbende zal komen en aanleiding zal vormen voor een verlenging van de redelijke termijn vanaf vier weken na ontvangst van de nieuwe nota. Indien het griffierecht voor 30 april 2024 wordt voldaan, zal de behandeling van de zaak worden voortgezet op 21 mei 2024, gelijktijdig met drie andere beroepen van belanghebbende. Hierover zal de rechtbank partijen uiterlijk op 30 april 2024 berichten.
Immateriële schade
8. Belanghebbende heeft een verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn gedaan. De hoogte van de immateriële schade zal door de rechtbank worden vastgesteld nadat de inhoudelijke behandeling van het beroep ter zitting heeft plaatsgevonden.

Beslissing

De rechtbank:
  • heropent het onderzoek;
  • draagt de griffier op een nieuwe nota ter voldoening van het griffierecht aan belanghebbende te sturen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Eskes, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I. Knol, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Hoge Raad 29 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:439.