ECLI:NL:RBGEL:2024:169
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om naturalisatie wegens veroordeling voor misdrijf
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om verlening van het Nederlanderschap (naturalisatie). De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft het verzoek om naturalisatie van eiser afgewezen, omdat eiser korter dan vijf jaar geleden onherroepelijk voor het plegen van een misdrijf is veroordeeld. De rehabilitatietermijn was daarom nog niet verstreken. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar de staatssecretaris heeft in het bestreden besluit van 19 september 2022 de afwijzing gehandhaafd.
De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris eiser in bezwaar niet hoefde te horen, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. De rechtbank legt uit dat de procedure over de verkrijging van het Nederlanderschap niet onder de werkingssfeer van het Unierecht valt. Eiser's argument dat het niet-horen in strijd is met het evenredigheidsbeginsel wordt verworpen, omdat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat hij van het horen kon afzien.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de afwijzing van het verzoek om naturalisatie in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyás en is openbaar uitgesproken op 12 januari 2024. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.