ECLI:NL:RBGEL:2024:2144

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
C/05/685336 / HO RK 24/143 e.v.
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de afkoelingsperiode ex artikel 376 Faillissementswet voor meerdere besloten vennootschappen

Op 8 maart 2024 heeft de Rechtbank Gelderland een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verlenging van de afkoelingsperiode ex artikel 376 van de Faillissementswet (Fw) voor een groep van 24 besloten vennootschappen. De verzoeksters, die op 17 juli 2023 verklaringen ex artikel 370 lid 3 Fw ter griffie hebben gedeponeerd, hebben op 18 juli 2023 een verzoekschrift ingediend voor een afkoelingsperiode van vier maanden. De rechtbank heeft eerder al tijdelijke afkoelingsperiodes afgekondigd, en op 19 februari 2024 hebben de verzoeksters een nieuw verzoek ingediend tot verlenging van de afkoelingsperiode. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeksters voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat er belangrijke vooruitgang is geboekt in de totstandkoming van de akkoorden, en dat de verlenging noodzakelijk is om de ondernemingen van verzoeksters te kunnen voortzetten tijdens de onderhandelingen. De rechtbank heeft de afkoelingsperiode met twee maanden verlengd, ingaande op 19 februari 2024, en de observator is verzocht om de rechtbank onmiddellijk te berichten als het akkoord onhaalbaar blijkt. De rechtbank heeft tevens bepaald dat de bevoegdheid van derden tot verhaal op goederen van verzoeksters gedurende de afkoelingsperiode niet kan worden uitgeoefend zonder machtiging van de rechtbank.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team Insolventies – meervoudige kamer
Verzoek afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw
zaak/rekestnummers:
C/05/685336 / HO RK 24/143
C/05/686592 / HO RK 24/144
C/05/686593 / HO RK 24/146
C/05/686594 / HO RK 24/147
C/05/686595 / HO RK 24/148
C/05/686596 / HO RK 24/149
C/05/686597 / HO RK 24/150
C/05/686599 / HO RK 24/151
C/05/686601 / HO RK 24/152
C/05/686602 / HO RK 24/153
C/05/686603 / HO RK 24/154
C/05/686604 / HO RK 24/155
C/05/686608 / HO RK 24/156
C/05/686609 / HO RK 24/157
C/05/686610 / HO RK 24/158
C/05/686611 / HO RK 24/159
C/05/686612 / HO RK 24/160
C/05/686613 / HO RK 24/161
C/05/686614 / HO RK 24/162
C/05/686615 / HO RK 24/163
C/05/686616 / HO RK 24/164
C/05/686617 / HO RK 24/165
C/05/686619 / HO RK 24/166
C/05/686621 / HO RK 24/167
uitspraakdatum: 8 maart 2024
beschikking op het ingekomen verzoekschrift ex artikel 376 Faillissementswet (Fw) van:
I. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster 1] B.V., statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
II. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster 2] B.V., statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
III. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster 3] B.V., statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
IV. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster 4] B.V., statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
V. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster 5] B.V., statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
VI. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster 6] B.V., statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
VII. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster 7] B.V., statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
VIII. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster 8] B.V., statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
IX. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster 9] B.V., statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
X. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster 10] B.V., statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
XI. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster 11] B.V., statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
XII. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster 12] B.V., statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
XIII. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster 13] B.V., statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
XIV. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster 14] B.V., statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
XV. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster 15] B.V., statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
XVI. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster 16] B.V., statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
XVII. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster 17] B.V., statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
XVIII. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster 18] B.V., statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
XIX. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster 19] B.V., statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
XX. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster 20] B.V., statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
XXI. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster 21] B.V., statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
XXII. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster 22] B.V., statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
XXIII. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster 23] B.V., statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
XXIV. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster 24] B.V., statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: verzoeksters,
advocaten: mr. K.C. Mensink, kantoorhoudende te ’s-Gravenhage en mr. J. van den Dolder, kantoorhoudende te Oud-Beijerland.

1.De procedure

1.1
Verzoeksters hebben op 17 juli 2023 verklaringen ex artikel 370 lid 3 Fw ter griffie gedeponeerd, waarbij ze hebben gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement.
1.2
Op 18 juli 2023 hebben verzoeksters ter griffie een verzoekschrift ingediend tot het afkondigen van een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw voor een periode van vier maanden.
1.3
Bij beschikking van 19 juli 2023 van deze rechtbank is bij wijze van tijdelijke voorziening een afkoelingsperiode afgekondigd. De rechtbank heeft bij beschikking van 28 juli 2023 een afkoelingsperiode van twee maanden afgekondigd, ingaande op 28 juli 2023, en heeft mr. C.G. Klomp (hierna ook: ‘de observator’) aangesteld tot observator.
1.4
Op 25 september 2023 hebben verzoeksters ter griffie een verzoekschrift ingediend tot het verlengen van de afkoelingsperiode jegens de Belastingdienst en het afkondigen van een afkoelingsperiode jegens alle (andere) schuldeisers voor de duur van vier maanden.
1.5
Bij beschikking van 27 september 2023, en de gecorrigeerde versie van 2 oktober 2023, heeft de rechtbank bij wijze van tijdelijke voorziening een afkoelingsperiode jegens de Belastingdienst afgekondigd. Bij beschikking van 19 oktober 2023 heeft de rechtbank een afkoelingsperiode van vier maanden afgekondigd, ingaande op 19 oktober 2023 en bepaald dat de observator maandelijks verslag aan de rechtbank dient uit te brengen omtrent de voortgang en transparantie van de akkoordtrajecten en realiteitswaarde van de door verzoekers opgestelde tijdslijn.
1.6
Op 7 november 2023, 6 december 2023, 11 januari 2024 en 14 februari 2024 heeft de observator verslag aan de rechtbank uitgebracht.
1.7
Op 19 februari 2024 is ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift, met bijlagen (hierna ook: ‘het verzoek’), ontvangen strekkende tot: (I) het voorshands bij wijze van tijdelijke voorziening verlengen van de huidige afkoelingsperiode ex artikel 376 lid 5 Fw; en (II) het verlenging van de afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw lid 5, jegens alle schuldeisers, behoudens de Belastingdienst, voor een additionele periode van twee maanden. Ter onderbouwing van het verzoek hebben verzoeksters gesteld dat belangrijke vooruitgang is geboekt in de totstandkoming van de akkoorden. Verzoeksters hebben in samenwerking met hun (financiële) adviseurs en na gesprekken met de observator en [adviesbureau] conceptakkoorden opgesteld en deze op 7 februari 2024 ter consultatie aan de schuldeisers voorgelegd. Verzoeksters hebben daarnaast (nauw) contact (gehad) met de crediteuren over de concept-akkoordvoorstellen. Verzoeksters streven ernaar de akkoorden zo spoedig mogelijk ter stemming aan te bieden, zodat daarover – binnen de termijn van twee maanden – kan worden gestemd en zo nodig de homologatieverzoeken kunnen worden behandeld. De gezamenlijke crediteuren van verzoeksters zijn gediend bij het verlengen van de afkoelingsperiode, nu de schuldeisers, waaronder de belastingdienst die haar voorrechten behoudt, bij een akkoord substantieel meer uitgekeerd krijgen dan in geval van een faillissement. De schuldeisers worden door (verlenging van) de afkoelingsperiode niet wezenlijk in hun belangen geschaad.
1.8
Bij e-mailbericht van 22 februari 2024 van K.C. Mensink is namens verzoeksters bevestigd dat het verzoek zich uitstrekt tot onderdelen I en II van het verzoek, zoals hiervoor onder randnummer 1.7 weergegeven.
1.9
Bij e-mailbericht van 25 februari 2024 van de observator heeft de observator zijn zienswijze met betrekking tot het verzoek aan de rechtbank kenbaar gemaakt. De observator bevestigt dat voortgang is geboekt is in de akkoordaanbieding en dat verzoeksters hebben bevestigd dat zij alle lopende verplichtingen sinds de start van het WHOA-traject hebben voldaan, dat er geen betalingsachterstanden zijn en dat de betalingsverplichtingen ook de komende twee maanden kunnen worden voldaan. Eén grote debiteur, tevens een grote crediteur, komt echter haar verplichtingen jegens verzoeksters sinds december 2023 niet na. Verzoeksters hebben de observator aangegeven dat dit ‘een uitdaging’ vormt en dat zij voornemens zijn, met behulp van hun adviseurs, tegen deze debiteur maatregelen te treffen. De observator heeft daarnaast vragen (gesteld aan verzoeksters) over de (realiteitswaarde van de) door verzoeksters opgestelde tijdlijn, welke – op het moment van indiening van de zienswijze – nog niet volledig beantwoord zijn.

2.De beoordeling

Verlengen afkoelingsperiode
2.1
De rechtbank stelt vast dat verzoeksters in hun verzoek kunnen worden ontvangen, nu zij op grond van artikel 376 lid 5 Fw bevoegd zijn het verzoek tot verlenging van de eerder gelaste afkoelingsperiode in te dienen en onderhavig verzoek op 19 februari 2024 ter griffie is ingekomen, derhalve tijdig vóór afloop van de eerder gelaste afkoelingsperiode op 19 februari 2024. Noodzakelijk en voldoende is dat voorafgaand aan het aflopen van de eerdere gelaste afkoelingsperiode een verzoek tot verlenging is ingediend, zodat de rechtbank die eerdere gelaste afkoelingsperiode kan verlengen.
2.2
Gelet op de onder randnummer 1.8 weergegeven stellingen van verzoeksters over de geboekte vooruitgang tijdens de afgekondigde afkoelingsperiode(s), hetgeen door de observator niet wordt weersproken, hebben verzoeksters naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat belangrijke vooruitgang is geboekt in de totstandkoming van de akkoorden, waarmee derhalve is voldaan aan het criterium van artikel 376 lid 5 Fw.
2.3
Tevens is voldaan aan de vereisten die volgen uit artikel 376 lid 4 Fw. Summierlijk is gebleken dat een verlenging van de afkoelingsperiode noodzakelijk is om de ondernemingen van verzoeksters tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten. Daarbij weegt de rechtbank mee dat één van de crediteuren bij verzoeksters heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen het WHOA-traject en een advocaat te zullen inschakelen om haar belangen te behartigen, waardoor verzoeksters vrezen voor verhaalsacties.
Verzoeksters hebben daarnaast verklaard zij hun lopende verplichtingen gedurende de verzochte verlenging van de afkoelingsperiode kunnen voldoen en dat geen nieuwe schulden (zullen) ontstaan. Tegen de grote debiteur (tevens grote crediteur), die haar verplichtingen jegens verzoeksters niet nakomt, zijn verzoeksters met behulp van hun adviseurs voornemens maatregelen te treffen.
2.4
Voorts overweegt de rechtbank dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers bij verlenging van de afkoelingsperiode zijn gediend en dat derden niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad. Uit de stellingen van verzoeksters volgt dat – indien de herstructurering slaagt – een hogere uitkering aan schuldeisers zal volgen dan in geval van het faillissement van verzoeksters. De rechtbank ziet derhalve aanleiding de afkoelingsperiode te verlengen.
Tijdelijke voorziening
2.5
Nu de rechtbank de verzochte verlenging van de afkoelingsperiode als bedoeld in artikel 376 lid 5 Fw jegens de schuldeisers, behoudens de Belastingdienst, zal toewijzen, wordt niet meer toegekomen aan de beoordeling van het verzoek van verzoeksters om voorshands bij wijze van tijdelijke voorziening de huidige afkoelingsperiode op de voet van artikel 376 lid 5 Fw te verlengen voor de periode totdat bij eindbeslissing op dit verzoek is beslist.
Observator
2.6
Mede in het licht van hetgeen reeds in de beschikking van 19 oktober 2023 is overwogen met betrekking tot de toezichthoudende rol van de observator op de totstandkoming van het akkoord en diens taak om informatie te verzamelen die van belang is voor de beoordeling van verzoeken, verzoekt de rechtbank de observator om – onverminderd de maandelijkse verslaglegging – de rechtbank onmiddellijk te berichten zodra het akkoord onhaalbaar blijkt en/of de verzoeksters niet langer aan de lopende verplichtingen kunnen voldoen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst toe het verzoek ex artikel 376 lid 5 Fw en verlengt de bij beschikking van 19 oktober 2023 gegeven afkoelingsperiode jegens de crediteuren, behoudens de Belastingdienst, met een termijn van twee maanden, vanaf 19 februari 2024, inhoudende:
- dat elke bevoegdheid van derden tot verhaal op goederen die tot het vermogen van verzoeksters behoren of tot opeising van goederen die zich in de macht van verzoeksters bevinden, gedurende een afkoelingsperiode niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van de rechtbank;
- dat een door een derde jegens verzoeksters ingediend of in te dienen verzoek tot faillietverklaring wordt geschorst;
- bepaalt dat de observator de rechtbank onmiddellijk dient te berichten zodra het akkoord onhaalbaar blijkt en/of de schuldenaren niet langer aan de lopende verplichtingen kunnen voldoen;
- wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Steverink, voorzitter, mr. R. Cats en mr. V.G.T. van Emstede, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2024.