Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.De procedure
2.De feiten
de veroordeling in de hoofdzaak daadwerkelijk betalingen heeft gedaan aan ABN AMRO.
3.Het geschil in vrijwaring
de vorderingen naar Nederlands recht beoordelen.
bij deze overeenkomst partij was. De beantwoording van de vraag of iemand bij het sluiten van een overeenkomst in eigen naam en dus als contractspartij heeft opgetreden of als vertegenwoordiger van een ander, waarbij die ander dus als contractspartij moet worden aangemerkt, hangt af van hetgeen de betrokken partijen daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Tot de omstandigheden die in dit verband in aanmerking moeten worden genomen behoort de voor de wederpartij kenbare hoedanigheid en de context waarin partijen optraden. [10] Op [gedaagde] rust de stelplicht en de bewijslast dat [eiser] in privé
als contractspartij heeft opgetreden bij de vaststellingsovereenkomst.
de in de vaststellingsovereenkomst genoemde voorwaarden. Dit blijkt uit de considerans
(bij letters A en C) van de vaststellingsovereenkomst en uit de bepalingen van de vaststellingsovereenkomst, in onderlinge samenhang bezien. Bij de koop- en partner-overeenkomst was [eiser] in privé geen partij, zodat [gedaagde] uit deze context niet redelijkerwijs kon afleiden dat [eiser] bij het onderhandelen over de vaststellings-overeenkomst bedoelde om in eigen naam op te treden. In de vaststellingsovereenkomst is niet verwezen naar een rechtsbetrekking van [eiser] in privé, zoals de overeenkomst van borgstelling tussen [eiser] en [gedaagde] die in de deze zaak centraal staat. [gedaagde] heeft geen andere verklaringen of gedragingen van [eiser] gesteld waaruit hij redelijkerwijs afleidde dat [eiser] ook in privé als contractspartij bij de vaststellingsovereenkomst optrad.
de vordering uit de overeenkomst van borgstelling later dan 8 juli 2016 is ontstaan, namelijk pas op het moment dat bleek dat de hoofdschuldenaren niet aan [eiser] konden betalen.
De rechtbank is hiervoor in overweging 4.17 tot het oordeel gekomen dat de dagvaarding in vrijwaring niet nietig is. Dit verweer is daarom niet meer aan de orde.
op grond van zijn borgtocht aan ABN AMRO een bedrag van maximaal € 500.000,00 is verschuldigd. [gedaagde] heeft zich borg gesteld voor de betaling van de vordering die [eiser] hierdoor op de hoofdschuldenaren krijgt.
Het was niet de bedoeling van partijen om met de vaststellingsovereenkomst de gehele rechtsbetrekking tussen [eiser] en [gedaagde] tegen finale kwijting te beëindigen, en evenmin om in dat kader af te spreken dat de borgstelling van [gedaagde] tegenover [eiser] zou komen te vervallen. Dit valt volgens [eiser] ook niet uit artikel 4 lid 8 af te leiden.
(i) het bedrag dat aan ABN AMRO is betaald, en (ii) de jaarcijfers van alle betrokken bedrijven. Wat betreft de betaling aan ABN AMRO heeft de rechtbank hiervoor in overweging 4.22 geoordeeld dat [eiser] met de betalingsbewijzen voldoende heeft onderbouwd dat hij ten minste een bedrag van € 500.000,00 aan ABN AMRO heeft betaald. Wat betreft de jaarcijfers heeft [gedaagde] op geen enkele manier toegelicht op basis waarvan [eiser] een verplichting zou hebben om daarover openheid te geven, waar nog bij komt dat niet duidelijk is om welke bedrijven het precies volgens [gedaagde] gaat. Ook dit verweer faalt.
Hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld: