ECLI:NL:RBGEL:2024:1925

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
10889597 \ HA VERZ 24-8
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening en beëindiging arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 21 februari 2024 een beschikking gegeven in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever, VOLSTORA SERVICES B.V. De werknemer had een verzoek ingediend voor een voorlopige voorziening in verband met zijn dienstverband, dat op 11 december 2023 eenzijdig door de werkgever was beëindigd. De werknemer verzocht onder andere om betaling van achterstallig salaris, vernietiging van het ontslag, en vergoeding van schade.

Tijdens de procedure hebben partijen op 16 februari 2024 overeenstemming bereikt en een vaststellingsovereenkomst opgesteld. Hierdoor werd de geplande mondelinge behandeling op 19 februari 2024 afgelast. De kantonrechter heeft de beschikking gegeven in overeenstemming met deze vaststellingsovereenkomst, waarbij de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2024 wordt beëindigd met wederzijds goedvinden.

De werkgever is veroordeeld om uiterlijk 30 dagen na het einde van de arbeidsovereenkomst aan de werknemer een beëindigingsvergoeding van € 3.750,00 bruto, vakantiegeld, en kosten van rechtsbijstand te betalen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer geen belang meer had bij de voorlopige voorziening, waardoor dit verzoek werd afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer / rekestnummer: 10889597 \ HA VERZ 24-8
Beschikking van 21 februari 2024
in de zaak van
[verzoeker],
te [verzoeker] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: werknemer,
gemachtigde: mr. J.A.P.M. van Dal,
tegen
VOLSTORA SERVICES B.V.,
te Arnhem,
verwerende partij,
hierna te noemen: werkgever,
gemachtigde: Bleijerveld Juridisch Advies.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen op 17 januari 2024
- het aanvullende verzoek en inbreng productie, ingekomen op 7 februari 2024
- het verweerschrift, ingekomen op 7 februari 2024.
1.2.
De gemachtigden van partijen hebben de kantonrechter op 16 februari 2024 te kennen gegeven dat zij een akkoord hebben bereikt en een vaststellingsovereenkomst hebben opgesteld. De reeds geplande mondelinge behandeling op 19 februari 2024 heeft daarom geen doorgang gevonden.

2.Het verzoek en het verweer

2.1.
Bij wijze van voorlopige voorziening ex artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft werknemer de kantonrechter kort gezegd verzocht
a. a) werkgever te veroordelen om aan werknemer te voldoen het verschuldigde salaris vanaf 1 november 2023 van € 2.079,90 bruto, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, en werkgever te veroordelen de salarisbetalingen voort te zetten totdat in de bodemprocedure definitief is beslist.
Na wijziging van zijn verzoek heeft werknemer de kantonrechter in de hoofdzaak verzocht:
b) de opzegging c.q. het gegeven ontslag c.q. de eenzijdige beëindiging van het dienstverband omstreeks 11 december 2023 te vernietigen;
c) primair: voor recht te verklaren dat tussen partijen mondeling een BBL overeenkomst is overeengekomen en/of een vervangende handtekening te plaatsen onder de BBL overeenkomst en/of te bevelen dat werkgever verplicht is tot door onderhandelen;
subsidiair: aan werkgever een verplichting tot vergoeding van de schade op te leggen van € 2.079,90 bruto per maand, vanaf 1 september 2023 tot aan het moment dat werknemer een andere opleider heeft gevonden en aldaar en alsdan start met de nieuwe BBL overeenkomst;
d) werkgever te veroordelen aan werknemer te voldoen zijn salaris van € 2.079,90 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, vanaf 1 december 2023 tot aan het einde van het dienstverband.
In het incident en in de hoofdzaak heeft werknemer de kantonrechter, na aanvulling van zijn verzoek, verzocht om werkgever te veroordelen:
e) tot afgifte van deugdelijke salarisspecificaties;
f) tot betaling van de wettelijke verhoging van 50% wegens vertraging over het aan werknemer toekomende loon ex artikel 7:625 BW;
g) tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten;
h) tot betaling van de wettelijke rente over de verzochte bedragen vanaf het opeisbaar worden van die bedragen;
i. i) tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de eventueel verschuldigde wettelijke rente;
j) tot betaling van 11 onterecht ingehouden, niet uitbetaalde loondagen, ten bedrage van € 600,00 en € 720,00 bruto.
2.2.
Werkgever heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben overeenstemming bereikt. Zij hebben de kantonrechter verzocht de door hen opgestelde en ondertekende vaststellingsovereenkomst aan een beschikking te hechten of daarin op te nemen. Gelet hierop zal de kantonrechter deze beschikking geven in overeenstemming met de vaststellingsovereenkomst die tussen partijen is gesloten. Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd met wederzijds goedvinden per 1 maart 2024. Daarnaast zal de kantonrechter werkgever veroordelen om uiterlijk 30 dagen na het einde van de arbeidsovereenkomst over te gaan tot betaling aan werknemer van hetgeen partijen onder punt 7. van de vaststellingsovereenkomst zijn overeengekomen. Door aanhechting van een gewaarmerkt exemplaar van de vaststellingsovereenkomst d.d. 15 februari 2024 aan deze beschikking wordt hetgeen hierin neergelegd is, voor executie vatbaar.
3.2.
Gelet op de overeenstemming tussen partijen heeft werknemer geen belang meer bij de door hem verzochte voorlopige voorziening, zodat deze zal worden afgewezen. Het meer of anders (dan in de vaststellingsovereenkomst opgenomen) verzochte in de hoofdzaak zal ook worden afgewezen.

4.De beslissing

De kantonrechter,
4.1.
stelt vast dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden eindigt per 1 maart 2024;
4.2.
veroordeelt werkgever om uiterlijk 30 dagen na het einde van het dienstverband aan werknemer het volgende te betalen:
- een beëindigingsvergoeding (inclusief transitievergoeding) van € 3.750,00 bruto;
- het vakantiegeld berekend tot 1 maart 2024;
- de kosten van rechtsbijstand van € 159,00;
- het griffierecht van € 87,00;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
4.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.W. de Groot en in het openbaar uitgesproken op
21 februari 2024.
498 \ 41245