ECLI:NL:RBGEL:2024:1721

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
228494
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met brandstichting en voorhanden hebben van een brandbom

Op 21 maart 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met brandstichting en het voorhanden hebben van een brandbom. De verdachte, geboren in 1984 en op dat moment gedetineerd, werd bijgestaan door raadsman mr. P.M. Iwema. De tenlastelegging omvatte bedreigingen gericht aan de ouders van een slachtoffer, waarbij de verdachte via WhatsApp en Facebook dreigende berichten had verstuurd. De rechtbank heeft de bedreigingen als ernstig beoordeeld, waarbij de verdachte meerdere keren had gedreigd met brandstichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een zelfgemaakte brandbom in zijn schuur had, wat een ernstig gevaar voor de woonomgeving opleverde.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit van brandstichting, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de brandbom had voorhanden gehad ter voorbereiding van brandstichting. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan de subsidiaire aanklacht van het voorhanden hebben van een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een posttraumatische stressstoornis en een antisociale persoonlijkheidsstoornis, en heeft een gevangenisstraf van 16 maanden opgelegd, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. Daarnaast is een maatregel opgelegd die de verdachte verbiedt contact te hebben met de slachtoffers.

De benadeelde partijen hebben schadevergoeding gevorderd, welke door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf bevolen, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de bedreigingen en de impact op de slachtoffers in overweging hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/228494-23 en 05/085919-22 (tul)
Datum uitspraak : 21 maart 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1984 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. P.M. Iwema, advocaat in Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 3 september 2023 tot en met 4 september 2023 te Nijmegen, althans in Nederland [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of brandstichting, door opzettelijk dreigend (WhatsApp en/of Facebook Messenger) bericht(en) naar [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of naar voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te sturen met de woorden:
- " Zorg dat de ouders van [slachtoffer 4] hun huis uit gaan want het gaan branden branden [naam] is machtig in boontje om ze loontje" en/of
- " zorg dat de ouders van [slachtoffer 4] uut een huis gaan anders verbranden ze wees op tijd" en/of
-"Branden in de hel ga jij branden dat die bolle ogen er uit schieten vies kreng en die man van je moet van mijn dochter afblijven ik ga door tot me dood echt al moet ik zitten voor jou. Ik rust niet straf voor mij meer haad en straf naar jou" en/of
- “ Jij moet echt een goedpak slaag krijgen zo met mijn kleine omgaan vieze zieke persoon en vertel aan je ouders dat hun gaan branden in hun huis branden kapot moeten jullie echt al kost het me laatste adem.”
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking van welke bedreiging(en)/dreigende woord(en) voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ter kennis heeft/hebben genomen;
2
hij op of omstreeks 10 september 2023 te Nijmegen, althans in Nederland, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijk al dan niet bij/in dan wel in de nabijheid van (een) woning(en) brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten een zelfgemaakte brandbom en/of zelfgemaakt explosief, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 10 september 2023 te Nijmegen, althans in Nederland een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een zelfgemaakte brandbom en/of zelfgemaakt explosief, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 en feit 2 primair.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van feit 1 en feit 2 subsidiair. Hij heeft vrijspraak van feit 2 primair bepleit omdat er geen verband is tussen het explosief, dat verdachte al sinds januari 2023 in zijn schuur had liggen, en de bedreigingen in september van dat jaar. Het explosief is vervaardigd om af te steken tijdens de jaarwisseling, niet om brand mee te stichten of tot ontploffing te brengen bij de woning van aangever.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 19-20;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 28;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 3] , p. 40;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 5] , p. 45;
- de verklaring die verdachte heeft afgelegd ter terechtzitting van 7 maart 2024.
Feit 2 primair
Op 10 september 2023 is in de schuur van verdachte een melkpak aangetroffen dat was omwikkeld met metaalfolie en waaraan een stuk vuurwerk was bevestigd. De rechtbank is van oordeel dat geen bewijs voorhanden is dat verdachte dit voorwerp, dat door de politie is gekwalificeerd als een vuurwerkbom (een zogenaamde ‘vuurwerk-brandstofcombinatie’) dan wel brandbom, voorhanden had ter voorbereiding van brandstichting. De enkele omstandigheid dat hij op 3 en 4 september 2023 meerdere keren via WhatsApp en Facebook heeft gedreigd met brandstichting, is in dat verband onvoldoende. De rechtbank betrekt ook bij haar oordeel dat verdachte een alternatieve verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van het voorwerp, die niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is, en die niet verder is onderzocht door de politie. Zo is geen onderzoek gedaan naar het batchnummer van het melkpak en is de door verdachte genoemde getuige niet gehoord.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van feit 2 primair.
Feit 2 subsidiair
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 68;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 87;
- het proces-verbaal met nummer PL0600-2023405226-52 ;
- de verklaring die verdachte heeft afgelegd ter terechtzitting van 7 maart 2024.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1 en feit 2 subsidiair heeft begaan, te weten dat:
1
hij in
of omstreeksde periode van 3 september 2023 tot en met 4 september 2023
te Nijmegen, althansin Nederland [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/ofbrandstichting, door opzettelijk dreigend
(WhatsApp en/of Facebook Messenger
)bericht
(en
)naar [slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] en
/of[slachtoffer 5] en
/ofnaar voornoemde
[slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2] te sturen met de woorden:
- " Zorg dat de ouders van [slachtoffer 4] hun huis uit gaan want het gaan branden branden [naam] is machtig in boontje om ze loontje" en
/of
- " zorg dat de ouders van [slachtoffer 4] uut een huis gaan anders verbranden ze wees op tijd" en
/of
-"Branden in de hel ga jij branden dat die bolle ogen er uit schieten vies kreng en die man van je moet van mijn dochter afblijven ik ga door tot me dood echt al moet ik zitten voor jou. Ik rust niet straf voor mij meer haad en straf naar jou" en
/of
- “ Jij moet echt een goedpak slaag krijgen zo met mijn kleine omgaan vieze zieke persoon en vertel aan je ouders dat hun gaan branden in hun huis branden kapot moeten jullie echt al kost het me laatste adem.”
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekkingvan welke bedreiging
(en
)/dreigende woord
(en
)voornoemde [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2]
terkennis
heeft/hebben genomen;
2 subsidiair
hij op
of omstreeks10 september 2023 te Nijmegen,
althans in Nederlandeen wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een zelfgemaakte brandbom
en/of zelfgemaakt explosief, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd en cursief weergegeven. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:bedreiging met brandstichting, meermalen gepleegd;
feit 2 subsidiair:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Behandeling van verdachte kan dan plaatsvinden in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Verder heeft zij oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat deze eis geen recht doet aan hetgeen bewezen kan worden verklaard. Bovendien wordt geen rekening gehouden met de omstandigheid dat de bedreiging volgens de psycholoog in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft via WhatsApp en Facebook meerdere berichten verstuurd waarin hij dreigt met brandstichting. Deze bedreigingen waren gericht aan zijn voormalige schoonouders. Daarmee heeft hij angst veroorzaakt, niet alleen bij hen maar ook bij zijn ex-partner. Ook heeft verdachte een zelfgemaakte brandbom/explosief voorhanden gehad in zijn schuur. Dat levert ernstig gevaar op voor zijn woonomgeving.
Op 25 januari 2024 is een rapport van psychologisch onderzoek uitgebracht. Daarin is beschreven dat bij verdachte sprake is van een posttraumatische stressstoornis en een antisociale persoonlijkheidsstoornis waardoor sprake is van een fragiele balans tussen psychische stabiliteit en psychische ontregeling. Door de aanwezige antisociale persoonlijkheidsstoornis heeft verdachte de neiging om risico’s op te zoeken, zich minder te conformeren aan sociale normen over wat volgens de wet is toegestaan, impulsief te handelen en prikkelbaar en agressief te reageren. Ook kan hij in bepaalde situaties gedrag vertonen waarbij hij onvoldoende oog heeft voor de veiligheid van zichzelf of van anderen. Voorgaande gedragingen zullen sterker op de voorgrond komen te staan wanneer sprake is van aanhoudende/oplopende psychische druk. De post-traumatische stressstoornis zorgt ervoor dat verdachte langdurig gespannen is en moeite heeft om eigen emoties en gedrag te reguleren.
De aanwezige kwetsbaarheden en gedragingen behorende bij de antisociale persoonlijkheidsstoornis worden versterkt door de posttraumatische stressstoornis. Verdachte doet al langere tijd heel erg zijn best om zichzelf en zijn emoties onder controle te houden. Dit lukt hem tot op zekere hoogte door ontspannende activiteiten te ondernemen of door uit een voor hem spanningsvolle omgeving weg te gaan. Het gebruik van cannabis/ alcohol kan zorgen voor een verergering van ervaren negatieve emoties en gedachten en neemt remmingen weg waardoor verdachte zijn eigen gedrag minder goed onder controle heeft.
De rapporteur adviseert om de ten laste gelegde bedreiging in een verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Gelet op het hoge recidiverisico dient een forensische behandeling gericht op het verminderen van recidive plaats te vinden. Geadviseerd wordt deze behandeling vorm te geven in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf.
De reclassering heeft op 21 februari 2024 gerapporteerd. Het risico op recidive wordt als hoog ingeschat. Meerdere leefgebieden roepen zorg op. Van belang zijn met name de emotionele en psychische instabiliteit en de kwetsbaarheid van verdachte. Zijn gesteldheid en de instabiliteit op andere leefgebieden kunnen leiden tot agressieve impulsdoorbraken. Daarbij werkt zijn alcoholgebruik ontremmend en werkt cannabis negatief op zijn gemoed. Verdachte heeft geen werk, maar tot op zekere hoogte kan hij invulling geven aan zijn dagen met activiteiten die hem helpen ontspannen. Er is een bewindvoerder aangesteld en schulden worden afbetaald. Zijn sociale netwerk is klein; ingeschat wordt dat het aanhalen van banden met familie beschermend kan zijn.
Het starten van een behandeling in een forensisch klinische setting zoals bijvoorbeeld een FPA lijkt daarom het meest passend. En vanuit een klinische setting kan gewerkt worden aan resocialisatie en het vinden van geschikte woonruimte. Daarbij kan de behandeling dan ambulant worden voortgezet. Inzet van het forensisch FACT is daarbij passend.
Geadviseerd wordt om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij enkele bijzondere voorwaarden.
De rechtbank komt, gelet op de vrijspraak voor feit 2 primair, tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank hanteert het LOVS-oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van een wapen van categorie II onder 7, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, als uitgangspunt. Zij houdt bij het bepalen van de straf verder rekening met het feit dat verdachte meerdere bedreigende berichten heeft gestuurd en met de omstandigheid dat hij nog in een proeftijd liep van een voorwaardelijke veroordeling voor onder meer bedreiging tegen dezelfde personen. De rechtbank neemt het advies van de psycholoog inzake de verminderde toerekenbaarheid voor feit 1 over en zal ook dat bij haar beslissing betrekken.
Alles bij elkaar vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, passend en nodig. De tijd die verdachte heeft doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis zal hiervan worden afgetrokken. Aan het voorwaardelijk strafdeel zullen enkele door de reclassering genoemde bijzondere voorwaarden worden verbonden. De proeftijd zal op 3 jaar worden bepaald.
Over de keuze voor een deels voorwaardelijke straf wil de rechtbank nog het volgende opmerken. De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat zij er de voorkeur aan geeft dat de behandeling van verdachte plaatsvindt in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling en niet in het kader van bijzondere voorwaarden. De rechtbank overweegt dat, uitgaande van de 16 maanden gevangenisstraf die nu is opgelegd, de periode waarover voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden verleend, te weten 80 dagen, naar haar oordeel te kort is om een goede stok achter de deur te zijn voor verdachte. De rechtbank vindt ook van belang dat verdachte al is aangemeld bij het IFZ zodat zij er vanuit gaat dat tijdens de nog door verdachte te ondergane detentie een passende kliniek kan worden gevonden.
Naast de gevangenisstraf zal de rechtbank de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Die maatregel zal inhouden dat verdachte zich dient te onthouden van alle contact met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Ook zal verdachte zich dienen te onthouden van alle contact met [slachtoffer 4] , anders dan strikt noodzakelijk in verband met een omgangsregeling met hun dochter, mocht die door de bevoegde rechter worden vastgesteld. Omdat de rechtbank van oordeel is dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen, zal zij bepalen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben in verband met feit 1 allebei een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vorderen beiden € 400,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en heeft oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Overweging van de rechtbank
De benadeelde partijen hebben primair aan hun vordering ten grondslag gelegd dat verdachte met het uiten van de bedreiging de bedoeling (het oogmerk) heeft gehad om benadeelden vrees aan te jagen, zoals bedoeld in artikel 6:106 sub a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De enkele in aanmerking genomen omstandigheid dat verdachte opzettelijk een situatie heeft geschapen waardoor ander nadeel dan vermogensschade is toegebracht, kan de gevolgtrekking dat verdachte het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen niet dragen. Dat verdachte via WhatsApp en Facebook meerdere berichten heeft verstuurd waarin hij zijn voormalige schoonouders bedreigt met brandstichting, volstaat evenmin om dit oogmerk aan te nemen (ECLI:NL:HR:2020:868). Subsidiair hebben de benadeelde partijen gesteld dat zij op andere wijze in de persoon zijn aangetast (artikel 6:106 sub b BW). Naar het oordeel van de rechtbank is met de voornoemde bedreigingen sprake van een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partijen waardoor zij op andere wijze in de persoon zijn aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit. De hoogte van de schade is door de verdediging niet betwist. De rechtbank zal het smartengeld dan ook vaststellen op een bedrag van € 400,- per persoon.
Verdachte is vanaf 3 september 2023 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht de aan de benadeelde partijen toegewezen bedragen aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/085919-22)

De politierechter heeft verdachte op 26 september 2022 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 weken.
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van die straf gevorderd.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en de maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 2 primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 4 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 3 jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
Meldplicht bij reclassering
Verdachte houdt zich aan de meldplicht met de reclassering. Dit zal starten voor het einde van het klinische behandeltraject. Het verblijfsadres van uitstroom is bepalend voor welke locatie van de reclassering de meldplicht oppakt. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Opname in een zorginstelling
Verdachte laat zich opnemen in een nader te bepalen zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zodra mogelijk. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Ambulante behandeling
Verdachte laat zich behandelen door een nader te bepalen zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend op de klinische behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Verdachte verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na het klinisch behandeltraject. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Locatieverbod (zonder elektronische monitoring)
Verdachte bevindt zich niet in Nijmegen, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Meewerken aan middelencontrole
Verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak en wanneer verdachte wordt gecontroleerd.
 stelt als overige voorwaarden dat:
verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
  • geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
  • beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht
 legt een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende dat verdachte gedurende 5 jaar op geen enkele wijze
- direct of indirect- contact heeft met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en hij gedurende 5 jaar op geen enkele wijze -direct of indirect- contact heeft met [slachtoffer 4] , anders dan strikt noodzakelijk in verband met een omgangsregeling met hun dochter, mocht die door de bevoegde rechter worden vastgesteld;
 beveelt dat vervangende hechtenis van 1 week wordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
 bepaalt dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
Benadeelde partij Verdijk
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 400,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 400,- aan immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 8 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij Hendriks
 veroordeelt verdachte in verband met feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 400,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 400,- aan immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 8 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Vordering tenuitvoerlegging
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 26 september 2022 door de politierechter voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf van 3 weken (parketnummer 05/085919-22).
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.A. Arts, voorzitter, mr. Y.M.J.I. Baauw en
mr. A.M.P.T. Blokhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 maart 2024.
Mrs. Blokhuis en Korevaar zijn
buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023419191 , gesloten op 27 oktober 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.