ECLI:NL:RBGEL:2024:1562

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
AWB _ 20-3065 en AWB _20 - 3066
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om inzage in de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de e-screener voor wapenverlof

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 21 maart 2024, wordt de vraag behandeld of de korpschef van politie verwerkingsverantwoordelijke is voor de persoonsgegevens die in de e-screener worden verwerkt. Eisers, die een jachtakte hebben aangevraagd, hebben verzocht om inzage in de verwerking van hun antwoorden op de e-screener, een digitale vragenlijst die de psychische gesteldheid van aanvragers beoordeelt. De korpschef heeft deze verzoeken afgewezen, stellende dat hij geen verwerkingsverantwoordelijke is in de zin van de Algemene verordening gegevensbescherming (Avg). De rechtbank oordeelt dat de korpschef terecht geen inzage heeft gegeven in de verwerking van de concrete antwoorden, omdat hij niet de verwerkingsverantwoordelijke is. De rechtbank biedt geen duidelijkheid over wie dat dan wel is, aangezien de minister van Justitie en Veiligheid en de korpschef elkaar in deze rol aanwijzen. De rechtbank erkent de frustratie van eisers over de lange duur van de procedure en biedt hiervoor haar excuses aan. De beroepen van eisers worden ongegrond verklaard, en de rechtbank concludeert dat de korpschef zich heeft gehouden aan zijn verplichtingen door enkel het klantnummer en de uitslag van de e-screener te verstrekken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 20/3065 en ARN 20/3066

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser 1], te [woonplaats],

[eiser 2], te [woonplaats],
eisers
(gemachtigde: mr. drs. P.M. Timmer-Arends),
en

de korpschef van politie

(gemachtigde: mr. H.H. de Vries).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de wijze waarop de korpschef de verzoeken van eisers om inzage in de verwerking van de concrete antwoorden op de gestelde vragen in de
e-screener van 22 oktober 2019 heeft ingewilligd. Hij heeft daarbij geen inzage gegeven in de verwerking van de concrete antwoorden op de gestelde vragen in de e-screener omdat hij geen verwerkingsverantwoordelijke in de zin van de Algemene verordening gegevensbescherming (Avg) is. Eisers zijn het hier niet mee eens en voeren daartegen een aantal beroepsgronden aan. Volgens eisers is de korpschef hier wel de verwerkingsverantwoordelijke. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank hoe de korpschef op de verzoeken heeft beslist.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de korpschef een juiste beslissing heeft genomen. De korpschef stelt zich terecht op het standpunt dat hij geen verwerkingsverantwoordelijke is in de zin van de Avg. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Procesverloop

2. Verzoekers hebben ieder voor zich verzocht om inzage in de persoonsgegevens die over hen zijn verwerkt in het kader van de e-screener. Met de besluiten van 23 december 2019 aan ieder van eisers heeft de korpschef deze verzoeken ingewilligd en inzage verstrekt door toezending van het klantnummer en de uitslag van de e-screener. Daarbij heeft hij geen inzage gegeven in de verwerking van de concrete antwoorden op de gestelde vragen in de
e-screener. Met de bestreden besluiten van 22 april 2020 op de bezwaren van eisers is de korpschef daarbij gebleven.
2.1.
Eisers hebben ieder voor zich beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten. De korpschef heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft de beroepen gevoegd en op 27 juli 2021 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomenieraan: eisers en hun gemachtigde, en de gemachtigde van de korpschef, vergezeld door [persoon A], [persoon B] en [persoon C].
2.3.
De rechtbank heeft het onderzoek heropend. De minister van Justitie en Veiligheid heeft zich op verzoek van de rechtbank uitgelaten over de vraag wie verwerkingsverantwoordelijke is van de persoonsgegevens die in de e-screener worden verwerkt. Partijen hebben daarna op de reactie van de minister gereageerd.
2.4.
De rechtbank heeft de beroepen nogmaals op 28 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomenieraan: eisers en hun gemachtigde, en de gemachtigde van de korpschef, vergezeld door [persoon C] en [persoon A]. Op de zitting is de minister niet verschenen, terwijl die mogelijkheid wel is geboden. De minister heeft daarom geen verdere toelichting op zijn standpunt kunnen geven.

Beoordeling door de rechtbank

3. Voordat de rechtbank aan de beoordeling toekomt, eerst het volgende. Het heeft door allerlei omstandigheden te lang geduurd voordat de rechtbank deze uitspraak heeft kunnen doen. Dat is niet wenselijk en de uitspraak had eerder moeten plaatsvinden. De rechtbank biedt voor deze vertraging haar excuses aan.
3.1.
De rechtbank heeft begrip voor de frustratie die bij eisers leeft. Zowel de minister als de korpschef ziet zichzelf niet als verwerkingsverantwoordelijke van de persoonsgegevens die in de e-screener voorafgaand aan de testuitslag worden verwerkt. Zij verwijzen ieder naar de ander. Dat is natuurlijk onwenselijk. Zoals hiervoor in de samenvatting onder 1.1 is vermeld komt de rechtbank tot het oordeel dat de korpschef niet de verwerkingsverantwoordelijke is. De rechtbank kan zich echter vervolgens niet uitlaten over de vraag of de minister dan wel de verwerkingsverantwoordelijke is. Dit omdat de minister in dit geding tussen eisers en de korpschef geen partij is. De uitspraak biedt eisers daarom geen uitdrukkelijk antwoord op de vraag wie wel de verwerkingsverantwoordelijke is.
3.2.
Eisers voeren ook argumenten aan over het niet onderworpen willen zijn aan automatische besluitvorming en over profilering. De rechtbank gaat niet op die argumenten in, omdat de bestreden besluiten daar niet over gaan. De bestreden besluiten gaan immers alleen over de wijze waarop de korpschef gevolg heeft gegeven aan de inzageverzoeken van eisers.
Toetsingskader
4. De betrokkene heeft op grond van de Avg het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de in die bepaling genoemde informatie. [1]
4.1.
De Avg definieert het begrip verwerkingsverantwoordelijke als een natuurlijke persoon of rechtspersoon, een overheidsinstantie, een dienst of een ander orgaan die/dat, alleen of samen met anderen, het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt. [2] Wanneer de doelstellingen van en de middelen voor deze verwerking in het Unierecht of het lidstatelijke recht worden vastgesteld, kan daarin worden bepaald wie de verwerkingsverantwoordelijke is of volgens welke criteria deze wordt aangewezen.
Achtergrond van het geschil
5. Eisers hebben om verlenging van hun jachtakte gevraagd. Zij hebben naar aanleiding van die aanvragen de zogeheten e-screener ingevuld. Diezelfde dag hebben eisers ieder voor zich de korpschef verzocht hen te informeren over hun wettelijk recht op inzage van de resultaten van het onderzoek en daarbij gevraagd of de korpschef de persoonsgegevens van eisers verwerkt.
5.1.
De aanvrager van een jachtakte moet meewerken aan een door de minister aangewezen onderzoek op grond waarvan kan worden beoordeeld of er een verhoogde kans is op de situatie dat er reden is om te vrezen dat aan de aanvrager het onder zich hebben van wapens of munitie niet kan worden toevertrouwd. [3]
5.1.1.
Uit artikel 48a van de Regeling wapens en munitie [4] volgt dat dit onderzoek destijds bestond uit een digitale vragenlijst die is samengesteld uit gevalideerde vragenlijsten over persoonlijkheidskenmerken en risicofactoren waarvan de uitslag het risico voor wapen- en munitiebezit van de aanvrager aangeeft. De e-screener is die digitale vragenlijst.
5.1.2.
De e-screener bevat een speciaal ontwikkelde vragenlijst die de aanvrager bevraagt op zijn/haar psychische gesteldheid op basis van een aantal risicofactoren voor mogelijk wapenmisbruik. De vragenlijst is samengesteld uit bestaande, eerder gevalideerde vragenlijsten. De einduitslag is gebaseerd op vooraf bepaalde algoritmen en betreft een advies over het wel of niet verlenen van een wapenverlof, uitsluitend op basis van de psychische gesteldheid van de aanvrager.
5.2.
Uit een door eisers aangehaalde uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant [5] blijkt het volgende over de werking van de e-screener. De aanvrager van een wapenverlof (lees hier: een jachtakte) krijgt van de korpschef een klantnummer toegewezen en wordt doorverwezen naar het bedrijf Lamark, dat de afname van de test met de e-screener faciliteert. Met het klantnummer maakt de aanvrager online een afspraak bij één van de testcentra. Elke nacht levert Lamark via een geautomatiseerd proces de klantnummers voor de volgende dag aan bij Ipsos. Ipsos koppelt elk klantnummer automatisch aan een participantID in haar vragenlijstsysteem. Bij de afname van de test wordt de identiteit van de aanvrager door Lamark gecontroleerd. De test wordt vervolgens, in de vorm van een vragenlijst, gestart in een internetbrowser via een beveiligde verbinding. De vragenlijst draait op een webcluster (webserver en database-server) van Ipsos. Aan het eind van de dag maakt Ipsos via een geautomatiseerd proces een pdf-document aan van de tests van die dag. De eindresultaten worden op een portal geplaatst, waar ze door geautoriseerde politiemedewerkers kunnen worden gedownload voor verdere verwerking.
Is de korpschef verwerkingsverantwoordelijke voor de e-screener?
6. Eisers betogen dat de door de korpschef verstrekte gegevens niet compleet zijn. Zo wordt ten onrechte geen inzage gegeven in de gestelde vragen en antwoorden van eisers daarop. Zij betogen dat, al dan niet door tussenkomst van het ministerie of Lamark, aanvullende gegevens kunnen worden opgevraagd. Volgens eiser wordt door de korpschef niet betwist dat vragen en bijbehorende antwoorden per deelnemer aan de e-screener buiten het zicht, maar nog steeds onder verantwoordelijkheid van de korpschef worden opgeslagen in een centrale database. Eisers betogen hiermee dat de korpschef verwerkingsverantwoordelijke is van deze persoonsgegevens.
6.1.
De korpschef is het daar niet mee eens. Hij vindt wel dat hij verwerkingsverantwoordelijke is voor de verwerking van de uitslag van de e-screener. Die persoonsgegevens heeft hij verstrekt. Hij verwerkt niet de in de e-screener gegeven antwoorden en geeft geen kleuring aan de gegeven antwoorden. Daarvan stelt hij dat hij geen verwerkingsverantwoordelijke is. Volgens hem is de minister van Justitie en Veiligheid verwerkingsverantwoordelijke. Die vindt op zijn beurt dat de korpschef de gegevensverantwoordelijke is. De minister verwijst naar zijn brief van 20 november 2020 aan de korpschef waarin hij uitlegt waarom volgens hem de korpschef verwerkingsverantwoordelijke voor de e-screener is.
6.2.
De rechtbank moet dus beoordelen of de korpschef al dan niet samen met anderen, verwerkingsverantwoordelijke is doordat hij het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt. Niet in geschil is dat de korpschef verwerkingsverantwoordelijke is voor de verwerking van de persoonsgegevens opgenomen in de testuitslag. Wel in geschil is of hij ook verwerkingsverantwoordelijke is voor wat wordt verwerkt daaraan voorafgaand vanaf het afleggen van de test in de e-screener.
De aanwijzing door de minister
6.4.
Uit de brief van de minister van 1 oktober 2021 blijkt dat hij zich op het standpunt stelt dat, omdat de korpschef het bevoegde orgaan is tot verstrekking van een wapenverlof, hij de persoonsgegevens die van belang zijn bij de afweging hierover moet verwerken. Hij wijst er op dat hij bij brief van 20 november 2020 [6] in de vorm van een ministeriële aanwijzing [7] heeft verzocht om de rol als verwerkingsverantwoordelijke voor de e-screener te verwezenlijken.
6.4.1.
Voor zover de minister meent dat de korpschef bij brief van 20 november 2020 door de ministeriële aanwijzing verwerkingsverantwoordelijke is geworden, laat de rechtbank dat standpunt, wat daar ook van zij, buiten beschouwing. Dit zegt namelijk niets over het zijn van verwerkingsverantwoordelijke op het moment van de verwerking van de persoonsgegevens van eisers (de dag van het invullen van de e-screener) of het moment van de bestreden besluiten. Beide data liggen voor de ministeriële aanwijzing. Het bevreemdt de rechtbank overigens - met eisers - dat in die brief ook opdracht wordt gegeven voor het uitvoeren van een PIA, het opstellen van een verwerkingsovereenkomst en het maken van beveiligingsafspraken met Lamark, terwijl de e-screener dan al ruim een jaar in gebruik is.
Verwerkingsverantwoordelijkheid voortvloeiend uit een uitdrukkelijke juridische bevoegdheid
6.5.
De minister stelt verder dat de verwerkingsverantwoordelijkheid voortvloeit uit een uitdrukkelijke juridische bevoegdheid. Dat zou voortvloeien uit de bevoegdheid om wapenverlofaanvragen (lees: jachtakteaanvragen) te beoordelen. Hij legt niet uit waarom de bevoegdheid om deze aanvragen te beoordelen mede inhoudt dat de korpschef verwerkingsverantwoordelijke is voor een digitale vragenlijst die niet door de korpschef is vastgesteld of gefinancierd.
6.5.1.
Voor de verwerking van persoonsgegevens door de korpschef is artikel 44 van de Wet wapens en munitie van belang. Hij krijgt daarin een ruime bevoegdheid. In de tostandkomingsgeschiedenis van dit artikel is vermeld dat de korpschef voor de beantwoording van de vraag of iemand een wapen blijvend kan worden toevertrouwd put uit verschillende bronnen. Hij ontvangt informatie van de aanvrager zelf en van door de aanvrager opgegeven referenten, controleert de politiesystemen en justitiële en strafvorderlijke gegevens, en krijgt de beschikking over de uitslag van een speciaal ontwikkelde test voor de weging van risicofactoren voor wapenbezit (e-screener) en meldingen van de officier van justitie van BOPZ-opnames.
6.5.2.
Uit deze bepaling volgt niet dat de korpschef verwerkingsverantwoordelijke is voor al deze bronnen. Er is ook geen uitdrukkelijke juridische bevoegdheid voor de
e-screener in te lezen.
6.5.3.
Verder blijkt uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 48a van de Regeling dat het onderzoek bestaat uit het invullen van een speciaal ontwikkelde digitale vragenlijst die de aanvrager bevraagt op zijn/haar psychische gesteldheid op basis van een aantal risicofactoren voor mogelijk wapenmisbruik. De vragenlijst is samengesteld uit bestaande, eerder gevalideerde vragenlijsten. De einduitslag is gebaseerd op vooraf bepaalde algoritmen en betreft een advies over het wel of niet verlenen van een wapenverlof, uitsluitend op basis van de psychische gesteldheid van de aanvrager. De regeling is vastgesteld door de minister.
6.5.4.
Uit deze totstandkomingsgeschiedenis volgt niet dat de korpschef daarmee het doel en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt.
6.5.5.
Er is dus niet gebleken van een uitdrukkelijke juridische bevoegdheid waaruit verwerkingsverantwoordelijkheid volgt.
Verwerkingsverantwoordelijkheid voortvloeiend uit feitelijke invloed
6.6.
De korpschef wijst in zijn reactie op de brief van de minister er op dat de
e-screener onder verantwoordelijkheid van de minister en zijn collega van Volksgezondheid, Welzijn en Sport door TNO is ontwikkeld en na de ontwikkeling is overgedragen aan de minister. Dat blijkt volgens hem ook uit de offerte inzake de e-screener van 29 mei 2019 van Ipsos, mede namens TNO en Lamark aan de minister. Daaruit volgt volgens de korpschef dat zowel de ontwikkeling, de kalibratie als de implementatie is uitgevoerd in opdracht van de minister. Hij nam daarmee de besluiten over doel en middelen inzake de verwerking van de persoonsgegevens in de e-screener. De minister heeft ook het eigendom en beheer van de e-screener niet overgedragen aan de korpschef.
6.6.1.
Deze gang van zaken wordt niet bestreden door eisers, zodat de rechtbank daarvan uitgaat. Dat dit de gang van zaken was blijkt ook uit het door eisers overgelegde TNO-rapport “
Tussentijdse evaluatie van de e-screener ‘psychische gesteldheid van wapenverlofaanvragers’” in opdracht van de minister van 13 februari 2020.
6.6.2.
Eisers beroep op de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland van 13 augustus 2020 maakt dat niet anders. [8] Die uitspraak gaat niet over de vraag of de korpschef verwerkingsverantwoordelijke is, maar over de vraag of met het gebruik van de e-screener sprake is van een voldoende geschikt, objectief instrument ter beoordeling van verzoekers psychische gesteldheid en het in dit kader voldoen aan de vergewisplicht. Dat het besluit van de korpschef in die zaak volgens de voorzieningenrechter door het niet verstrekken van onderliggende informatie niet was gebaseerd op een voldoende zorgvuldig onderzoek en niet voldoende deugdelijk was gemotiveerd, is onvoldoende voor het oordeel dat de korpschef dus feitelijke invloed had op het doel en de middelen van de e-screener.
6.6.3.
Uit het dossier blijkt wel dat adviseurs van de korpschef betrokken zijn geweest bij de inrichting van de e-screener. Eisers wijzen daar terecht op. Maar dat maakt nog niet dat het doel en de middelen van de e-screener door de korpschef is vastgesteld. Weliswaar blijkt dat de korpschef in het totstandkomingsproces zijn standpunten en belangen naar voren heeft gebracht en vertegenwoordigd is geweest in een stuurgroep, maar daaruit blijkt niet dat de korpschef daadwerkelijk beslissingsbevoegd was.
6.6.4.
Ook anderszins is niet gebleken hoe de korpschef feitelijke invloed heeft op het doel en de middelen van de e-screener. Dat de korpschef van de uitslag van de e-screener gebruik moet maken bij de beoordeling van de aanvraag om de jachtakte maakt nog niet dat hij daarmee feitelijke invloed krijgt. Dat maakt hem dus ook niet verwerkingsverantwoordelijke voor bewerkingen die vroeger in de verwerkingsketen plaatsvinden.
6.6.5.
Er is dus niet gebleken van het vaststellen van doel en middelen door een feitelijke invloed, waaruit verwerkingsverantwoordelijkheid volgt.
Tussenconclusie
6.7
De beroepsgrond slaagt niet. Uit het voorgaande volgt namelijk dat niet gebleken is dat de korpschef het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt. Er is dus geen sprake van een verwerkingsverantwoordelijkheid die voortvloeit uit een uitdrukkelijke juridische of een impliciete bevoegdheid of uit feitelijke invloed op de
e-screener. De korpschef is niet alleen en ook niet samen met een ander verwerkingsverantwoordelijke. De argumenten van eisers die zien op de wijze van het invullen van de (gezamenlijke) verwerkingsverantwoordelijkheid en het daarbij voldoen aan de Avg kunnen daarom geen doel treffen. Daarom gaat de rechtbank niet in op deze argumenten.
Heeft de korpschef gehandeld in strijd met de doorzendplicht?
7. Eisers stellen dat de korpschef niet voldaan heeft aan de doorzendplicht. Uit het verweerschrift blijkt dat de korpschef de verzoeken, voor zover de verzoeken zien op meer dan enkel de uitslag, doorgezonden heeft aan de minister en dat eisers daarvan op de hoogte zijn gebracht. Dat dit gebeurd is, wordt niet door eisers betwist. De rechtbank ziet niet wat van de korpschef in het licht van de doorzendplicht meer mag worden verwacht. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. De korpschef stelt zich terecht op het standpunt dat hij geen verwerkingsverantwoordelijke is. Hij heeft zich daarom mogen beperken tot het verstrekken van het klantnummer en de testuitslag aan ieder van eisers. De beroepen zijn daarom ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, voorzitter, en mr. G.A. van der Straaten en mr. M. Ichoh, leden, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Rosmalen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 15, eerste lid, van de Avg.
2.Artikel 4, aanhef en onder 7, van de Avg.
3.Dit volgt uit artikel 3.28a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet natuurbescherming in samenhang met artikel 6a, eerste lid, aanhef en onder b, en artikel 7 eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet wapens en munitie.
4.Zoals deze bepaling luidde van 11 oktober 2019 tot 23 september 2022.
5.Rechtbank Zeeland-West-Brabant 20 juni 2023, ECLI:NL:RBZWV:2023:4266.
6.Hij heeft die brief bijgevoegd bij zijn brief van 1 oktober 2021.
7.Als bedoeld in artikel 38 van de Wet wapens en munitie en artikel 10:22, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
8.Voorzieningenrechter rechtbank Noord-Nederland 13 augustus 2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:2782.