ECLI:NL:RBGEL:2024:179

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
05/151128-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld, wapenbezit en drugsmisdrijven

Op 18 januari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, wapenbezit en drugsmisdrijven. De verdachte werd veroordeeld tot 48 maanden gevangenisstraf, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en kreeg bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contact- en locatieverbod. De zaak kwam voort uit een incident op 20 juni 2023, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte een woning in Arnhem binnenging en de bewoner bedreigde met een vuurwapen. Tijdens deze overval werden diverse goederen, waaronder een Nintendo Switch en een tablet, gestolen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld, medeplegen, en het voorhanden hebben van wapens en drugs. De rechtbank achtte de verklaringen van de aangever betrouwbaar en ondersteund door bewijs, waaronder aangetroffen goederen in de woning van de verdachte. De verdachte had ook een aanzienlijke hoeveelheid drugs in zijn bezit, wat leidde tot bijkomende strafbare feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op die in lijn is met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/151128-23, 05/321767-22 en 96/112105-23 (gev. ttz)
Datum uitspraak : 18 januari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
ingeschreven aan de [verblijfplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Arnhem.
Raadsman: mr. J.J. Douwes, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05/151128-23:
1
hij op of omstreeks 20 juni 2023, te Arnhem, althans in Nederland, in een woning gelegen aan [adres] te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een autosleutel,
- een of meerdere huissleutels,
- een Nintendo Switch,
- een bigshopper,
- een tablet van het merk Samsung, en/of
- een of meerdere schoen(en) van het merk Nike,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren door samen met zijn mededader en/of alleen:
- met een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp naar de woning van [slachtoffer 1] te gaan en (ongevraagd) diens woning te betreden, en/of
- die [slachtoffer 1] dit (vuurwapen), althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen, en/of,
-(hierbij) te vragen “moet ik deze gebruiken?”,
- die [slachtoffer 1] een of meermaals (met kracht) met de vuist op zijn hoofd, althans het lichaam te slaan/stompen, en/of
- dit vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] te richten en hem hierbij de volgende woorden toe te voegen “ik schiet je door je knieschijven”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2
hij op of omstreeks 21 juni 2023 te Velp binnen de gemeente Rheden, althans in Nederland,
-een wapen categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool van het merk Zoraki model 914-P, kaliber 9mm knal, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of,
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 11 knalpatronen, UMA 9mm P.A. Knall van het kaliber 9mm, en/of,
- een schietstaaf, althans een heimelijk vuurwapen van categorie II onder 3 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een schietbaalpen/schietstaaf, en/of,
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 2 kogelpatronen van het kaliber .22Lr, en/of,
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 3 knalpatronen van het kaliber .22,
voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 21 juni 2023 te Velp binnen de gemeente Rheden, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer, (1 strip) in totaal 8 tabletten van 10 mg per stuk
,in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methylfenidaat, zijnde methylfenidaat, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet;
4
hij op of omstreeks 21 juni 2023 te Velp binnen de gemeente Rheden, althans in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer,
-(29 strips) in totaal 290 tabletten van 10 mg per stuk
,in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende zolpidem,
-(18 strips) in totaal 180 tabletten van 2,5 mg per stuk
,in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende lorazepam,
-(8 strips) in totaal 160 tabletten van 6 mg per stuk, elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende bromazepam,
-(15 strips) in totaal 225 tabletten 10 mg per stuk
,elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende diazepam, en/of
-(1 flacon) in totaal 260 tabletten van 10 mg per stuk, elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende oxazepam
,
zijnde, zolpidem, lorazepam, bromazepam, diazepam, oxazepam, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Parketnummer 05/321767-22:
1
hij op of omstreeks 14 augustus 2022 te Arnhem., (althans) in de gemeente Arnhem, opzettelijk aanwezig heeft gehad en/of heeft vervoerd ongeveer 75 ml , in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB, zijnde GHB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, en/of ongeveer 0,32 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende invulle amfetamine, zijnde amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, en/of ongeveer 12 pillen 2-CB, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine, zijnde 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, en/of ongeveer (in totaal) 30 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende diazepam en/of lorazepam zijnde diazepam en/of lorazepam een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 14 augustus 2022 te Arnhem, (althans) in de gemeente Arnhem, opzettelijk een of meer, te weten vijf, bankbiljetten van 50 euro dat/die hij, verdachte, zelf heeft nagemaakt en/of vervalst en/of waarvan de valsheid en/of vervalsing hem, toen hij deze ontving bekend was met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad en/of heeft vervoerd.
Parketnummer 96/112105-23:
hij op of omstreeks 30 september 2022 te Doesburg een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine en/of cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 62 microgram amfetamine per liter bloed en/of 1,1 microgram THC per liter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/151128-23 [1] :
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de vier ten laste gelegde feiten. Met betrekking tot het tweede feit heeft de officier van justitie verzocht de tenlastelegging ten aanzien van het gedeelte dat ziet op de schietstaaf/schietpen verbeterd te lezen, omdat in de tenlastelegging “categorie II, onder 3” staat, maar dit gelet op het onderzoek aan het wapen “categorie II, onder 4” moet zijn.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van hetgeen hem onder feit 1 ten laste is gelegd, vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Daartoe is aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte in de woning met een vuurwapen heeft gedreigd, hij geen ander geweld heeft toegepast of aanwezig was bij door een ander in die woning toegepast geweld en dat hij niet het oogmerk had om zich de door hem meegenomen goederen wederrechtelijk toe te eigenen. Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 heeft de raadsman geen bewijsverweren gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Aangever [slachtoffer 1] (hierna: ‘ [slachtoffer 1] ’) heeft op 20 juni 2023 verklaard dat hij op 20 juni 2023 in de woning van zijn ex-partner aan de [adres] in Arnhem op zijn twee kinderen paste. Hij had die dag appcontact gehad met [medeverdachte] . [medeverdachte] wilde een sleutel terug die [slachtoffer 1] in zijn bezit had. Ze hadden afgesproken dat [medeverdachte] de sleutel die avond zou komen ophalen. Toen [medeverdachte] er was hebben zij een praatje gemaakt in de keuken en enkele minuten later kwam [verdachte] binnen. [slachtoffer 1] riep tegen [verdachte] “What the fuck doe jij hier?!” Waarop [verdachte] zei dat [slachtoffer 1] hem geld moest geven. Vervolgens liet [verdachte] een vuurwapen zien en zei “moet ik deze gebruiken?”. [medeverdachte] werd op dat moment ook agressief en zei “we gaan spullen pakken!”. [slachtoffer 1] wilde weglopen maar werd tegengehouden door [medeverdachte] en er ontstond een worsteling waarbij [medeverdachte] [slachtoffer 1] met zijn vuisten sloeg en [slachtoffer 1] op zijn hoofd werd geraakt. [verdachte] pakte de sleutelbos met daar aan de autosleutel en huissleutel van [slachtoffer 1] van het aanrecht, nam een Nintendo Switch en een tablet van de kinderen mee vanuit de woonkamer, en liep naar buiten. Toen [slachtoffer 1] net een paar treden de trap op was gelopen zag hij [verdachte] weer binnenkomen en had hij Nike schoenen en een bigshopper vast. [verdachte] richtte vervolgens een vuurwapen op [slachtoffer 1] en zei “ik schiet je door je knieschijven”. Vervolgens verlieten [verdachte] en [medeverdachte] de woning en reden ze weg. [2]
Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 1] aanvullend verklaard. Hij verklaarde onder meer dat [medeverdachte] dreigend bij hem bleef staan terwijl [verdachte] iets ging zoeken. [medeverdachte] bleef maar schreeuwen. Verder stond [medeverdachte] met de salontafel boven zijn hoofd die hij op het speelgoed van de kinderen van zich af heeft gegooid. [3]
[slachtoffer 1] is onderzocht op 21 juni 2023. Daarbij is vastgesteld dat hij een wond op zijn kin had. [4]
De woning van verdachte (verder: [verdachte] ) is doorzocht. In de woning van [verdachte] zijn onder meer de Nintendo Switch, een tablet, een vuurwapen en een patroonhouder aangetroffen. [5]
Medeverdachte [medeverdachte] (verder: [medeverdachte] ) verklaarde dat hij heeft gezien dat [verdachte] een tas op de achterbank van de auto zette toen zij weggingen. [6]
[verdachte] heeft verklaard dat hij met een vriend naar de woning van [slachtoffer 1] ging om daar spullen op te halen. De sfeer sloeg om en die vriend zou [slachtoffer 1] hebben geslagen. Zelf nam hij spullen mee uit de woning en de auto. [7] Hij nam onder meer een big shopper mee en een tas met daarin de tablet en de Nintendo Switch. [8]
De vraag die de rechtbank allereerst dient te beantwoorden is of de verklaring van aangever betrouwbaar is en voldoende steun vindt in de overige in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
De rechtbank overweegt in dat kader dat [slachtoffer 1] de avond van het incident direct een gedetailleerde verklaring heeft afgegeven. Deze verklaring wordt ondersteund door het bij aangever direct na het incident geconstateerde letsel aan zijn kin. Verder is (een deel van) de weggenomen goederen zoals verklaard in de aangifte diezelfde nacht in de woning van [verdachte] aangetroffen, verklaren zowel [verdachte] als [medeverdachte] dat zij in de woning zijn geweest en heeft [verdachte] verklaard dat hij inderdaad goederen heeft meegenomen. Hoewel de aanleiding en reden voor de confrontatie in de woning aan de [adres] in Arnhem onduidelijk is gebleven en aangever in die zin geen volledige openheid van zaken lijkt te geven, heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de feitelijke gang van zaken op 20 juni 2023 zoals door hem is verklaard.
Gelet op de aangifte van [slachtoffer 1] en het overige hiervoor weergegeven bewijs stelt de rechtbank het volgende vast. [medeverdachte] en [verdachte] zijn op 20 juni 2023 naar de woning van [slachtoffer 1] gegaan. [verdachte] had een vuurwapen bij zich en heeft in de woning dit vuurwapen aan [slachtoffer 1] getoond en gevraagd “moet ik deze gebruiken?”. Vervolgens heeft hij een sleutelbos met autosleutel en huissleutel, een Nintendo Switch en een tablet uit de woning gepakt is daarmee naar buiten gelopen. [verdachte] kwam vervolgens terug de woning in en had toen ook een big shopper en één paar Nike schoenen van aangever bij zich. Hij heeft toen het vuurwapen op aangever gericht en gezegd “ik schiet je door je knieschijven”.
Uit de wijze van handelen van verdachte volgt dat verdachte het oogmerk had om als heer en meester over de genoemde goederen te beschikken. Verder stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte] voordat [verdachte] daadwerkelijk spullen is gaan pakken heeft gezegd “kom, we gaan spullen pakken”. Daarnaast heeft [medeverdachte] aangever meermalen met kracht met de vuist op het hoofd heeft geslagen. Die kracht leidt de rechtbank af uit het feit dat de kin van aangever ten gevolge van die vuistslagen is open geknapt.
De verklaring van [verdachte] dat hij niet heeft gedreigd met het wapen en dat hij het wapen dat bij hem werd aangetroffen, meenam uit de woning van [slachtoffer 1] is, mede op grond van het voorgaande, niet aannemelijk.
Tot slot ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of sprake is van medeplegen. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Gelet op het voorgaande is sprake van medeplegen, waarbij beide verdachten een bijdrage van voldoende gewicht hebben gehad.
Op grond van de hiervoor vastgestelde feitelijke gang van zaken op 20 juni 2023 oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. [verdachte] en [medeverdachte] hebben gezamenlijk gezorgd voor de dreigende sfeer waardoor [verdachte] spullen uit de woning (en auto) kon meenemen. [slachtoffer 1] werd tegengehouden toen hij naar boven wilde gaan, werd geslagen en werd bedreigd met een vuurwapen. Verdachten hebben daar gezamenlijk, elk door hun eigen handelingen, aan bijgedragen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder feit 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Naar aanleiding van de verdenking van diefstal met geweld is de woning van verdachte op 21 juni 2023 doorzocht. Daarbij zijn een gaspistool (goednummer [nummer] ) met een patroonhouder (goednummer [nummer] ) en een schietstaaf met munitie (goednummer [nummer] ) aangetroffen in een rugtas in de woonkamer en in beslag genomen. [9]
Het gaspistool met goednummer [nummer] is onderzocht en blijkt een gaspistool van het merk Zoraki model 914-P te zijn, van het kaliber 9mm knal. De verbalisant heeft vastgesteld dat het gaspistool een vuurwapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie is. [10]
De patroonhouder met goednummer [nummer] is onderzocht en blijkt 11 knalpatronen te bevatten, voorzien van de bodemstempel UMA 9mm P.A. Knall. De verbalisant heeft vastgesteld dat dit knalpatronen van het kaliber 9mm knal zijn, te weten munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie. [11]
De schietstaaf met munitie met goednummer [nummer] is onderzocht. De verbalisant heeft vastgesteld dat dit een heimelijk vuurwapen is in de zin van categorie II onder 4 van de Wet wapens en munitie. De verbalisant heeft ook vastgesteld dat de in beslag genomen kogels twee kogelpatronen van het kaliber .22Lr en drie knalpatronen van het kaliber .22 zijn, en behoren tot munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie. [12]
Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat het vuurwapen, de schietstaaf en de munitie in zijn woning lagen. [13]
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie allereerst is vereist dat de verdachte een wapen of munitie bewust aanwezig heeft gehad.
Verder is voor de bewezenverklaring van dat voorhanden hebben nodig dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken.
Uit de hiervoor benoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte wist dat de door de politie onderzochte wapens en munitie in zijn woning lagen. Gezien het feit dat ze in zijn woning lagen heeft hij ook over die wapens en munitie kunnen beschikken. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 3 en 4
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte op 21 juni 2023 werd ook een zwarte tas aangetroffen. Daarin zaten een geldkistje en een etui. Beide bevatten diverse medicatie. [14]
De Inspectie Geneeskunde Jeugd heeft de goederen die werden aangetroffen in de woning van verdachte bij de doorzoeking op 21 juni 2023 beschreven. Het gaat om 290 tabletten Zolpidem, 180 tabletten Lorazepam, 160 tabletten Bromazepam, 225 tabletten Diazepam, 8 tabletten methylfenidaat en 260 tabletten oxazepam. Het middel methylfenidaat wordt vermeld op lijst I van de Opiumwet. De overige middelen worden vermeld op lijst II van de Opiumwet. [15]
Verdachte heeft verklaard dat een deel van hem was en een deel niet, want een deel kwam uit de tas die hij meenam uit de auto van [slachtoffer 1] . [16]
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling wegens het aanwezig hebben van verboden middelen in de zin van de Opiumwet allereerst is vereist dat verdachte die middelen bewust aanwezig heeft gehad. Verder is voor de bewezenverklaring van het aanwezig hebben vereist dat verdachte feitelijke macht over de middelen heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken. Wie de daadwerkelijke eigenaar is, is voor een bewezenverklaring van het aanwezig hebben niet van doorslaggevende betekenis.
Uit de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte wetenschap had van de goederen en deze goederen ook in zijn beschikkingsmacht had. Er zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden waaruit voortvloeit dat dit anders is. De medicijnen lagen in de woning van verdachte en uit zijn verklaring dat de medicijnen deels van hem en deels niet van hem waren, maakt de rechtbank op dat hij ook wist dat ze daar lagen. Dat verdachte stelt dat hij van een deel niet de eigenaar zou zijn is voor een bewezenverklaring van het aanwezig hebben niet van doorslaggevende betekenis. Hij verklaart immers dat hij de medicijnen zelf heeft meegenomen uit de woning van [slachtoffer 1] waardoor verdachte ook over die middelen bewust aanwezig had en door ze mee te nemen daar over beschikte. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder feit 3 en 4 ten laste gelegde.
Ten aanzien van parketnummer 05/321767-22 [17] :
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de twee ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 11;
- een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van het NFI van 12 oktober 2022, p. 23;
- een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van het NFI van 12 oktober 2022, p. 24;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 27.
Feit 2
Op 14 augustus 2022 vonden verbalisanten bij een vervoersfouillering bij verdachte (onder meer) vijf biljetten van 50 euro. [18]
De politie heeft onderzoek gedaan naar de onder verdachte in beslag genomen biljetten. De politie heeft geverbaliseerd dat de kleurstelling van de briefjes te vaal is en dat de briefjes schuin afgesneden zijn, waardoor aan de randen van de biljetten wit onbedrukt papier zichtbaar is. Verder is het gebruikte papier geen normaal gebruikt briefgeldpapier, is de bedrukking onscherp, verandert het watermerk niet bij lichtveranderingen en zijn de serienummers op de vijf briefjes identiek. De politie bevestigt met zekerheid dat de biljetten vals zijn. [19]
Verdachte heeft verklaard dat hij de biljetten drie dagen voor zijn aanhouding heeft gekregen voor de verkoop van zijn fiets en hij met dat geld al een keer is geweigerd in een winkel. [20]
De rechtbank stelt voorop dat verdachte de biljetten bij zich had terwijl hij op een scooter reed, waardoor hij de biljetten in voorraad had en heeft vervoerd. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachte bekend was met de valsheid van de biljetten op het moment dat hij ze ontving. De uiterlijke kenmerken van deze biljetten zijn zo overduidelijk afwijkend van een echt en onvervalst biljet, dat dit bij het aanpakken van de biljetten verdachte moet zijn opgevallen. Eenieder die wel eens biljetten in zijn bezit heeft, weet hoe deze horen aan te voelen, weet dat op normaal briefgeld geen witte randen zichtbaar zijn en weet tot slot dat de bedrukking nooit onscherp is. Gelet op de verklaring van verdachte dat hij al eens werd geweigerd in de winkel toen hij wilde betalen met de briefjes, is de rechtbank van oordeel dat verdachte ook het oogmerk had om ze als echt en onvervalst uit te geven.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in voorraad hebben en vervoeren van vals geld met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven terwijl hem, toen hij ze ontving, bekend was met de valsheid van die biljetten.
Ten aanzien van parketnummer 96/112105-23: [21]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van rijden onder invloed, p. 4-6;
- het schriftelijk bescheid, te weten het rapport ‘Drugs in het verkeer’ van het Maasstad Ziekenhuis van 1 november 2022, p. 12;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 december 2023.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummers 05/151128-23, feiten 1 tot en met 4, 05/321767-22, feiten 1 en 2, en 96/112105-23 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/151128-23:
1
hij op
of omstreeks20 juni 2023, te Arnhem,
althans in Nederland,in een woning gelegen aan [adres] te Arnhem, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,- een autosleutel,
- een of meerdere huissleutels,
- een Nintendo Switch,
- een bigshopper,
- een tablet van het merk Samsung, en/
of-
een of meerdereschoen
(en
)van het merk Nike,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader
(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld
en/of gevolgdvan geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden ofgemakkelijk te maken,
of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekerendoor samen met zijn mededader
en/of alleen:
- met een
(vuur
)wapen,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerpnaar de woning van [slachtoffer 1] te gaan en
(ongevraagd)diens woning te betreden, en
/of- die [slachtoffer 1] dit
(vuurwapen
), althans op een vuurwapen gelijkend voorwerpte tonen, en
/of,
-
(hierbij
)te vragen “moet ik deze gebruiken?”,
- die [slachtoffer 1]
een ofmeermaals
(met kracht
)met de vuist op zijn hoofd,
althans het lichaamte slaan
/stompen,en
/of- dit vuurwapen,
althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp,op die [slachtoffer 1] te richten en hem hierbij de volgende woorden toe te voegen “ik schiet je door je knieschijven”
, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2
hij op
of omstreeks21 juni 2023 te Velp binnen de gemeente Rheden,
althans in Nederland,-een wapen categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool van het merk Zoraki model 914-P, kaliber 9mm knal, zijnde een vuurwapen in de vorm van een
geweer, revolver en/ofpistool en
/of,
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 11 knalpatronen, UMA 9mm P.A. Knall van het kaliber 9mm, en
/of,
- een schietstaaf, althans een heimelijk vuurwapen van categorie II
onder 4van de Wet Wapens en Munitie, te weten een schietbaalpen/schietstaaf, en
/of,
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 2 kogelpatronen van het kaliber .22Lr, en
/of,
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 3 knalpatronen van het kaliber .22,
voorhanden heeft gehad;

De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 20 december 2023 verzocht de tenlastelegging ten aanzien van de schietstaaf verbeterd te lezen nu deze niet valt onder categorie II onder 3, maar categorie II onder 4. De rechtbank stelt voorop dat het op de weg van de rechter ligt om in de tekst van een tenlastelegging voorkomende misslagen te verbeteren, indien verdachte daardoor niet in zijn verdediging wordt geschaad. Dit betreft geen wijziging van de tenlastelegging in de zin van artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering, maar slechts een vaststelling van de juiste inhoud van de tenlastelegging waarvoor geen medewerking van het Openbaar Ministerie of van de verdachte is vereist (Hoge Raad 30 september 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD3662). Verdachte wordt door de verbeterde lezing van de tenlastelegging niet in zijn verdediging geschaad. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat niet is gebleken dat door deze misslag onduidelijkheid bij verdachte heeft bestaan over hetgeen hem wordt verweten.

3
hij op
of omstreeks21 juni 2023 te Velp binnen de gemeente Rheden,
althans in Nederland,opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer, (1 strip) in totaal8 tabletten van 10 mg per stuk
,in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende methylfenidaat, zijnde methylfenidaat, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet;
4
hij op
of omstreeks21 juni 2023 te Velp binnen de gemeente Rheden,
althans in Nederland,opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer,-(29 strips) in totaal290 tabletten van 10 mg per stuk
,in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende zolpidem,
-(18 strips) in totaal180 tabletten van 2,5 mg per stuk
,in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende lorazepam,
-(8 strips) in totaal160 tabletten van 6 mg per stuk
, elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende bromazepam,
-(15 strips) in totaal225 tabletten 10 mg per stuk
,elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende diazepam, en
/of-(1 flacon) in totaal260 tabletten van 10 mg per stuk
, elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende oxazepam
,
zijnde zolpidem, lorazepam, bromazepam, diazepam, oxazepam,
middelenals bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Parketnummer 05/321767-22:
1
hij op
of omstreeks14 augustus 2022 te Arnhem,
(althans) in de gemeente Arnhem, opzettelijk aanwezig heeft gehad en
/ofheeft vervoerd
ongeveer75 ml
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende GHB, zijnde GHB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,en
/of ongeveer0,32 gram,
in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,en
/of ongeveer12 pillen 2-CB,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaalbevattende 4-broom-2,5-dimethoxyfenet
hylamine, zijnde 4-broom-2,5-dimethoxyfenet
hylamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,en
/of ongeveer (in totaal)30 pillen
, in elk geval een hoeveelheid van een materiaalbevattende diazepam en
/oflorazepam zijnde diazepam en
/oflorazepam
eenmiddel
enals bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op
of omstreeks14 augustus 2022 te Arnhem,
(althans) in de gemeente Arnhem,opzettelijk
een of meer, te wetenvijf
,bankbiljetten van 50 euro
dat/die hij, verdachte, zelf heeft nagemaakt en/of vervalst en/ofwaarvan de valsheid
en/of vervalsinghem, toen hij deze ontving bekend was met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven,
en/of te doen uitgeven,in voorraad heeft gehad en
/ofheeft vervoerd;
Parketnummer 96/112105-23:
hij op
of omstreeks30 september 2022 te Doesburg een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd
of als bestuurder heeft doen besturen,na gebruik van
een ofmeer
derein artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine en
/ofcannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde
Wwet, het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof
fenvermelde meetbare stoffen 62 microgram amfetamine per liter bloed en
/of1,1 microgram THC per liter bloed bedroeg,
in elk geval (telkens
)zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/151128-23:
feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 4º, van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheid
feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Ten aanzien van parketnummer 05/321767-22:
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod
feit 2:
bankbiljetten waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad hebben en vervoeren
Ten aanzien van parketnummer 96/112105-23:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot:
  • ten aanzien van de overtreding onder parketnummer 05/151128-23, feit 4, vier weken hechtenis;
  • ten aanzien van de overtreding onder parketnummer 05/321767, feit 1, laatste onderdeel, 2 dagen hechtenis;
  • ten aanzien van de overige feiten, allen misdrijven: een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met aftrek, een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering,
  • Ten aanzien van de overtreding van artikel 8 WVW: een ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden.
De officier heeft daarbij aangegeven dat gelet op de eis dadelijke uitvoerbaarheid nog niet aan de orde is. Mocht de rechtbank evenwel een straf opleggen waarbij uitvoering van de bijzondere voorwaarden binnen afzienbare tijd aan de orde is, dan verzoek de officier van justitie deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de rechtbank rekening houdt met het feit dat verdachte tot nu toe 6 maanden in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en dat zijn medeverdachte al die tijd niet vast heeft gezeten. De raadsman verzoekt de rechtbank een straf op te leggen die gelijk is aan de duur van de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis, nu verdachte behandeld wil worden en het geen preventief doel dient als hij langer vast blijft zitten. De raadsman heeft bepleit dat een lange voorwaardelijke straf het belang van de samenleving beter dient dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ten aanzien van de bewezenverklaarde misdrijven overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een woningoverval in vereniging, terwijl boven in die woning kleine kinderen aanwezig waren. Hij heeft hierbij gedreigd met een vuurwapen, het slachtoffer heeft letsel opgelopen en er is een dusdanig dreigende situatie voor het slachtoffer ontstaan dat die niet vrij was om één van zijn kinderen, die ziek was, te helpen. Daarnaast zijn er spullen uit de woning meegenomen van een niet te verwaarlozen waarde. Dit heeft een grote impact op het slachtoffer zelf gehad en mogelijk ook op zijn kinderen die op dat moment aanwezig waren en hun vader met bebloed gezicht en politie in de woning hebben kunnen zien. Een woning is een veilige plek en zou dat ook moeten blijven.
Daarnaast is bij verdachte een gaspistool, een schietpen en munitie aangetroffen waarmee ernstig letsel kan worden berokkend, terwijl verdachte gezien het hierboven besproken feit, niet schuwt om een wapen te gebruiken om te dreigen.
Verder is bij verdachte een forse hoeveelheid middelen van lijst I en II van de Opiumwet aangetroffen en heeft hij middelen van lijst I aanwezig gehad en vervoerd. Het ongereguleerd aanwezig hebben van deze middelen, vormt een gevaar voor de volksgezondheid. Daarom is het aanwezig hebben ervan verboden. Veelal worden verboden middelen vervoerd ten behoeve van de (ver)koop ervan. Om die reden is ook het vervoer specifiek verboden, zodat de koop en verkoop van verboden middelen niet wordt gefaciliteerd.
Verdachte heeft tevens onder invloed van amfetamine en cannabis een auto bestuurd. Het is bekend dat deelnemen aan het verkeer onder invloed van drugs veel risico’s met zich meebrengt, niet alleen voor de bestuurder zelf, maar ook vooral voor andere verkeersdeelnemers.
Onderhavige verdenkingen zijn niet de eerste keer dat verdachte in aanraking komt met politie en justitie. Verdachte is meermaals veroordeeld voor het rijden onder invloed van drugs of alcohol en zou inmiddels moeten weten dat hij, als hij heeft gebruikt, niet achter het stuur mag gaan zitten. In november 2022 heeft verdachte voor het rijden onder invloed van drugs onder meer een taakstraf opgelegd gekregen.
Ten slotte heeft verdachte vals geld voorhanden gehad en vervoerd, en had hij ook het oogmerk deze valse bankbiljetten uit te geven. Hiermee heeft hij het vertrouwen dat men in chartaal geld moet kunnen hebben geschaad en heeft hij er blijk van gegeven dat hij het duperen van anderen ten behoeve van zijn eigen financieel gewin niet schuwt.
De reclassering heeft over verdachte gerapporteerd in haar rapport daterend van 12 december 2023. In het rapport schrijft de reclassering dat zij een aantal problemen signaleren op verschillende leefgebieden. Een grote factor daarin is het middelengebruik van verdachte. De reclassering schat het recidiverisico gemiddeld in. Daarom adviseert de reclassering verscheidene bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering adviseert ook deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren, nu de kans op recidive zonder een klinische behandeling hoog wordt ingeschat.
De rechtbank heeft voor wat betreft de op te leggen straf aansluiting gezocht bij wat in soortgelijke gevallen wordt opgelegd en heeft daarbij tevens acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Voor een overval in een woning met licht geweld en/of bedreiging wordt een oriëntatiepunt gegeven van drie jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarnaast heeft verdachte nog meer strafbare feiten begaan, waarvoor straf wordt opgelegd. Alles overziend acht de rechtbank hetgeen door de officier van justitie is geëist niet passend voor de strafbare feiten die door verdachte zijn begaan. Gelet op het bovenstaande, zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 48 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorbracht. Daarbij legt de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op. Om de kans op een succesvolle behandeling en inperking van de recidive mogelijk te maken, legt de rechtbank een proeftijd van drie jaar op.
Verder legt de rechtbank aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid op voor 12 maanden, mede gelet op het feit dat dit de vierde keer is dat verdachte wordt veroordeeld voor het rijden onder invloed.
Ten aanzien van de overtredingen bestaande uit het bezit van middelen van lijst II van de Opiumwet, die bewezen zijn verklaard onder parketnummer 05/151128-23, feit 4, en parketnummer 05/321767-22, het laatste deel, overweegt de rechtbank als volgt. De officier van justitie heeft hiervoor 4 weken hechtenis respectievelijk 2 dagen hechtenis geëist. De rechtbank heeft gekeken welke straffen in soortgelijke zaken worden opgelegd. Normaliter worden geldboetes of taakstraffen opgelegd. Gelet op de samenhangende zaken waarvoor verdachte wordt veroordeeld, acht de rechtbank het opleggen van hechtenis zoals door de officier van justitie gevorderd passender. De rechtbank legt daarom aan verdachte 4 weken hechtenis op ten aanzien van parketnummer 05/151128-23, feit 4 en 2 dagen hechtenis ten aanzien van parketnummer 05/321767-22, het laatste deel.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 onder parketnummer 05/151128-23 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert (na vermindering van eis) een bedrag van € 327,60 aan materiële kosten en € 7.000,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met feit 1 onder parketnummer 05/151128-23 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.548,64 aan materiële kosten en € 3.000,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich ten aanzien van beide vorderingen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Overweging van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] :
Materiële schade
De benadeelde partij heeft onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat de gestelde materiële schade een rechtstreeks gevolg is van het feit. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dit deel van de vordering verklaren.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Door de woningoverval heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel opgelopen in de vorm van een forse snee op zijn kin en is hij op andere wijze in de persoon aangetast.
Van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is.
In de toelichting op het schadeformulier heeft de benadeelde partij [slachtoffer 1] gemotiveerd gesteld dat de overval op de woning van zijn ex-partner grote impact op hem heeft gehad en dat hij hulp heeft gezocht. Naast het feit dat hij letsel heeft opgelopen is er op intimiderende wijze een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van benadeelde partij [slachtoffer 1] . Gelet op de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze.
Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal de rechtbank het smartengeld op een bedrag van € 3.000,- vaststellen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 20 juni 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag hoofdelijk kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] :
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De schadeposten tablethoes ter hoogte van € 18,95, kinderkleding ter hoogte van € 37,80 en de zonnebril ter hoogte van € 294,95 zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de tablethoes, kinderkleding en zonnebril (tot een hoogte van € 351,70) kan worden toegewezen.
De overige gevorderde materiële schadeposten zijn onvoldoende onderbouwd. Er is onvoldoende gebleken dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het feit. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
De benadeelde partij heeft gesteld dat zij is aangetast in de persoon op andere wijze nu er in haar woning een overval heeft plaats gevonden terwijl haar kinderen boven lagen te slapen. Dat zij op het moment van de overval niet thuis was doet daar wat benadeelde betreft niet aan af. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de vorenstaande stellingen van de benadeelde partij onvoldoende om te kunnen concluderen dat benadeelde op andere wijze in de persoon is aangetast. Dat er sprake is van een van de andere grondslagen voor immateriële schadevergoeding is noch gesteld noch gebleken. Uit alles blijkt dat de overval niet op haar gericht was. Wegens het ontbreken van een grondslag voor de toekenning van een immateriële schadevergoeding zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dit gedeelte van haar vordering.
Verdachte is vanaf 20 juni 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag hoofdelijk kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De beoordeling van het beslag

Uit de beslaglijst die deel uitmaakt van het dossier, blijkt dat onder verdachte enkele goederen in beslag zijn genomen, te weten: een gaspistool, een schietstaaf, munitie, een tas, een wapenkoffer, een etui, een geldkist, diverse medicatie en drugs.
De officier van justitie heeft gevorderd dat het gaspistool, de schietstaaf, de munitie, de medicatie en de drugs worden onttrokken aan het verkeer. De tas, de wapenkoffer, de etui en de geldkist moeten verbeurd worden verklaard nu deze zijn gebruikt bij het voorhanden hebben van verboden middelen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de wapenkoffer en de tas niet zijn gebruikt bij de ten laste gelegde feiten en dat deze daarom aan verdachte moeten worden teruggegeven.
De rechtbank zal beslissen dat het in beslag genomen gaspistool, de schietstaaf en munitie worden onttrokken aan het verkeer omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Omdat de in beslag genomen medicatie en drugs middelen zijn als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, zal de rechtbank bevelen dat deze op grond van artikel 13a van de Opiumwet worden onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De rechtbank zal de teruggave van de wapenkoffer, de etui en de geldkist aan verdachte gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f, 47, 57, 62, 63, 209, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
- 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
- 2, 3, 10, 11 en 13a van de Opiumwet;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens de bewezenverklaarde overtreding onder parketnummer 05/151128-23, feit 4, tot vier weken hechtenis;
 veroordeelt verdachte wegens de bewezenverklaarde overtreding onder parketnummer 05/321767, feit 1, laatste onderdeel, tot twee dagen hechtenis;
 veroordeelt verdachte wegens de overige bewezenverklaarde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van
achtenveertig(
48) maanden;
• bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten twaalf (12) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
• stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
• stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich uiterlijk binnen drie dagen na het uitzitten van de opgelegde gevangenisstraf zal melden bij Reclassering IrisZorg ( [adres] ) en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- verdachte zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, zal laten opnemen in [intramurale instellingsnaam] , althans een soortgelijke intramurale instelling, en zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- verdachte zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van IrisZorg verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, indien de reclassering dit nodig acht, en zich zal houden aan de aanwijzingen die in dat kader worden gegeven;
- verdachte zich gedurende de proeftijd laat behandelen en/of begeleiden door forensische polikliniek Kairos of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich zal houden aan de aanwijzingen die in dat kader worden gegeven, ook wanneer dit inhoudt dat hij moet deelnemen aan een psychologisch onderzoek;
- verdachte zich na goedkeuring door de rechter kortdurend laat opnemen in een zorginstelling indien de reclassering dit nodig acht. De opname duurt zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met medeverdachte T.F. [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] 1994, en de heer [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1987, zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
- verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in de Arnhemse wijk [naam] , zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
- verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan een alcoholmeter, urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
• stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen.
• geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het onder parketnummer 96/112105-23 bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
12maanden;
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van het gaspistool, de schietstaaf, de munitie, de medicatie en de verdovende middelen die bij verdachte in beslag zijn genomen;
 gelast de teruggave van de wapenkoffer, de geldkist en de etui aan verdachte;
 veroordeelt verdachte hoofdelijk met de medeverdachte in verband met het feit onder parketnummer 05/151128-23, feit 1, tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 3.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld;
 veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer 05/151128-23, feit 1, tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 351,70 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade/smartengeld te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1. [slachtoffer 1] € 3.000, - 40 dagen;
2. [slachtoffer 2] € 351,70 7 dagen.
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Jansen, voorzitter, mr. L.F. Bögemann en mr. M. Harmsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Aarts, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 januari 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] , gesloten op 9 augustus 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] op 20 juni 2023, p. 41-42.
3.Het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris op 22 november 2023.
4.Een schriftelijk bescheid, te weten de geneeskundige verklaring van drs. [naam] van 3 augustus 2023, p. 66.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 119-120.
6.De getuigenverklaring van [medeverdachte] afgelegd ter terechtzitting van 20 december 2023.
7.Het proces-verbaal van verhoor verdachte op 22 juni 2023, p. 293-296.
8.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 december 2023.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 119, een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming met registratienummer [nummer] , p. 167 en een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming met registratienummer [nummer] , p. 183.
10.Het proces-verbaal van onderzoek vuurwapen, p. 169-170.
11.Het proces-verbaal van onderzoek vuurwapen, p. 169-170.
12.Het proces-verbaal van onderzoek vuurwapen, p. 185
13.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 december 2023.
14.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 119-120
15.Een proces-verbaal van bevindingen van 14 augustus 2023, met als bijlage een schriftelijk bescheid, te weten een productbeoordeling door de Inspectie Gezondheidskunde Jeugd, opgesteld door [naam] , van 10 augustus 2023, aanvullend proces-verbaal p. 1-56
16.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 december 2023.
17.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] , gesloten op 19 september 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
18.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 9-10 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 11.
19.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 14.
20.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte op 14 augustus 2022, p. 27.
21.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] , gesloten op 8 november 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.