ECLI:NL:RBGEL:2024:150

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
AWB 22_2042
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur door het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 12 januari 2024, wordt het beroep van eiser beoordeeld met betrekking tot de openbaarmaking van documenten op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiser stelt dat het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland meer documenten moet hebben dan de gedeeltelijk openbaar gemaakte documenten. De rechtbank oordeelt dat het college voldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe er naar de documenten is gezocht en dat deze zoekslag zorgvuldig en volledig is geweest. Eiser is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat er meer documenten onder het college berusten. De rechtbank wijst erop dat de verklaring van de Omgevingsdienst Regio Nijmegen over de korte lijntjes tussen betrokken instanties en het veelal telefonische contact niet onaannemelijk is. Dit leidt tot de conclusie dat het college volledig heeft voldaan aan het Wob-verzoek van eiser en dat het niet aannemelijk is dat er nog meer documenten zijn die onder de reikwijdte van het verzoek vallen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van eiser af.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/2042

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats], eiser,

en

het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland

(gemachtigden: B. van der Beek en M. Buunk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser over de openbaarmaking van informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
1.1.
Met het Wob-verzoek van 18 december 2020 heeft eiser om openbaarmaking van informatie verzocht over – kort gezegd – het inspectie- en handhavingstraject bedrijfsbrandweer 2019 en andere incidenten en/of inspecties in 2019 en 2020 bij [bedrijf]. Met het besluit van 22 april 2021 heeft het college het deel dat ziet op het inspectie- en handhavingstraject bedrijfsbrandweer 2019 doorgestuurd naar de Veiligheidsregio Gelderland Zuid en heeft het college voor het overige verzoek de door eiser gevraagde informatie gedeeltelijk openbaar gemaakt.
1.2.
Hiertegen heeft eiser op 2 juni 2021 bezwaar gemaakt, omdat volgens eiser niet alle gevraagde documenten zijn verstrekt. Dat heeft geresulteerd in een aanvullend besluit van 30 juni 2021 waarbij aanvullend meer informatie gedeeltelijk openbaar is gemaakt. Op 10 augustus 2021, aangevuld op 13 september 2021, heeft eiser ook hiertegen bezwaar gemaakt, omdat volgens eiser nog steeds niet alle gevraagde documenten zijn verstrekt. Met het aanvullend besluit van 14 december 2021 heeft het college nog meer informatie gedeeltelijk openbaar gemaakt.
1.3.
Met het bestreden besluit van 8 maart 2022 heeft het college – na advies van de commissie Rechtsbescherming – alsnog de informatie uit e-mailberichten openbaar gemaakt. Ook heeft het college beslist dat de Wob niet van toepassing is op het verzoek om openbaarmaking van rapportages van de inspecties op 17 september 2020 en 27 november 2020, omdat die documenten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel al openbaar zijn gemaakt. Bovendien valt het verzoek om openbaarmaking van een verslag van het inspectiebezoek op 29 november 2020 niet binnen de reikwijdte van het Wob-verzoek, omdat het document dat bestaat dateert van na de datum van het Wob-verzoek van eiser.
1.4.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiser heeft op het verweerschrift gereageerd.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 27 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigden van het college en R. Rikman-Spoel namens de Omgevingsdienst Regio Nijmegen (ODRN).

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college met de openbaarmaking van de in het bestreden besluit genoemde stukken volledig heeft voldaan aan het Wob-verzoek van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiser ongegrond is. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
3. Op 1 mei 2022 is de Wet open overheid (Woo) in werking getreden. Artikel 10.1 van de Woo bepaalt dat de Wob wordt ingetrokken. Er is niet voorzien in overgangsrecht. Dat betekent dat de Woo onmiddellijke werking heeft en dat met ingang van 1 mei 2022 besluiten op vóór de inwerkingtreding van de Woo ingediende Wob-verzoeken met inachtneming van de bepalingen van de Woo moeten worden genomen. Dat geldt ook voor besluiten op bezwaar of besluiten die worden genomen na een bestuurlijke of judiciële lus. Het besluit op bezwaar dat in deze zaak ter beoordeling staat, is genomen op 8 maart 2022, dus voor 1 mei 2022. Dat betekent dat in dit beroep de Wob nog van toepassing is.
De omvang van de procedure
4. De rechtbank stelt vast dat de procedure zich beperkt tot de vraag of het college voldoende heeft gezocht naar de documenten waarop het Wob-verzoek van eiser ziet. Het gaat dus niet om de wel deels openbaar gemaakte documenten waarin informatie door het college op grond van de uitzonderingsgronden in de Wob is weggelakt.
Daarbij merkt de rechtbank op dat zij bij deze procedure enkel de mogelijke documenten die bij het college berusten tot aan het Wob-verzoek – van 18 december 2020 – van eiser kan beoordelen. Alles van na de datum van het Wob-verzoek valt buiten de reikwijdte van deze procedure.
Ditzelfde geldt voor de vraag of de archivering – van e-mailberichten in cc – door het college nu wel of niet op orde is. De Wob ziet slechts op documenten die daadwerkelijk aanwezig zijn en niet op documenten die aanwezig hadden moeten zijn.
Heeft het college voldoende gezocht naar documenten waarop het Wob-verzoek ziet?
5. Eiser stelt dat het college meer (e-mail)documenten moet hebben dan de documenten die gedeeltelijk openbaar zijn gemaakt. Eiser wijst hierbij naar een statusupdate van 2 oktober 2020 waarin staat:
“Intussen is regelmatig contact over de voortgang en bevindingen van het onderzoek. Urgente aanbevelingen worden meteen geïmplementeerd.”Van dit regelmatige contact over de voortgang en bevindingen heeft eiser maar één
e-mailbericht gezien. Ook wijst eiser op een e-mailbericht van 4 maart 2021 waarin staat:
“Met de mail van 3 november jl. heeft u (…)”.Uit de wel openbaar gemaakte documenten volgt geen e-mailbericht van 3 november 2020 en volgt ook niet dat er regelmatig contact is geweest, of dat er tussentijdse bevindingen zijn gedaan. Om die reden moeten er volgens eiser nog meer documenten bij het college zijn.
5.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is het, als een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat documenten niet (of niet meer) onder hem berusten en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat – in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan – deze documenten toch onder het bestuursorgaan berusten. [1]
5.2.
De stelling van het college dat het niet over meer documenten beschikt die zien op het Wob-verzoek van eiser, komt de rechtbank niet ongeloofwaardig voor. In het verweerschrift en op zitting is door het college toegelicht op welke wijze naar de gevraagde documenten is gezocht. Zo heeft het college in totaal drie keer uitgebreid gezocht en de laatste zoekslag is verricht naar aanleiding van het door eiser ingediende bezwaar. Het college kent een centraal Woo-team (dat ook al ten tijde van de Wob bestond). De heer Buunk, aanwezig op zitting, is procesregisseur bij het Woo-team en heeft toegelicht dat het Woo-team ervoor zorgt dat het zoekproces naar aanleiding van een Wob- of Woo-verzoek goed doorlopen wordt. Dat betekent dat aan de inhoudelijk betrokken collega(‘s) wordt gevraagd om in alle bronnen – waaronder het digitale archiefsysteem, teams, e-mailboxen, SharePoint en de afdelingsschijven – te zoeken, en dat wordt aangegeven op welke manier en hoe de gevonden documenten aangeleverd moeten worden. Het fysieke archief is in dit geval niet doorzocht, omdat het digitale archief al sinds 2002 bestaat en de informatie waar eiser om heeft verzocht van na die datum is. In dit geval is ook contact geweest met de ODRN en is daar gevraagd om ook te zoeken naar aanleiding van het Wob-verzoek van eiser. Ook aan de ODRN is aangegeven waar te zoeken, op welke wijze en hoe de gevonden documenten aangeleverd moeten worden.
5.3.
Met het bovenstaande heeft het college voldoende inzichtelijk gemaakt hoe er naar de documenten is gezocht en de rechtbank is van oordeel dat die zoekslag (voldoende) zorgvuldig en volledig is geweest. Het is vervolgens aan eiser om aannemelijk te maken dat, ondanks het voorgaande, de betreffende informatie of een bepaald document wel onder het college berust. De rechtbank is van oordeel dat eiser daarin niet is geslaagd. De enkele verwijzing naar de onder 5 genoemde stukken tekst uit de wel openbaar gemaakte documenten is hiervoor onvoldoende. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit deze stukken niet dat er daadwerkelijk meer schriftelijk contact is geweest waardoor er meer documenten bij het college zouden moeten zijn. Bovendien is met de gegeven verklaring op zitting van de ODRN inzichtelijk gemaakt wat de reden is voor het feit dat er niet meer informatie onder het college berust. Er is sprake van korte lijntjes tussen de betrokken instanties en het contact vindt veelal telefonisch en/of mondeling plaats. Zo gebeuren inspecties en het treffen van voorbereidingen gezamenlijk en op locatie en dan wordt alles direct onderling besproken en volgt achteraf geen e-mailbericht meer. Om die reden zijn er niet meer stukken, maar is er wel regelmatig contact. Deze verklaring acht de rechtbank niet onaannemelijk. De beroepsgrond van eiser slaagt daarom niet.
Conclusie en gevolgen
6. Het beroep is ongegrond. Het college heeft volledig voldaan aan het Wob-verzoek van eiser. Het is niet aannemelijk dat het college over nog meer documenten beschikt die onder de reikwijdte van Wob-verzoek van eiser vallen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Berends, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vergelijk ABRvS van 8 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:922.