“3.2.1.
[appellanten] hebben in conventie onder meer gevorderd, voor zover in het geding na verwijzing relevant, voor recht te verklaren dat de erfgrens tussen hun perceel [nummer 1]
en perceel [nummer 3] van [geïntimeerde] zich bevindt op de plaats die is bepaald in de akte van
10 november 2000, die als volgt moet worden uitgelegd: de grens tussen deze percelen loopt in een rechte lijn evenwijdig aan de oorspronkelijke erfgrens, maar schuift twee meter op in de richting van perceel [nummer 1] , zodat een langwerpige strook grond van twee meter breed aan het perceel van [geïntimeerde] wordt toegevoegd.
3.2.2.
[appellanten] hebben aan deze vordering het volgende ten grondslag gelegd. Uit de omschrijving van de nieuwe grens in de akte van 10 november 2000 blijkt dat een langwerpige strook grond is overgedragen en dat de nieuwe grens naar de westgrens diende te lopen. Het eerste meetpunt ligt twee meter van de oorspronkelijke erfgrens aan de oostzijde van hun perceel. Het tweede meetpunt ligt daarom logischerwijs eveneens twee meter van de oorspronkelijke erfgrens aan de westzijde van hun perceel. De erfgrens is evenwijdig aan de oude grens twee meter in de richting van het perceel van [appellanten] opgeschoven. Hierdoor heeft [geïntimeerde] er over de gehele lengte van perceel [nummer 3] twee meter bij gekregen.
3.2.3.
[geïntimeerde] heeft in reconventie onder meer gevorderd voor recht te verklaren dat de erfgrens tussen genoemde percelen zich bevindt op de plaats die is bepaald in de akte van
10 november 2000, die als volgt moet worden uitgelegd: de grens tussen deze percelen loopt in een rechte lijn gevormd door de twee meetpunten zoals die door de rechtsvoorgangers van partijen schriftelijk in de ruilovereenkomst en de akte zijn genoemd in de akte.
3.2.4.
[geïntimeerde] heeft aan deze vordering het volgende ten grondslag gelegd. In de akte van 10 november 2000 staat dat het tweede meetpunt de hoek van de schutting is. Deze schutting was destijds ongeveer 1,5 lang en liep vanaf de lijn MN op het veldwerk in de richting van de loods van [geïntimeerde] . Deze situatie is daarna niet gewijzigd, behalve dat de schutting is verlengd in de richting van de loods.
Het in de akte vermelde tweede meetpunt, de hoek van de schutting, wordt gevormd door een recht opstaande biels. Deze biels staat er nog steeds en is niet verplaatst. De erfgrens loopt in een rechte lijn tussen de biels en het eerste meetpunt waarover partijen het eens zijn. Daardoor heeft de overgedragen strook grond een langwerpige vorm, maar dat is nog niet hetzelfde als een rechthoek. [geïntimeerde] betwist in dit verband de stelling van [appellanten] dat de nieuwe erfgrens evenwijdig aan de oude erfgrens loopt.”