ECLI:NL:RBGEL:2024:1377

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
05/103194-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een drugszaken

Op 5 maart 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het vervaardigen en aanwezig hebben van amfetamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, opzettelijk ongeveer 160 liter amfetamine(olie) heeft vervaardigd en aanwezig gehad in de periode van 1 januari 2020 tot en met 14 april 2020 te Beusichem, gemeente Buren. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor een andere strafmodaliteit, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van de sluiting van zijn melkveebedrijf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, maar hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk werd een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de schadelijke effecten van de drugshandel op de volksgezondheid en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/103194-20
Datum uitspraak : 5 maart 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[naam verdachte],
geboren op [geboortedag] 1969 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [straatnaam] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. R. van der Weide, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 14 april 2020 te Beusichem, gemeente Buren tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervaardigd ongeveer 160 (honderdzestig) liter Amfetamine(olie), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Amfetamine, zijnde Amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 14 april 2020 te Beusichem, gemeente Buren tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 160 (honderdzestig) liter Amfetamine(olie), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Amfetamine, zijnde Amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 14 april 2020 te Beusichem, gemeente Buren tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van Amfetamine(olie), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Amfetamine, zijnde Amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
- productie apparatuur, (te weten (nieuwe)) gasbranders en/of (grote) metalen koelers en/of thermometers en/of 3 (drie) kookketels/reactieketels(1 x 580 liter en 2 x 442 liter) met roermechanismen, waarvan een nieuw en 2 gebruikt en/of vervuild, (geschikt voor de vervaardiging van amfetamine) en/of een of meer mengketel(s) met roermechanisme(n) al dan niet voorzien van (een) koeler(s) en/of een of meer destillatieketel(s) en/of een of meer stoomgenerator(en) en/of anderszins een (grote) hoeveelheid vaten en ketels en/of
- chemicaliën (te weten ongeveer 580 (vijfhonderdtachtig)liter Formamide en/of ongeveer 1.250 (twaalfhonderdvijftig) liter Mierenzuur en/of ongeveer 75 (vijfenzeventig) kilogram Caustic Soda en/of ongeveer 13 (dertien) liter BMK en/of ongeveer 24 (vierentwintig) kilogram APAAN en/of ongeveer 235 (tweehonderdvijfendertig) liter zoutzuur en/of al een dan niet gevulde fles met Propaan gas)
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 1 t/m 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten 1 t/m 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van bevindingen ondersteuning LFO, opgemaakt op 30 april 2020, p. 350 tot en met 364;
  • het aanvullend proces-verbaal van bevindingen ondersteuning LFO (2020163742/Beusichem/JV-aanvullend), opgemaakt op 25 maart 2021, p. 43-44 van het aanvullend dossier 2;
  • het aanvullend proces-verbaal van bevindingen ondersteuning LFO (2020163742/Beusichem/JV-aanvullend 2), opgemaakt op 23 april 2021, p. 41-42 van het aanvullend dossier 2;
  • het NFI-rapport d.d. 26 juni 2020, p. 389-393;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 februari 2024.
Bewijsoverweging feit 1 en 2: hoeveelheid amfetamine-olie
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast:
In het drugslab aan de [straatnaam] in [plaats] zijn de volgende vloeistoffen aangetroffen die indicatief amfetamine base (olie) bevatten:
Ruimte [B2]
  • witte 30 liter emmers met totaal 60 liter amfetamine base (olie) (indicatief) [B2-2 (monsters B2-2A, B2-2B en B2-2C)];
  • maatbekers met totaal 5 liter amfetamine base (olie) (indicatief) [B2-8 (monters B2-8A en B2-8B)];
  • scheitrechter met 32 liter amfetamine base (olie) (indicatief) [B2-10A];

Ruimte [B1]

  • jerrycan met 1 liter amfetamine base (olie) indicatief [B1-3];
  • jerrycan met 10 liter amfetamine base (olie) indicatief [B1-9];

Schuur [A]

2 witte 30 liter emmers met totaal 56 liter amfetamine base (olie) indicatief [A-2].
Totaal is daarmee een hoeveelheid van
164 literaangetroffen dat
indicatief amfetamine base (olie)bevat.
Door het NFI zijn de vloeistoffen - die indicatief amfetamine base bevatten - uit ruimte B2 nader onderzocht. De monsters B2-2A, B2-2B, B2-2C, B2-8A, B2-8B en B2-10A bevatten volgens het NFI amfetamine. Het betreft totaal 97 liter. De overige vloeistoffen (1, 10 en 56 liter, totaal 67 liter) die indicatief amfetamine base bevatten zijn niet nader onderzocht door het NFI.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of een indicatieve test van deze hoeveelheden voldoende is om tot een bewezenverklaring te komen van ‘het vervaardigen van ongeveer 160 liter amfetamineolie’.
Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat het ontmantelde drugslab - gezien de aangetroffen goederen en chemicaliën - was ingericht voor het vervaardigen van BMK vanuit een pre-precursor (APAAN) met een sterk zuur (zoutzuur) en amfetamine volgens de Leuckart (loog) methode met behulp van BMK. Verdachte heeft verklaard dat wat er in de loods stond, het eindproduct was. [2] Het betrof olie. [3] Verdachte heeft daarnaast verklaard dat zij in het drugslab het basisproduct van amfetamine vervaardigden.
De rechtbank is van oordeel dat de indicatieve testresultaten voldoende steun vinden in de hiervoor genoemde bewijsmiddelen waaruit volgt dat er amfetamineolie werd geproduceerd in het drugslab. De rechtbank heeft daarnaast ook geen aanwijzingen dat in het drugslab nog één of meerdere andere soorten drugs werden geproduceerd, waardoor zij geen aanleiding ziet om de indicatieve testresultaten in twijfel te trekken.
De rechtbank stelt gezien het voorgaande dan ook vast dat er op de dag van de inval 164 liter amfetamineolie is aangetroffen. Ten laste is gelegd dat verdachte en anderen ongeveer 160 liter hebben vervaardigd en aanwezig gehad. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en anderen ongeveer 160 liter hebben vervaardigd en aanwezig gehad. In werkelijkheid is er meer amfetamineolie vervaardigd in de ten laste gelegde periode, zoals als aan de orde zal komen in de ontnemingszaak, maar dat is in de hoofdzaak niet ten laste gelegd en dus voor een bewezenverklaring niet van belang.
Bewijsoverweging feit 3: aangetroffen goederen en chemicaliën
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de volgende goederen zijn aangetroffen:
  • nieuwe en ongebruikte gasbranders (LFO-code B2-4 en B2-6, p. 359);
  • gebruikte gasbranders (LFO-code T7 en T22, p. 356, 361 en 362);
  • metalen koelers (LFO-code A-11 en B1-10, p. 357 en 358);
  • thermometers (LFO-code B1-7 en B2-11, p. 355, 358 en 360);
  • 3 kookketels/reactieketels (1 x 580 liter en 2 x 442 liter) met roermechanismen, waarvan een nieuw en 2 gebruikt en vervuild (LFO-code T9, T10 en T11, p. 356 en 361);
  • een mengketel met roermechanisme (LFO-code T-14, p. 361);
  • meerdere destillatieketels (LFO-code T7, T8 en T15, p. 361);
  • een stoomgenerator (LFO-code T16, p. 362);
  • zes (dop)vaten (LFO-code A-12 en T17, p. 356, 357 en 362);
  • drie RVS- ketels (LFO-code T12 en T13, p. 361).
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de volgende chemicaliën zijn aangetroffen:
Formamide, totaal 585 liter
  • 25 liter (aangetroffen in Schuur A, LFO-code A-8 en A-8A, p. 356 en 357);
  • 560 liter (aangetroffen op het buitenterrein, LFO-code T17, p. 356 en 362);
Mierenzuur, totaal 450 liter
  • 100 liter (aangetroffen in schuur A, LFO-code A-3 en A-3A. p. 356 en 357);
  • 350 liter (aangetroffen op het buitenterrein, LFO-code T6 en T18, p. 356, 361 en 362);
Caustic Soda, totaal 57 kg
  • 55 kg (aangetroffen op het buitenterrein, LFO-code B2-5 en B2-12, p. 359 en 360);
  • 2 kg (aangetroffen in schuur B, LFO-code B1-7, p. 355 en 358);
BMK, totaal 13 liter
13 liter (aangetroffen in ruimte B1, LFO-code B1-4 en B1-4A, p. 356 en 358);
APAAN, totaal 24 kg
24 kg (aangetroffen in ruimte B1, LFO-code B1-6 en B1-6A, p. 356);
Zoutzuur, totaal 235 liter
235 liter (aangetroffen in schuur A, LFO-code A-1 en A-1A, p. 356 en 357);
Propaan
1 gasfles (van 10,8 kg) propaan (aangetroffen in ruimte B2, LFO-code B2-13, p. 360).
De rechtbank zal in de bewezenverklaring uitgaan van de hierboven vermelde hoeveelheden.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
een of meertijdstip
(pen
)in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 14 april 2020 te Beusichem, gemeente Buren tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,opzettelijk heeft vervaardigd ongeveer 160 (honderdzestig) liter Amfetamine(olie), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Amfetamine, zijnde Amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
of omstreeks14 april 2020 te Beusichem, gemeente Buren tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 160 (honderdzestig) liter Amfetamine(olie), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Amfetamine, zijnde Amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op
of omstreeks14 april 2020 te Beusichem, gemeente Buren tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,om een feit, bedoeld in het vierde
of vijfdelid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van Amfetamine(olie), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Amfetamine, zijnde Amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
- productie apparatuur, (te weten (nieuwe)
)gasbranders en
/of(grote) metalen koelers en
/ofthermometers en
/of3 (drie) kookketels/reactieketels (1 x 580 liter en 2 x 442 liter) met roermechanismen, waarvan een nieuw en 2 gebruikt en/of vervuild, (geschikt voor de vervaardiging van amfetamine) en
/ofeen
of meermengketel
(s)met roermechanisme
(n) al dan niet voorzien van (een) koeler(s)en
/of een of meerdestillatieketel
(s
)en
/ofeen
of meerstoomgenerator
(en)en
/ofanderszins een
(grote)hoeveelheid vaten en ketels en
/of
- chemicaliën (te weten ongeveer 580 (vijfhonderdtachtig)liter Formamide en
/ofongeveer
1.250 (twaalfhonderdvijftig)450 (vierhonderdvijftig) liter Mierenzuur en
/ofongeveer
75 (vijfenzeventig)57 (zevenenvijftig) kilogram Caustic Soda en
/ofongeveer 13 (dertien) liter BMK en
/ofongeveer 24 (vierentwintig) kilogram APAAN en
/ofongeveer 235 (tweehonderdvijfendertig) liter zoutzuur en
/of aleen al dan niet gevulde fles met Propaan gas),
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en
/ofverdachtes mededader
(s
)wist
(en
)of ernstige redenen had
(den
)te vermoeden, dat
dat/die bestemd
was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder D van de Opiumwet
gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet
gegeven verbod;
feit 3:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden of te bevorderen, door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
terwijl bij de feiten 1 en 2 van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht sprake is.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de bepaling van de straf rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte openheid van zaken heeft gegeven over zichzelf en de medeverdachten, de rol van verdachte vergeleken met de medeverdachten en de omstandigheid dat het melkveebedrijf van verdachte voor de duur van een jaar op last van de burgemeester is gesloten en de impact die die sluiting op verdachte en zijn gezin heeft gehad. Verder heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn, waarbij tevens is aangevoerd dat er door de verdediging geen onderzoekswensen zijn ingediend en er meerdere malen is verzocht om afsplitsing van de zaak. De raadsman heeft verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en te kiezen voor een andere strafmodaliteit. De raadsman heeft daarbij verwezen naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwaarden van 4 maart 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:1659). De raadsman geeft de rechtbank in overweging om ook in de zaak van verdachte per feit zo nodig telkens de maximale taakstraf op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen in een periode van ruim 3 maanden schuldig gemaakt aan het vervaardigen van amfetamine(olie), het aanwezig hebben van amfetamine(olie) en voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine(olie). Verdachte heeft daartoe zijn erf en schuren ter beschikking gesteld voor de productie van de harddrugs. Verder heeft hij uitvoeringshandelingen verricht met betrekking tot het vervaardigen van de amfetamine(olie).
Door het handelen van verdachte wordt de handel in verdovende middelen in stand gehouden en kan hij mede verantwoordelijk worden gehouden voor de nadelige effecten die door de handel in en het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt. Daarbij is van belang dat amfetamine zwaar verslavend zijn en schadelijk voor de volksgezondheid van de gebruikers van deze drugs. Verdachte heeft hieraan een bijdrage geleverd.
Van de georganiseerde drugshandel gaat in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit. Boven- en onderwereld raken steeds meer met elkaar vermengd. Niet alleen worden grote sommen crimineel geld geïnvesteerd in legale activiteiten maar worden ook medewerkers van bijvoorbeeld op zichzelf bonafide bedrijven en zelfs van opsporingsinstanties omgekocht en ingezet voor de handel in drugs. De handel in harddrugs is regelmatig de oorzaak van geweldsexplosies waarmee ook onschuldige en nietsvermoedende burgers worden geconfronteerd.
Voor de productie van synthetische drugs, in dit geval amfetamine, wordt gebruik gemaakt van chemische grondstoffen die bijzonder schadelijk zijn voor de volksgezondheid en het milieu. De productie vindt gewoonlijk plaats in daarvoor niet bestemde ruimten, zoals in dit geval een schuur. Bij het ondeskundig opslaan en bewerken van dergelijke grondstoffen kan ontploffingsgevaar optreden met alle gevolgen voor de omgeving van dien. Ook gaat de productie van synthetische drug vaak gepaard met het dumpen van afvalstoffen in de omgeving, wat zeer schadelijke milieueffecten met zich brengt.
Verdachte heeft zich van alle hiervoor genoemde negatieve effecten kennelijk niets aangetrokken. Hij heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen financiële gewin.
De feiten rechtvaardigen in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Justitiële documentatie
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 29 december 2023 betreffende verdachte volgt dat hij in de vijf jaren voorafgaand aan het bewezenverklaarde onherroepelijk is veroordeeld (hennepteelt). Verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten gepleegd ten tijde van de aan hem opgelegde proeftijd die liep van mei 2019 tot mei 2022. De opgelegde straf heeft verdachte er (kennelijk) niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
Reclasseringsadvies
Uit het reclasseringsadvies van 24 januari 2024 volgt dat verdachte sinds de schorsing van zijn bewaring onder reclasseringstoezicht heeft gestaan, welke in maart 2023 (positief) is beëindigd. Gedurende het toezicht heeft verdachte zich gehouden aan de voorwaarden en afspraken en is hij in het kader van dat toezicht verwezen naar Kairos, alwaar hij in behandeling is geweest. Mede door de behandeling heeft verdachte volgens de reclassering meer inzicht gekregen in zijn eigen gedrag en handelen en lijkt hij er meer van bewust dat hij met delictgedrag zijn gezin benadeeld. De reclassering schat de kans op herhaling thans in als laag-gemiddeld en vindt interventies en toezicht niet nodig. De reclassering heeft daarom geadviseerd om een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
Overige omstandigheden
Uit de stukken die zijn ingebracht door de verdediging en hetgeen ter terechtzitting hierover is aangevoerd volgt dat het bedrijf van verdachte, gelegen aan de [straatnaam] in [plaats] , na de politie inval op 14 april 2020 voor de duur van één jaar is gesloten op last van de burgemeester van de gemeente Buren. Verdachte heeft daardoor zijn melkkoeien moeten verkopen, wat het einde van zijn melkveebedrijf heeft betekend.
Redelijke termijn
Verdachte is niet in verzekering gesteld, maar op 17 april 2020 door de rechter-commissaris in bewaring gesteld. De bewaring is direct geschorst wegens persoonlijke omstandigheden. Op dat moment is de redelijke termijn aangevangen. Een eindvonnis dient vervolgens in de regel binnen twee jaren te volgen. In de zaak van verdachte is op 5 maart 2024 vonnis gewezen. Dit is 3 jaar, 10 maanden en 18 dagen later. Daarmee is de redelijke termijn met 1 jaar, 10 maanden en 18 dagen overschreven.
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat de overschrijding niet te wijten is aan de ingewikkeldheid van de zaak dan wel aan de proceshouding van verdachte of door onderzoekswensen van de verdediging. De rechtbank houdt bij de bepaling van de straf dan ook in sterke mate rekening met de forse overschrijding van de redelijke termijn.
De op te leggen straf
Zonder rekening te houden met de forse overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zou de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf hebben opgelegd van een aanzienlijke duur. Echter, gelet op het grote tijdsverloop van de zaak, de lange periode dat verdachte onder reclasseringstoezicht heeft gestaan, het feit dat verdachte openheid van zaken heeft gegeven en de omstandigheid dat het bedrijf van verdachte na de inval door de politie voor de duur van een jaar gesloten is geweest op last van de burgemeester, acht de rechtbank het niet meer opportuun om verdachte terug te sturen naar de gevangenis. De rechtbank komt daarom tot een andere straf dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden dient te worden opgelegd met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank is verder van oordeel dat aan verdachte een werkstraf voor de duur van 240 uur moet worden opgelegd. Het voorgaande betekent dat verdachte niet meer terug de gevangenis in hoeft, zolang hij niet opnieuw strafbare feiten pleegt gedurende de proeftijd.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf,
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijdvan
twee jarenschuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 legt op een
taakstrafvan
240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Ouweneel (voorzitter), mr. M.J. Wasmann en mr. M.G.E. ter Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G.E. ter Hart, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 maart 2024.
mr. M.J. Ouweneel is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020045134, onderzoek ON5R020028 DALI, gesloten op 7 januari 2021, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam] , p. 52.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam] , p. 105.