ECLI:NL:RBGEL:2024:1661

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
419160
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van testament en erfopvolging in erfrechtelijke geschil tussen kleinkinderen en gedaagden

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 27 maart 2024, staat de uitleg van een testament centraal. De erflater, die op [overlijdensdatum] is overleden, had drie kinderen, waaronder een dochter die onterfd was. De eisers, kleinkinderen van de erflater, vorderen dat zij door plaatsvervulling recht hebben op een deel van de nalatenschap, ondanks de onterving van hun moeder. De rechtbank onderzoekt de intenties van de erflater bij het opstellen van het testament en de rol van de notaris in dit proces. De rechtbank concludeert dat de erflater niet de bedoeling had om zijn kleinkinderen uit te sluiten van erfopvolging. De rechtbank wijst de vorderingen van de eisers toe, waarbij gedaagden worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 14.096,44 aan de eisers, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/419160 / HZ ZA 23-147
Vonnis van 27 maart 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [plaats 1] ,
2.
[eiser 2],
te [plaats 1] ,
3.
[eiser 3],
te [plaats 1] ,
4.
[eiser 4],
te [plaats 1] ,
5.
[eiser 5],
te [plaats 2] ,
eisers in conventie,
gedaagden in reconventie,
advocaat: mr. H.M.P.A. Wolters te Venlo,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [plaats 3] ,
2.
[gedaagde 2],
te [plaats 4] , [land] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat: mr. G.H.J. Spee te Nijmegen.
Partijen zullen hierna eisers en gedaagden worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 september 2023,
- de akte van 17 januari 2024 met producties 3 tot en met 5 van gedaagden,
- het (verkort) proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 29 januari 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op [overlijdensdatum] is [erflater] (hierna: erflater) overleden.
2.2.
Erflater heeft drie kinderen: gedaagden en de moeder van eisers, [moeder eisers] (hierna: moeder van eisers of dochter van erflater). Eisers zijn dus kleinkinderen van erflater.
2.3.
Blijkens een overzicht van het verloop van contactmomenten tussen mr. S.P.P.M. Soons, notaris te Heteren (hierna: de notaris) en erflater (productie 3, eisers) heeft erflater op 6 juli 2020 een e-mail gestuurd aan de notaris met het verzoek om zijn testament te wijzigen. Het overzicht van contactmomenten bevat, voor zover van belang, het volgende:
“(…)”VERLOOP
1.
(…)
5. Mail 06-07-2020 met verzoek om testament te wijzigen
Alleen dochter nog onterven;
Legaat legitieme
6. Mail 06-07-2020 met concept
7. Reactie 06-07-2020 door [erflater] (rb: erflater)
8. Reactie 06-07-2020 door Soons (rb: notaris)
9. Reactie 06-07-2020 door [erflater]
10. passeren op 10-07-2020 (…)”.
2.4.
Erflater heeft bij testament van 10 juli 2020 (hierna: het testament) over zijn nalatenschap beschikt. In het testament is, voor zover hier relevant, het volgende opgenomen:
“(…)
B. WIJZIGING ERFDELEN
Ik wijk af van de wettelijke erfopvolging met dien verstande dat ik mijn dochter[moeder eisers], geboren op [geboortedatum+plaats] , nadrukkelijk onterf als erfgename in mijn nalatenschap.
C. LEGAAT
Ik legateer aan mijn voornoemde dochter die ik onterfd heb:
een legaat in contanten ter grootte van haar legitieme, opeisbaar zodra er voldoende financiële middelen vrijkomen om deze uit te keren en zonder bijberekening van rente.
(…).”
Het testament komt in de plaats van erflaters eerdere testament uit 2018 waarin, naast zijn dochter, ook zijn zoon [gedaagde 2] werd uitgesloten van erfopvolging.
2.5.
Na het overlijden van erflater heeft de notaris op 6 april 2022 een verklaring van erfrecht (productie 2, eisers) opgesteld waarin, onder meer, het volgende is opgenomen:
“(…)
2. Erflater heeft bij het door zijn overlijden onherroepelijk geworden testament op tien juli tweeduizend twintig verleden voor mij, notaris over zijn nalatenschap beschikt en heeft daarin zijn dochter mevrouw[moeder eisers], geboren te [geboortedatum+plaats] , nadrukkelijk onterfd als erfgename in zijn nalatenschap onder gelijktijdige legatering van een legaat ter grootte van haar legitieme daarmee impliciet aangevende dat het niet de bedoeling is dat de kinderen van zijn onterfde dochter voor haar in de plaats komen (hetgeen krachtens aantekeningen in mijn dossier wordt bevestigd);
en liet mitsdien tot zijn enige erfgenamen achter tezamen en voor gelijke delen:
de heer[gedaagde 1], (…);
de heer[gedaagde 2], (…);
ieder voor één/tweede(1/2e)gedeelte van zijn nalatenschap.
(…).”
2.6.
Eisers hebben de nalatenschap van erflater zuiver aanvaard.
2.7.
De notaris heeft op 19 april 2023 een toelichtende verklaring (productie 1 gedaagden) opgesteld waarin hij het volgende heeft verklaard:
“(…)
  • Uit mijn aantekeningen blijkt dat het niet de bedoeling van erflater is geweest dat de kinderen van zijn dochter voor haar in de plaats zouden komen;
  • Wanneer dat wel het geval zou zijn geweest zou de staak meer krijgen dan de andere staken, hetgeen nadrukkelijk niet de bedoeling was.
  • Telefonisch heb ik daaromtrent navraag gedaan bij erflater.
  • Bij testament d.d. 10-07-2020 voor ondergetekende verleden werd door de heer [erflater] een testament opgemaakt zijnde een partiële wijziging van het testament van 6 april 2018.
Onder ander werd een in 2018 onterfde zoon weer als erfgenaam benoemd en verviel een legaat van inboedelgoederen en werd een ander legaat van inboedelgoederen herroepen.
Nadrukkelijk geen andere wijzigingen ten aanzien van zijn dochter en haar kinderen.”
(…).”

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Eisers vorderen - samengevat – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht zal verklaren dat de erfgenamen in de nalatenschap van erflater zijn:
- de twee gedaagden ieder voor een gelijk deel;
- staaksgewijs bij plaatsvervulling, eisers, waarbij eisers gezamenlijk het erfdeel vervullen dat hun moeder zou zijn toegekomen;
II. gedaagden zal veroordelen om aan eisers te voldoen een bedrag van € 19.443,68, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de dag der dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
III. gedaagden zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien voldoening niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis plaatsvindt.
3.2.
Eisers leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat erflater in zijn testament alleen zijn dochter heeft onterfd en niet tevens haar afstammelingen. De onterving, onder gelijktijdige toekenning van een legaat ter grootte van haar legitieme, impliceert niet dat het erflaters bedoeling was om zijn kleinkinderen ook uit te sluiten van erfopvolging. Eisers erven daarom van erflater door plaatsvervulling, zodat zij gezamenlijk aanspraak hebben op 1/3e deel van de nalatenschap van erflater verminderd met het aan hun moeder toekomende legaat.
Indien wordt geoordeeld dat eisers erfgenamen zijn van erflater, begrijpt de rechtbank de vordering onder II zo dat eisers verdeling vorderen van de nalatenschap en betaling van gedaagden van het door hen (teveel) ontvangen erfdeel.
3.3.
Gedaagden voeren verweer en concluderen tot niet-ontvankelijkheid van eisers, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van eisers, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van eisers in de kosten van deze procedure.
in reconventie
3.4.
Gedaagden vorderen in reconventie dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat gedaagden voor gelijke delen de enige erfgenamen zijn in de nalatenschap van [erflater] , geboren [geboortedatum] en overleden op [overlijdensdatum] en veroordeling van eisers in de proceskosten.
3.5.
Eisers concluderen tot het niet-ontvankelijk verklaren van de vorderingen van gedaagden in reconventie dan wel deze te ontzeggen als ongegrond en/of onbewezen, met veroordeling van gedaagden in reconventie, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten.
3.6.
Op de stellingen en verweren van partijen in conventie en in reconventie wordt in het hiernavolgende, voor zover nodig, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In conventie en in reconventie
4.2.
De vorderingen in conventie en in reconventie zullen gelet op hun samenhang hierna tegelijk worden beoordeeld.
Kern van het geschil
4.3.
Partijen hebben een geschil over de nalatenschap van hun (groot)vader. Lezing van het testament maakt duidelijk dat erflater zijn dochter heeft onterfd en dat haar een legaat toekomt ter grootte van haar legitieme portie. Dit staat niet ter discussie. Vraag is echter of erflater heeft bedoeld ook de kinderen van zijn dochter – en derhalve zijn kleinkinderen – van erfopvolging uit te sluiten of niet. In het laatste geval zijn eisers op grond van artikel 4:12 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) gezamenlijk gerechtigd tot het erfdeel dat hun moeder zou zijn toegekomen waarbij het aan hun moeder toekomende legaat in mindering wordt gebracht.
Uitleg van het testament – gebruik verklaring notaris
4.4.
Partijen hebben op de mondelinge behandeling, mede op basis van hetgeen is bepaald in het tussenvonnis, hun standpunten kenbaar kunnen maken over de uitleg van het testament en wat daarbij in aanmerking moet worden genomen. Partijen verschillen over het antwoord op de vraag of de verklaring van de notaris door de rechtbank moet en kan worden betrokken bij de uitleg van het testament. De rechtbank ziet aanleiding om eerst op dit punt haar oordeel te geven.
4.5.
Bij de beantwoording van de vraag of de bewoording van een testament duidelijk is, dient te worden gelet op de verhoudingen die de uiterste wil kennelijk wil regelen en onder welke omstandigheden het testament is gemaakt (zoals geformuleerd in artikel 4:46 lid 1 BW). Bij de uitleg van de uiterste wil komt het dus aan op de bedoeling van erflater bij deze rechtshandeling.
Eisers staan een strikte uitleg voor van artikel 4:46 lid 1 en 2 BW waarbij aan lid 2 wordt toegekomen als – na uitleg op grond van lid 1 – wordt vastgesteld dat de bewoording onduidelijk is en het testament daarmee op een bepaald punt geen duidelijke zin heeft. Deze lezing van de wet wordt door de rechtbank niet gevolgd.
De rechtbank is met gedaagden van oordeel dat de verklaring van de notaris wél moet worden gebruikt bij het vaststellen van de verhoudingen die het testament kennelijk wenst te regelen en de omstandigheden waaronder de uiterste wil is gemaakt. Gedaagden verwijzen daarbij terecht naar het arrest van de Hoge Raad van 2013 (ECLI:NL:HR:2013:911). Hierbij is niet zozeer de casus vergelijkbaar met onderhavige maar is wel sprake van uitleg van het testament van de erflaatster. In dat kader is de duiding door de Hoge Raad van artikel 4:46 lid 1 en 2 BW en hun onderlinge samenhang van betekenis. Zie hiervoor ook de conclusie van de procureur-generaal van 14 april 2023 (ECLI:NL:PHR:2023:444). Zoals daarin is verwoord, neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat zonder enige beperking moet worden gelet op de verhoudingen die de erflater met zijn uiterste wil heeft willen regelen en de omstandigheden waaronder de uiterste wil is gemaakt. In dat licht dient in artikel 4:46 lid 2 BW niet meer te worden gelezen dan dat posterieure daden en verklaringen van erflater niet in de plaats van de uiterste wil moeten worden geplaatst. Niettemin kunnen deze daden en verklaringen, evenals anterieure daden en verklaringen, worden gebruikt bij de uitleg van de bedoeling van erflater ten tijde van testeren en daarbij geldt niet dat aan lid 2 pas wordt toegekomen nadat vooraf is vastgesteld dat de uiterste wil geen duidelijke zin heeft.
Simpel gezegd dient naar het oordeel van de rechtbank bij de uitleg van een testament de bedoeling van de woorden van het testament vanuit de ogen van de erflater op het moment van het opstellen van het testament te worden achterhaald. Om die bedoeling vast te kunnen stellen, kijken we naar de verhoudingen die erflater op het moment van testeren wilde regelen en naar de omstandigheden waaronder het testament werd opgesteld. Hierbij kan een beroep worden gedaan op alles wat hierin klaarheid kan scheppen. Dit brengt mee dat in dit geval, zoals gedaagden hebben aangevoerd, ook de verklaring van de notaris bij de uitleg kan worden betrokken.
Uitleg van het testament - omstandigheden
4.6.
Erflater had drie kinderen: twee zoons (gedaagden) en een dochter (moeder van eisers). De echtgenote van erflater, de moeder van zijn kinderen, is in 2004 overleden. Vanaf dat moment is er kennelijk een moeizame relatie ontstaan tussen erflater en zijn dochter. De rechtbank begrijpt dat erflater geen contact met zijn dochter had in de periode van 2012 tot en met 2019 en evenmin met zijn zoon [gedaagde 2] . Erflater heeft hen beiden in deze periode onterfd bij zijn eerdere testament van 6 april 2018. Dit alles is tussen partijen niet in geschil. In voornoemde periode zijn er tussen erflater en zijn kleinkinderen aan de kant van zijn dochter (eisers) wel contactmomenten geweest. Die contactmomenten vonden plaats als erflater samen met zijn zus, en dus de oudtante van eisers, ging winkelen en langsging bij de winkels waar eisers werkten. Onbetwist is ook dat deze contactmomenten er zijn geweest hoewel de inhoud ervan onduidelijk is. Vast staat hiermee wel dat erflater zijn kleinkinderen opzocht en dat er zoals gesteld door eisers geen twist of onmin was in de relatie tussen hen en hun grootvader. Naast voornoemde contactmomenten was er telefonisch contact met in ieder geval één van eisers en erflater en stuurde erflater verjaardagskaarten aan eisers.
De rechtbank begrijpt dat sinds het overlijden van de zus van erflater in 2019 de contactmomenten tussen erflater en eisers in frequentie afnamen. Eisers hebben verder over het contact met hun grootvader aangevoerd dat hij sporadisch contact had met al zijn kleinkinderen mede door zijn onbereikbaarheid en dat erflater door een affectieve relatie in het buitenland vaak in België verbleef. Vast staat ook dat omstreeks 2019 het contact tussen erflater en zijn zoon [gedaagde 2] is hersteld en dat erflater daarna zijn testament heeft gewijzigd zoals dit nu bekend is. In dat testament heeft erflater [gedaagde 2] niet langer onterfd. De relatie tussen erflater en zijn dochter is niet hersteld en de onterving ten aanzien van zijn dochter is ongewijzigd gebleven. Een omstandigheid die voor de rechtbank ook vaststaat is de wet- en regelgeving zoals deze ten tijde van het verlijden van het testament van kracht was. Ook strekt tot uitgangspunt dat de notaris betrokken was bij het opstellen en passeren van het testament in 2018 en ten slotte bij het laatste testament. Bij de totstandkoming van het laatste testament is een omstandigheid dat tussen de notaris en erflater een aantal malen is gecorrespondeerd voordat het testament is verleden. Vanaf de e-mail waarbij erflater verzoekt om zijn testament te wijzigen op 6 juli 2020 is namelijk een concept gevolgd en daarna is nog tweemaal door erflater gereageerd alvorens het concept werd gepasseerd op 10 juli 2020. Dit verloop van contactmomenten (zie ook onder 2.3) neemt de rechtbank mede in aanmerking.
Verhoudingen
4.7.
Volgens de rechtbank blijkt uit de hiervoor beschreven omstandigheden dat erflater met zijn testament kennelijk de verhoudingen met zijn kinderen wilde regelen op basis van het contact dat (al dan niet) tussen hen bestond. Dat is wat erflater heeft gedaan. Erflater heeft immers zijn zoon [gedaagde 2] en dochter onterfd toen zij geen contact hadden en die onterving ten aanzien van zijn zoon ongedaan gemaakt nadat het contact tussen hen hersteld was. Hieruit leidt de rechtbank niet af dat erflater ten aanzien van de kleinkinderen, zowel de kinderen van zijn zoon [gedaagde 2] als die van zijn dochter, de verhoudingen heeft willen regelen. Bovendien is ook niet komen vast te staan dat ten tijde van het maken van het testament tussen erflater en eisers een verstoorde verhouding bestond. In ieder geval kan op grond daarvan niet worden geoordeeld dat er reden bestond voor erflater om de verhouding met hen te regelen bij testament door middel van het beperken van de plaatsvervulling bij onterving van zijn dochter. De verklaring van de notaris werpt hierop geen ander licht. Hoewel de notaris aangeeft dat erflater niet wilde dat de kinderen van zijn dochter erfden, is als dit zou komen vast te staan, hiermee niet gegeven dat dit bij het uiteindelijke passeren van het testament nog steeds de bedoeling van erflater was. Zoals ook aangevoerd door eisers zijn er immers contactmomenten geweest tussen de notaris en erflater en heeft erflater bovendien het concept testament ontvangen en daarop gereageerd. Dit alles heeft uiteindelijk geleid tot de tekst van de erfstelling zoals die nu is opgenomen.
De verklaring van de notaris dat erflater niet wilde dat de staak van zijn dochter meer zou erven dan de andere staken maakt dit evenmin anders. De huidige erfstelling brengt immers met zich dat iedere staak, in totaal, hetzelfde erft.
4.8.
Bovenstaande leidt tot het oordeel dat, gelet op de omstandigheden waaronder het testament is gemaakt en de verhoudingen die het testament wilde regelen, het testament niet kan worden uitgelegd in die zin dat erflater met de erfstelling heeft bedoeld om ook de kinderen van zijn onterfde dochter te onterven. Dit leidt ertoe dat de gevorderde verklaring voor recht in conventie zal worden toegewezen en de gevorderde verklaring voor recht in reconventie zal worden afgewezen.
Aanspraak erfdeel
4.9.
Voorgaande betekent dat eisers door plaatsvervulling in de zin van artikel 4:12 lid 2 BW erven van erflater. Eisers vorderen in dat kader 1/3e deel van de nalatenschap van erflater waar het legaat aan hun moeder ten laste van komt. Eisers vorderen een bedrag van € 19.443,68. Gedaagden betwisten de hoogte van dit bedrag gelet op de gegevens die ten grondslag liggen aan de vordering van eisers (randnummer 13 dagvaarding) en brengen daar tegenover een aangepaste boedelbeschrijving in het geding als productie 4.
4.10.
De boedelbeschrijving van gedaagden als productie 4 ziet er als volgt – samengevat – uit:
- Totaal goederen (bezittingen)
370.182,03
- Totaal schulden
236.601,57
- Saldo nalatenschap
133.580,46
- Nagekomen baten
322,51
- Nagekomen schulden
27.027,73
- Saldo nalatenschap
106.552,73
- Legaat
6
- uitbetaling aan gedaagden
5
(€ 2.500,00 + € 2.500,00)
- Saldo nalatenschap
95.552,73
4.11.
Eisers zijn het grotendeels eens met deze boedelbeschrijving maar betwisten een aantal posten, die de rechtbank in het hiernavolgende zal behandelen.
Telfout overzicht
4.12.
Volgens de boedelbeschrijving van gedaagden bedraagt het totaal van de nagekomen schulden van de nalatenschap € 27.027,73. Eisers hebben tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat er een telfout in dit overzicht zit. Gedaagden geven daarbij aan dat het een excel-berekening is en niet is nageteld. De rechtbank heeft de nagekomen schulden van de nalatenschap opnieuw bij elkaar opgeteld en komt daarbij tot de conclusie dat er geen telfout in het overzicht bestaat, zodat hierna uit zal worden gegaan van een bedrag van € 27.027,73 aan nagekomen schulden.
Factuur makelaar boedelbehandeling
4.13.
In de boedelbeschrijving van gedaagden is onder nagekomen schulden van de nalatenschap onder “factuur makelaar boedelbehandeling” een bedrag van € 3.655,08 opgenomen. Eisers betwisten deze factuur en voeren in dat kader aan dat het onduidelijk is welke werkzaamheden de makelaar ten behoeve van de nalatenschap zou hebben verricht en dat de nalatenschap daardoor zou zijn gebaat. Gelet op de betwisting van eisers en het ontbreken van een nadere onderbouwing door gedaagden zal de rechtbank deze factuur buiten beschouwing laten. De overgebleven schulden bedragen dan in totaal € 23.372,65, nadat het bedrag van € 3.655,08 in mindering is gebracht op het bedrag van € 27.027,73.
Uitbetaling [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
4.14.
Gedaagden hebben ieder in september een storting van € 2.500,00 gedaan op de bankrekening van erflater eindigend op 1412 omdat er onvoldoende saldo was om de lopende kosten te voldoen. Volgens gedaagden hebben zij recht op terugbetaling van de door hen voorgeschoten bedragen. De rechtbank begrijpt dat gedaagden om die reden in de boedelbeschrijving tweemaal € 2.500,00 in mindering hebben gebracht op de nalatenschap die zijn betaald op de bankrekening van gedaagden. Eisers maken geen bezwaar op de terugbetaling van de door hen voorgeschoten bedragen, maar geven aan dat die storting nooit bij de nagekomen baten na overlijden is meegenomen in de boedelbeschrijving en daarom ook niet bij de nagekomen schulden kunnen worden meegerekend. De rechtbank zal daarom de terugbetaling van in totaal € 5.000,00 buiten beschouwing laten, zodat dit bedrag niet in mindering komt op de nalatenschap.
Slotsom saldo nalatenschap
4.15.
Bovenstaande leidt tot de volgende boedelbeschrijving:
- Totaal goederen (bezittingen)
370.182,03
- Totaal schulden
236.601,57
- Saldo nalatenschap
133.580,46
- Nagekomen baten
322,51
- Nagekomen schulden
23.372,65
- Saldo nalatenschap
110.530,32
- Legaat
6
- Saldo nalatenschap
104.530,32
4.16.
Aan de hand van de hiervoor weergegeven gegevens stelt de rechtbank vast dat het saldo van de nalatenschap in totaal € 104.530,32 bedraagt.
Berekening erfdeel eisers
4.17.
In dit geval zijn er drie afstammelingen, zodat het breukdeel 1/3e is. Dit leidt ertoe dat het erfdeel van een afstammeling € 34.843,44 bedraagt. In geval van eisers moet daarop in mindering worden gebracht het legaat van moeder. Partijen zijn het erover eens dat dit legaat € 20.747,00 bedraagt. Het erfdeel waarop eisers gezamenlijk recht hebben bedraagt daarmee (€ 34.843,44 - € 20.747,00) € 14.096,44. De rechtbank komt aldus tot een lagere waarde van het erfdeel van eisers zoals is gevorderd in conventie, zodat het mindere zal worden toegewezen.
Wettelijke rente
4.18.
Eisers vorderen wettelijke rente over de hoofdsom (het erfdeel) vanaf de datum van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling. Er is daartegen geen verweer gevoerd door gedaagden, zodat de gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf datum dagvaarding (16 februari 2023).
Slotsom
4.19.
Het vorenstaande betekent dat gedaagden zullen worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 14.096,44 aan eisers uit hoofde van hun gezamenlijk erfdeel in de nalatenschap van erflater, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2023 tot de dag van volledige betaling.
Proceskosten
4.20.
De familierelatie van partijen en het onderwerp van deze procedure, de afwikkeling van de nalatenschap, vormen aanleiding de kosten van de procedure te compenseren, zodat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat de erfgenamen in de nalatenschap van erflater, [erflater] , zijn:
- gedaagden, zonen van erflater: [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ,
- eisers, staaksgewijs bij plaatsvervulling als de nakomelingen van de onterfde dochter van erflater [moeder eisers] : [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] , [eiser 4] en [eiser 5] ,
waarbij eisers gezamenlijk het erfdeel vervullen dat hun moeder [moeder eisers] zou zijn toegekomen met aftrek van het aan hun moeder toegekende legaat,
5.2.
veroordeelt gedaagden om aan eisers te betalen een bedrag van € 14.096,44 aan hoofdsom te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 16 februari 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen, zodat ieder zijn eigen kosten draagt,
5.4.
verklaart onderdeel 5.2. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.K.J. Steketee en in het openbaar uitgesproken op
27 maart 2024.
AK/MS