ECLI:NL:RBGEL:2024:1482

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
C/05/432986 KG RK 24-216
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verschoningsverzoek in een strafzaak met betrekking tot een drugslab

Op 14 maart 2024 heeft de meervoudige verschoningskamer van de Rechtbank Gelderland in Arnhem een verzoek tot verschoning toegewezen in een strafzaak die verband houdt met een drugslab. Het verzoek werd ingediend door de rechters zelf, naar aanleiding van een e-mail van de raadsvrouwe van de verdachte, waarin zij verzocht om de rechters zich te verschonen. De rechters hadden eerder in een andere zaak, die betrekking had op hetzelfde drugslab, al een oordeel geveld over de betrokkenheid van een andere verdachte. Dit leidde tot de vrees dat de onpartijdigheid van de rechters in het geding zou kunnen komen, omdat de verdediging geen toegang had tot de relevante stukken uit de andere zaak. De rechters erkenden dat zij hadden moeten aangeven dat zij al kennis hadden genomen van informatie die relevant was voor de huidige zaak, wat de indruk wekte dat er informatie was achtergehouden. De verschoningskamer oordeelde dat er geobjectiveerde redenen waren voor de verdachte om aan de onpartijdigheid van de rechters te twijfelen, en besloot het verzoek tot verschoning toe te wijzen. De zaak zal worden behandeld door een andere meervoudige strafkamer. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Verschoningskamer
zaaknummer: C/05/432986/ KG RK 24-216
Beslissing van 14 maart 2024
van de meervoudige verschoningskamer van de rechtbank op het verzoek van
mrs. [verzoeker],
rechters in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechters.
in hun hoedanigheid van leden van de meervoudige strafkamer in de zaak met parketnummer 05/270397-20 tussen het Openbaar Ministerie en [belanghebbende] als verdachte.

1.De procedure

De rechters hebben op 7 maart 2024 een verschoningsverzoek ingediend naar aanleiding van een e-mail van 1 maart 2024 van de raadsvrouwe van verdachte. De rechter lichten daarbij toe dat de inhoudelijk behandeling van de zaak van de verdachte in het onderzoek [naam onderzoek] , heeft plaatsgevonden op 8 februari 2024. Het onderzoek was onderbroken tot 5 maart 2024 om dan te sluiten en gelijktijdig uitspraak te doen in de zaken van medeverdachten. Vóór het moment van sluiting heeft de raadsvrouwe van de verdachte de rechtbank bovenstaande e-mail gestuurd met het verzoek aan de rechters zich te verschonen, bij gebreke waarvan de rechters zouden worden gewraakt. Daarop is de zaak van de verdachte voor onbepaalde tijd aangehouden.

2.Het verschoningsverzoek

De rechters hebben aan het verschoningsverzoek het volgende ten grondslag gelegd. De rechters hebben eerder in dezelfde combinatie onderzoek [naam onderzoek2] behandeld. Dat onderzoek had weliswaar betrekking op een andere verdachte maar ging over hetzelfde drugslab als in onderzoek [naam onderzoek] . Destijds zijn de stukken van onderzoek [naam onderzoek] wel in onderzoek [naam onderzoek2] gevoegd, maar andersom niet. Hoewel het de officier van justitie is die gaat over welke stukken tot het procesdossier horen, had het volgens de rechters bij nader inzien op hun weg gelegen om kenbaar te maken dat zij als combinatie in de andere zaak over hetzelfde drugslab al een oordeel hadden geveld over de betrokkenheid van een andere verdachte daarbij. De rechters menen dat zij aan de officier van justitie hadden moeten vragen waarom hij de stukken die zagen op onderzoek [naam onderzoek2] niet in onderzoek [naam onderzoek] in geding bracht. Door dit niet te vragen, wekt dit volgens de rechters bij de verdachte de indruk dat er voor hem ‘wat achter is gehouden’. De rechters achten dit grond voor een gerechtvaardigde vrees dat de onpartijdigheid gevaar kan lopen. De verdediging heeft immers geen zicht op de informatie die de rechtbank - zij het in een andere zaak - tot zich heeft kunnen nemen.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, kan elk van de rechters die een zaak behandelen verzoeken zich te mogen verschonen.
3.2.
Bij de beoordeling van een verschoningsverzoek dient uitgangspunt te zijn dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert (de subjectieve toets). Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor verschoning, afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de zaak, te weten als de bij een partij bestaande vrees voor onpartijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn (de objectieve toets). Het subjectieve oordeel van een partij is niet doorslaggevend.
3.3.
De verschoningskamer stelt voorop dat de rechters niet hebben aangevoerd dat zij van oordeel zijn dat zij door de voor verschoning aangevoerde grond de zaak niet meer onpartijdig zou kunnen behandelen. De verschoningskamer ziet daar ook geen aanwijzingen voor.
3.4.
Uit het verschoningsverzoek blijkt echter dat de rechters (geobjectiveerde) redenen voor de verdachte zien om aan hun onpartijdigheid te twijfelen gelet op de informatie die zij in een andere zaak (onderzoek [naam onderzoek2] ) tot zich hebben kunnen nemen, op welke informatie de verdediging geen zicht heeft. Dit blijkt ook uit de e-mail van 1 maart 2024 van de raadsvrouwe van verdachte, waarin zij stelt dat de verdediging het recht op het doen van een verzoek tot kennisname van de processtukken (uit het onderzoek [naam onderzoek2] ) en een eventueel verzoek tot voeging van die stukken, is ontnomen. De verschoningskamer ziet daarom, rekening houdend met de eerder genoemde uiterlijke schijn, een grond voor verschoning. Het verschoningsverzoek zal worden toegewezen.

4.De beslissing

De verschoningskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot verschoning van [verzoeker] toe, en verstaat dat in de zaak een andere meervoudige strafkamer zal worden samengesteld en aangewezen.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.W.B. Heijmans, voorzitter, mr. A.L.M. Steinebach-de Wit en mr. M.J.M. Verhoeven, leden, in tegenwoordigheid van de griffier [griffier] en in openbaar uitgesproken op 14 maart 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.