ECLI:NL:RBGEL:2024:1599

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
C/05/432217 KG RK 24-174
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

Op 21 maart 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland in Arnhem een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door twee verzoekers, vertegenwoordigd door Stichting Juridisch Centrum, tegen mr. M.J.P. Heijmans, de behandelend rechter in een civiele procedure. De verzoekers stelden dat de rechter partijdig was, omdat hij had bepaald dat op 16 februari 2024 vonnis zou worden gewezen, terwijl zij op 29 december 2023 een verzoek tot royement hadden ingediend, waardoor de procedure was ingetrokken. Dit zou volgens hen nieuwe omstandigheden creëren die de schijn van partijdigheid opriepen.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er concrete omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar brengen. De wrakingskamer benadrukte dat een negatieve procesbeslissing op zich geen grond voor wraking is. De rechter had al op 29 september 2023 besloten om de zaak voor vonnis te zetten, en de datum was enkel aangepast. De wrakingskamer concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter en wees het verzoek tot wraking af.

Daarnaast werd opgemerkt dat de verzoekers al eerder wrakingsverzoeken hadden ingediend, die ook waren afgewezen. Om misbruik van het wrakingsmiddel te voorkomen, werd bepaald dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK GELDERLAND

locatie Arnhem
wrakingskamer
zaaknummer / rolnummer: C/05/432217/ KG RK 24/174
Beslissing van 21 maart 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van

1.[verzoeker 1] ,

2. [verzoeker 2]
beiden wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekers,
gemachtigden: [gemachtigde] , Stichting Juridisch Centrum,
strekkende tot de wraking van
mr. M.J.P. Heijmans,
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 15 februari 2024
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 4 maart 2024
  • de toelichting op het wrakingsverzoek van 13 maart 2024.
1.2.
Zowel verzoekers als de rechter hebben vooraf aangekondigd niet te zullen verschijnen bij de mondelinge behandeling.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de behandelend rechter in de kantonzaak met nummer 10420852 CV EXPL 23-970.
2.2.
Verzoekers hebben aan hun wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de rechter in het rolbericht van 31 januari 2024 heeft bepaald dat op 16 februari 2024 in de zaak vonnis zal worden gewezen, terwijl verzoekers op 29 december 2023 een verzoek tot royement hebben ingediend. Daarmee is de procedure ingetrokken en is de rechter volgens verzoekers niet meer bevoegd om de zaak inhoudelijk te behandelen. Dit levert nieuwe omstandigheden op waardoor (wederom) de schijn van partijdigheid is ontstaan, aldus verzoekers.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.
3. De beoordeling
3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
De wrakingskamer stelt voorop dat een als negatief ervaren procesbeslissing in het algemeen geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking is. De vraag of een procesbeslissing inhoudelijk juist is, leent zich niet voor een oordeel door de wrakingskamer. Een procesbeslissing kan wel een grond voor wraking opleveren als die beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de vrees dat de rechter partijdig is dan wel jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert – objectief – gerechtvaardigd is. Zoals de rechter schriftelijk heeft toegelicht, was de beslissing om de zaak voor vonnis op de rol te zetten al op
29 september 2023 genomen. Na de afwijzing van twee wrakingsverzoeken van verzoekers van 26 oktober 2023 en 11 december 2023, is de procedure hervat in het stadium waarin deze zich bevond. Er is dus geen sprake van een nieuwe beslissing, nu de beslissing om vonnis te gaan wijzen al was genomen en alleen de vonnisdatum moest worden aangepast. Het aangevoerde kan daarmee geen grond voor wraking opleveren.
3.3.
Voor zover uit de aanvullende toelichting van verzoekers moet worden begrepen dat dit wrakingsverzoek ook ziet op andere (betrokken) rolrechters, heeft te gelden dat de aangevoerde wrakingsgrond specifiek ziet op de vonnisbepaling waar geen andere rolrechters bij zijn betrokken.
3.4.
De slotsom is dat uit hetgeen door verzoekers naar voren is gebracht niet blijkt van vooringenomenheid van de rechter, zodat het verzoek tot wraking wordt afgewezen.
3.5.
Verzoekers hebben nu reeds twee wrakingsverzoeken jegens de behandelend rechter en één wrakingsverzoek jegens de betrokken rolrechters gedaan. Die verzoeken zijn afgewezen en hebben geleid tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. Om verder misbruik van het middel van wraking te voorkomen, ziet de wrakingskamer aanleiding om te bepalen dat een volgend verzoek van verzoekers tot wraking tot wraking in de procedure met nummer 10420852 CV EXPL 23-970 niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank:
  • wijst het verzoek tot wraking af,
  • bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.W.B. Heijmans, voorzitter, mr. M.J.M. Verhoeven en mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, in tegenwoordigheid van de griffier [griffier] en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.