ECLI:NL:RBGEL:2024:1131

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
C/05/420310 / HA ZA 23-255
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens non-conformiteit van onroerende zaak met gebreken aan schuur en elektrische installatie

In deze zaak vorderden de eisers, kopers van een woonhuis met paardenstal, schadevergoeding van de gedaagden, de verkopers, wegens non-conformiteit van de onroerende zaak. De eisers stelden dat er gebreken waren aan de schuur en de elektrische installatie, die al aanwezig waren ten tijde van de levering op 5 juni 2020. De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft op 6 maart 2024 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden niet aansprakelijk waren voor de gebreken, omdat de kopers bij de koopovereenkomst de staat van de onroerende zaak aanvaardden, inclusief zichtbare en onzichtbare gebreken. De rechtbank concludeerde dat de gebreken aan de schuur, die door de eisers als ernstig werden aangeduid, niet zodanig waren dat ze het normale gebruik als paardenstal belemmerden. Ook de gebreken aan de elektrische installatie werden niet als zodanig ernstig beoordeeld dat ze het normaal gebruik van de woning in gevaar brachten. De rechtbank wees de vorderingen van de eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten van de gedaagden, die in totaal € 3.907,00 bedroegen.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/420310 / HA ZA 23-255
Vonnis van 6 maart 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [plaats 1] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. E.M. Uijttewaal te Tiel,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [plaats 2] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mr. D.B. Dubach te 's-Hertogenbosch.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 oktober 2023
- het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 23 januari 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 2 maart 2020 heeft [eisers] van [gedaagden] een woonhuis (bouwjaar 1939) met een paardenstal aan de [adres+plaats] gekocht (verder: de onroerende zaak). De koopakte vermeldt een koopprijs van € 485.000,00. In de akte staat verder:
artikel 6 Staat van de onroerende zaak/ Gebruik
6.1.
De onroerende zaak zal aan koper in eigendom worden overgedragen in de staat waarin deze zich bij het tot stand komen van deze koopovereenkomst bevindt, derhalve met alle daarbij behorende (…) zichtbare en onzichtbare gebreken (…). Koper aanvaardt deze staat (…).
(…)
6.3.
De onroerende zaak zal bij de eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik als:
woonhuis.
Verkoper staat niet in voor andere eigenschappen dan die voor een normaal gebruik nodig zijn. Gebreken die het normale gebruik belemmeren en die aan koper bekend of kenbaar zijn op het moment van het tot stand komen van deze koopovereenkomst komen voor rekening en risico van koper.
Voor gebreken die het normale gebruik belemmeren en die niet aan koper bekend of kenbaar waren op het moment van het tot stand komen van deze koopovereenkomst is verkoper uitsluitend aansprakelijk voor de herstelkosten. Bij het vaststellen van de herstelkosten wordt rekening gehouden met de aftrek 'nieuw voor oud'.
Verkoper is niet aansprakelijk voor overige (aanvullende) schade, tenzij verkoper een verwijt treft.
2.2.
[gedaagden] was sinds 2015 eigenaar van de onroerende zaak. Na aankoop heeft [gedaagden] de keuken in de woning vervangen en een overkapping aan het achterhuis geplaatst. In 2019 heeft hij voor € 8.720,00 de bestaande schuur bij de woning laten vervangen door een paardenstal.
2.3.
De onroerende zaak is op 5 juni 2020 aan [eisers] geleverd. [eisers] is toen direct de paardenstal gaan verbouwen tot pedicurepraktijk annex berging. Ook heeft [eisers] toen de badkamer verbouwd.
2.4.
Vanaf 14 juni 2020, na realisatie van de praktijkruimte, heeft [eisers] zich bij [gedaagden] erover beklaagd dat het inregent in de schuur, voorheen paardenstal, en dat het regenwater onder de schuur naar binnen loopt. In het najaar van 2020 heeft [eisers] de elektrische installatie van de onroerende zaak laten controleren door KMB Systems, die vier concrete niet volgens de NEN norm aangesloten punten benoemt.
2.5.
In maart 2021, na afwijzing van aansprakelijkheid voor gebreken aan de schuur en de elektrische installatie door [gedaagden] , heeft [eisers] ML Inspecties de elektrische installatie laten onderzoeken. In haar rapport van 26 maart 2021 concludeert ML Inspecties dat de elektrische installatie niet voldoet aan NEN 3140 en NEN 1010 en heeft zij voorgesteld de gevonden afwijkingen te herstellen. De prioriteit van actiepunten ter verbetering van de veiligheid en om te voldoen aan de geldende normen, is gecodeerd met de letters H!, M en L, waarbij H! staat voor ‘Levensbedreigende situatie (meldingsformulier)’, M voor ‘Technisch niet acceptabel / Brandgevaarlijke situatie’ en L voor ‘Niet correct’. In het rapport zijn alleen actiepunten met vermelding L en M vermeld. Bij factuur van 30 juni 2021 heeft ML Inspecties voor haar onderzoek en rapport een bedrag van € 574,75 inclusief btw bij [eisers] in rekening gebracht.
2.6.
Bij brief van 21 april 2021 heeft Hoeflake Installatietechniek B.V. op aanvraag van [eisers] , naar aanleiding van het inspectierapport van ML Inspecties en de daarin vermelde actiepunten ter verbetering van de veiligheid, voor een bedrag van € 3.968,80 inclusief btw werkzaamheden aan de elektrische installatie van de onroerende zaak geoffreerd.
2.7.
Op 28 april 2021 heeft Net-LinQ inspectie & advies B.V. in opdracht van [gedaagden] de elektrische installatie van de onroerende zaak onderzocht. In haar rapport van 11 mei 2021 concludeert zij dat de elektrotechnische installatie niet voldoet aan de gestelde eisen conform NEN 3140 / NEN 1010-6 en SCIOS TD 12. Dit betreffen volgens dit rapport respectievelijk normen ter zake van bedrijfsvoering elektrische installaties – laagspanning, veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties en een technisch document, waarop de betreffende installatie moet worden gecontroleerd.
Opmerkingen en afwijkingen heeft Net-LinQ opgesomd in fotobijlagen bij haar rapport, waarbij steeds foutcodes zijn vermeld, bestaande uit een letter en een cijfer.
A staat daarbij voor ‘Defect in beschermingsmaatregel en onder normale bedrijfsomstandigheden bereikbaar’, B voor Brand door Elektrisch materieel, D voor ‘Gevolg defect Elektrisch materieel, ontwerp- en/of toepassingsfout’ en E voor ‘Elektrisch materieel niet geschikt voor invloeden van buitenaf’.
Met de cijfers 1 t/m 5 wordt de ernst en urgentie van een fout gecodeerd.
1. staat daarbij voor ‘Ernstig/Omvangrijk, het gevaar op letsel is voortdurend aanwezig of het gevolg van schade heeft verstrekkende economische gevolgen’,
2 voor ‘Serieus/Aanzienlijk, het gevaar van blijvend/onherstelbaar letsel kan zich voordoen of het gevolg van schade heeft aanzienlijke economische gevolgen’,
3 voor ‘Gering/Beperkt, het gevaar van herstelbaar letsel kan zich voordoen of het gevolg van schade kan economische gevolgen hebben,
4 voor ‘Nihil, er is minimaal gevaar/voldoet niet aan de uitgangspunten of het gevolg levert onder normale bedrijfsomstandigheden geen gevaar op’ en
5 voor ‘Advies (Betreft dus geen “fout”), advies/verbeterpunt welke bijdraagt in het verhogen van veiligheid, efficiëntie en/of kostenbesparing op termijn’.
2.8.
Bij facturen van 1 juli 2022 heeft Hoeflake Installatietechniek B.V. bedragen van € 3.968,80 en € 2.764,18 inclusief btw, in totaal dus € 6.732,98, bij [eisers] in rekening gebracht, onder meer ter zake van de aanleg van een grondkabel tussen woning en praktijkruime en van een groepenkast.
2.9.
In opdracht van [eisers] heeft Sweco Nederland B.V. de schuur, die toen al was verbouwd tot pedicurepraktijk, onderzocht. In haar rapport van 29 september 2022 concludeert zij dat er twee oorzaken zijn voor de vochtproblemen: (i) een foute detaillering van de vloerrand, in die zin dat de betonnen vloerrand tot voorbij de houten wanden doorloopt, en (ii) het afschot van de betonvloer onder de overkapping dat naar binnen ligt, in plaats van naar buiten. De vochtproblemen hebben geleid tot schimmelvorming en vroegtijdige houtrot. In principe is alle schade van bouwkundige en niet van constructieve aard, aldus Sweco. Bij factuur van 28 september 2022 heeft Sweco voor haar onderzoek een bedrag van € 3.509,00 inclusief btw bij [eisers] in rekening gebracht.
2.10.
Bij brief van 12 oktober 2022 heeft Program Kostensupport B.V. op verzoek van [eisers] voor een bedrag van € ‭29.481,52‬ inclusief btw werkzaamheden aan de schuur geoffreerd.‬‬‬‬‬‬‬‬
2.11.
[gedaagden] is bij afwijzing van aansprakelijkheid gebleven. Na 1 maart 2023 heeft [eisers] de schuur laten slopen.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert – samengevat – dat de rechtbank [gedaagden] zal veroordelen om aan [eisers] bedragen van € 29.481,57, € 6.732,98, € 574,75, € 3.509,00 en € 1.425,36 te betalen, steeds te vermeerderen met de wettelijke rente, met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Aan de gevorderde geldsommen legt [eisers] het volgende ten grondslag.
Door een schuur te leveren die met (ernstige) structurele wateroverlast kampt, heeft [gedaagden] de garantieverplichting uit artikel 6.3. van de koopovereenkomst geschonden, althans is hij tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit deze overeenkomst en is [gedaagden] primair tot schadevergoeding gehouden. De schade bestaat uit de kosten van herstel van gebreken, welke kosten conform het rapport van Program Kostensupport B.V. kunnen worden begroot op een bedrag van € 29.481,57. Subsidiair is [gedaagden] dit bedrag verschuldigd, omdat [eisers] bij de totstandkoming van de overeenkomst heeft gedwaald over de bruikbaarheid van de schuur, in verband waarmee de rechtbank de gevolgen van de overeenkomst op de voet van artikel 6:230 lid 2 BW zal wijzigen, in die zin dat de hiervoor bedoelde herstelkosten op de koopprijs in mindering strekken en, zo begrijpt de rechtbank, deze herstelkosten als onverschuldigd betaald moeten worden terugbetaald.
Door een onroerende zaak te leveren met een gebrekkige elektrische installatie heeft [gedaagden] de garantieverplichting uit artikel 6.3. van de koopovereenkomst geschonden, als gevolg waarvan [gedaagden] aansprakelijk is voor de door Hoeflake Installatietechniek in rekening gebrachte herstelkosten ad in totaal € 6.732,98.
De bedragen van € 574,75 (rekening ML Inspecties), € 3.509,00 (rekening Sweco Nederland B.V.) en € 1.425,36 (advocaatkosten) is [gedaagden] verschuldigd als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid en van verkrijging van voldoening buiten rechte, in de zin van artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b en c BW, aldus [eisers] .
3.3.
[gedaagden] voert verweer. Hij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagden] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Dit geding draait in de kern om de vraag of aan [eisers] een onroerende zaak is geleverd die niet aan de overeenkomst voldoet, zoals hij stelt en [gedaagden] betwist. Partijen hebben over de staat van de onroerende zaak bij levering afspraken gemaakt die in artikel 6 van de koopakte zijn vastgelegd. Die houden kort gezegd in dat [eisers] zichtbare en onzichtbare gebreken aan de onroerende zaak aanvaardt, maar dat [gedaagden] ervoor instaat dat de onroerende zaak de eigenschappen bezit die nodig zijn voor normaal gebruik als woonhuis. Gebreken die dit gebruik belemmeren en die [eisers] bekend of kenbaar waren ten tijde van de koop, komen wel voor zijn risico. Tegen deze achtergrond is het volgende van belang.
Ten aanzien van de paardenstal
4.2.
Ten tijde van verkoop en levering van de onroerende zaak was de schuur in gebruik als paardenstal met bijbehorende berging. De schuur is door [gedaagden] specifiek met het oog op dat gebruik gebouwd. Volgens [eisers] heeft hij uitvoerig met [gedaagden] besproken dat hij de stal tot pedicurepraktijk wilde gaan ombouwen, wist [gedaagden] daarom dat dit beoogde gebruik een essentieel onderdeel was van de koop, hoefde [eisers] dus de afwezigheid van wateroverlast in de stal annex berging niet te betwijfelen en lag het op de weg van [gedaagden] om daarover mededelingen te doen. [gedaagden] heeft dit betwist, onder meer door op te werpen dat [eisers] na het sluiten van de koop slechts een keer in erg algemene bewoordingen aan hem heeft verteld dat hij mogelijk een pedicurepraktijk wilde beginnen in de schuur. In dit verband geldt het volgende.
4.3.
Bijzonder gebruik van de stal als pedicurepraktijk is in de koopakte niet voorzien. De stellingen van [eisers] komen in wezen erop neer dat uit de verklaringen en gedragingen van partijen over en weer moet worden afgeleid dat [gedaagden] zich niettemin ertoe heeft verbonden ervoor in te staan dat de stal na de door [eisers] geplande verbouwing probleemloos kon worden gebruikt als pedicurepraktijk, althans dat [eisers] daarop in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs heeft mogen vertrouwen. Daartoe heeft [eisers] te weinig gesteld. Dat [eisers] tijdens bezichtigingen voor de koop en in whatsapp-berichten van daarna heeft gerept van plannen om de stal met berging als pedicurepraktijk te gaan gebruiken en bij een bezichtiging een timmerman heeft meegenomen die heeft gekeken wat daarvoor nodig was, is niet voldoende. Niet is gesteld dat [gedaagden] op enige manier concreet heeft laten blijken dat deze plannen zonder meer uitvoerbaar waren. Daarvoor is het enkel aanhoren van de plannen niet genoeg. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat niet absoluut onmogelijk was om de stal tot een behoorlijke pedicurepraktijk om te bouwen, maar alleen niet op de wijze waarop [eisers] dat heeft gedaan, en voorts dat adequate beoordeling van de mogelijkheid van een dergelijke wijziging van het gebruik, bouwkundige en bestuursrechtelijke deskundigheid vereist die [gedaagden] niet heeft en die [eisers] bij [gedaagden] ook niet zomaar kon veronderstellen. Op grond van het voorgaande kan dan niet worden vastgesteld dat [gedaagden] ervoor heeft ingestaan dat de stal na de door [eisers] geplande verbouwing probleemloos kon worden gebruikt als pedicurepraktijk, of dat [eisers] daarop in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs heeft mogen vertrouwen.
4.4.
Vervolgens gaat het erom of de stal met berging niet de eigenschappen bezit die nodig zijn voor normaal gebruik. Nu partijen bij de schriftelijke vastlegging van hun overeenkomst gebruik hebben gemaakt van een ‘model koopovereenkomst’, moet uitgangspunt voor de uitleg van artikel 6.3 zijn dat ‘normaal gebruik’ betrekking heeft op wat daaronder naar gangbaar spraakgebruik wordt verstaan. Hier betreft dat naar het oordeel van de rechtbank gebruik voor het stallen van paarden en het opslaan van de benodigdheden daarvoor. Dat de fundering van de stal en de berging zo is geconstrueerd dat regenwater over de vloer naar binnen kan dringen, is geen gebrek dat dit gebruik belemmert. Sweco heeft geconstateerd dat de constructie van de stal met berging niet gebrekkig is. Zoals [eisers] zelf ook verklaart is enige lekkage bij een dergelijk gebouw acceptabel. Dat de wateroverlast zo ernstig en structureel was dat gebruik als paardenstal met berging niet goed mogelijk was, heeft [eisers] onvoldoende gemotiveerd gesteld. Daarvoor is niet toereikend dat gebruik als pedicurepraktijk niet mogelijk was, gelet op de aanmerkelijk hogere eisen die dergelijk gebruik aan de waterdichtheid van de opstal stelt. Dat de lekkage ernstig en structureel was heeft [gedaagden] bovendien betwist met de gedocumenteerde stelling dat de lekkage kort na de levering is veroorzaakt door uitzonderlijke hoeveelheden regen kort na de levering. [eisers] heeft dat niet concreet weersproken, zodat deze ervaring van [eisers] niet maatgevend kan worden geacht voor de normale toestand van de stal en berging. Daarbij wordt voorts in aanmerking genomen dat bij gebruik als stal onvermijdelijk is dat de vloer en de onderkant van de wanden vochtig worden. Nu geen sprake is van een gebrek dat normaal gebruik in de weg staat, hoefde [gedaagden] het binnendringen van water bij regen niet te melden, als hij daarvan al op de hoogte was, hetgeen hij betwist. Hooguit is in dit verband sprake van een gewoon (on)zichtbaar gebrek aan de onroerende zaak. Op grond van artikel 6 van de koopovereenkomst komt een dergelijk gebrek voor risico van [eisers] .
4.5.
Het voorgaande staat tevens aan een geslaagd beroep op dwaling in de weg. Daaruit volgt immers dat de dwaling niet te wijten is aan een inlichting van [gedaagden] en dat [gedaagden] niet een inlichtingenplicht heeft geschonden. Bovendien is niet gesteld dat [gedaagden] er met [eisers] van is uitgegaan dat de stal met berging probleemloos op de door [eisers] geplande wijze tot pedicurepraktijk zou kunnen worden verbouwd. Ter zake van de paardenstal is het gevorderde dan ook niet toewijsbaar [1] .
Ten aanzien van de elektrische installatie
4.6.
Normaal gebruik als woonhuis impliceert naar gangbaar spraakgebruik dat de elektrische installatie van de opstal veilig kan worden gebruikt. Voor de vraag of de installatie veilig is, is van belang of deze voldoet aan de toepasselijke (NEN) normen. Daarbij moet worden bedacht dat deze normen in de loop der tijd zijn aangepast. Zeker bij een woning uit 1939, die verschillende verbouwingen heeft ondergaan, is dan relevant welke normen voor welke onderdelen van de installatie gelden. Bovendien is niet iedere afwijking van de norm zo ernstig is dat de veiligheid, en dus normaal gebruik van de opstal, in het geding is. Voorts komen voldoende ernstige afwijkingen die voor [eisers] kenbaar waren, dus die [eisers] zou hebben ontdekt indien hij redelijkerwijs van hem te vergen onderzoek zou hebben verricht, voor zijn rekening. In dit verband rusten op [eisers] de stelplicht en zo nodig de bewijslast [2] .
4.7.
[eisers] heeft in algemene zin gewezen op de bevindingen van ML Inspecties en Net-LinQ. ML Inspecties heeft getoetst aan NEN 1010: 5e druk 2003, met aanvullingen, NEN 3140: 2019 en Technisch Document 12 van SCIOS (Scope 8), zo blijkt uit pagina 4 van haar rapport. Net-LinQ heeft NEN 1010: 5e druk: 1996 +W5 /A1:2001, NEN 1010: 9e druk 2015+C2:2016, NEN 3140+A3: 5e druk: 2019 en ook Technisch Document 12 van SCIOS (Scope 8) toegepast, zo volgt uit pagina’s 13 en 7 van haar rapport. Uit de fotobijlage 7 bij het rapport van Net-LinQ volgt bovendien dat alleen de ‘Salon/garage’ is getoetst aan NEN 1010 9e druk uit 2015/2016. Het woonhuis en de kabels bij het hek en de poort heeft Net-LinQ beoordeeld aan de hand van NEN 1010 uit 1996/2001.
4.8.
Volgens [gedaagden] is aldus getoetst aan normen die niet gelden voor de uit 1939 stammende onroerende zaak. [eisers] heeft ter zitting gewezen op een e-mail van Net-LinQ van 1 september 2023. Daarin is niet specifiek uiteengezet waarom zij heeft getoetst aan de normen waaraan zij heeft getoetst. Wel is daarin vermeld dat de acceptatiecriteria van de hele installatie worden bepaald aan de hand van het moment van aanleg van de installatie, c.q. het moment waarop de installatie ingrijpend is gewijzigd en voorts dat deze datum in de praktijk door de opdrachtgever wordt aangeleverd of door de inspecteur op locatie worden bepaald, op basis van tekeningen, informatie van de installatiebeheerder en productiedata van toegepaste materialen. Volgens deze mail zijn in dit geval gegevens aangeleverd van opdrachtgever [gedaagden] en van begeleiders op locatie. [gedaagden] heeft een en ander niet meer betwist. In de verkoopbrochure van mei 2015 staat dat het woonhuis in 2001 is gerenoveerd en uitgebouwd. Zoals gezegd is de paardenstal annex berging in 2019 nieuw gebouwd. Als onvoldoende gemotiveerd weersproken staat dan vast dat Net-LinQ de elektrische installatie heeft beoordeeld aan de hand van de juiste normen. De normen die ML Inspecties heeft gehanteerd wijken daar op onderdelen vanaf, in die zin dat de 5e druk van NEN 1010 volgens haar uit 2003 dateert en dat niet ook aan de 9e druk is getoetst. De rechtbank zal daarom aansluiten bij de bevindingen van Net-LinQ, zoals [eisers] ter zitting ook heeft gedaan en waarop [gedaagden] zijn betwisting heeft toegespitst.
4.9.
[eisers] heeft ter zitting concreet erop gewezen dat Net-LinQ 16 gebreken benoemt met foutcode 1 (‘Ernstig/Omvangrijk, het gevaar op letsel is voortdurend aanwezig of het gevolg van schade heeft verstrekkende economische gevolgen’) en 23 gebreken met foutcode 2 (‘Serieus/Aanzienlijk, het gevaar van blijvend/onherstelbaar letsel kan zich voordoen of het gevolg van schade heeft aanzienlijke economische gevolgen’). Hij acht deze gebreken zo ernstig dat normaal gebruik van de onroerende zaak niet mogelijk is. Ter zake van deze gebreken is het volgende van belang, in aanmerking genomen dat het Net-LinQ rapport dateert van 11 mei 2021, dus van ruim 11 maanden na de levering van de onroerende zaak aan [eisers] .
4.10.
Geconstateerd wordt dat Net-LinQ in haar rapport slechts aan één afwijking foutcode 1 geeft, namelijk op pagina B 13 foutcode A1 voor het onvoldoende afgedicht zijn van een verdeler/paneel in de meterkast. Foutcode 2 komt in het rapport van Net-LinQ 13 keer voor bij de foto’s en nog twee keer op pagina B 2 van het rapport. De door [eisers] gestelde aantallen gebreken blijken dus bij lange na niet.
4.11.
[gedaagden] heeft de gebreken met codes 1 en 2 concreet betwist met de volgende opmerkingen, ter zake van het woonhuis:
‘niet door ons zo achtergelaten’ (over gebreken in de meterkast), ‘klopt, is gemeld lagen 2 kabels van schuur naar hek niet aangesloten is meerdere malen verteld aan dhr [eisers] ’ (over onjuist/niet afgemonteerde leidingen buiten aan het hek), ‘was al bij aanschaf wij nooit wat aan gedaan’ (over onvoldoende potentiaalvereffening van geleidende delen in de cv-ruimte), ‘nooit iets aan gedaan door ons’ (over onvoldoende bevestigd isolatiemateriaal onder de keuken), ‘nooit zo achtergelaten was bij verkoop schakelaar en geen dimmer’ (over defect/incompleet installatiemateriaal in de keuken), ‘niet bekend bij ons’ (over onderbroken/onvoldoende beschermingscontact van wandcontactdozen in de TV-kamer), ‘zelf verbouwd’ (over onvoldoende potentiaalvereffening van geleidende delen in kranen van de badkamer) en ‘zelf opgehangen lamp was niet aanw. bij overdracht’ (over onvoldoende potentiaalvereffening van geleidende delen in de plafondlamp in de slaapkamer).
En ter zake van de salon/garage:
‘dit is hun behandelstoel’ (over beschadiging van de leidingisolatie van een behandelstoel).
[gedaagden] heeft niet concreet betwist dat de mechanische bescherming tot 10 cm boven de vloer van de vliering onvoldoende is, getoetst aan NEN 1010 5e druk. Het betreft de buis voor elektrische bekabeling die over de vloer van de vliering loopt.
4.12.
Tegenover deze betwisting heeft [eisers] onvoldoende gemotiveerd gesteld dat de leidingen buiten aan het hek ten tijde van de levering gebrekkig waren. Dat ze wel op de elektrische installatie waren aangesloten heeft hij niet meer toegelicht en als er geen stroom op stond kunnen zij bezwaarlijk gevaarlijk worden geacht. Dat de gestelde gebreken aan de kranen in de badkamer, de plafondlamp, de behandelstoel en aan installatiemateriaal in de keuken ten tijde van de levering bestonden heeft [eisers] in het licht van de betwisting ook onvoldoende gemotiveerd gesteld. [eisers] heeft immers na de levering de badkamer verbouwd. Dat de plafondlamp er al bij levering hing heeft [eisers] niet meer gesteld. De behandelstoel is bedoeld voor pedicurebehandelingen. Evident is dat deze pas na de levering is aangesloten op de elektrische installatie. [eisers] heeft erkend dat hij in de keuken een dimmer heeft vervangen.
4.13.
De vermelde afwijkingen met betrekking tot onvoldoende potentiaalvereffening van een metalen buis in de cv-ruimte, onvoldoende bevestigd isolatiemateriaal onder de keuken, onderbroken/onvoldoende beschermingscontact van wandcontactdozen in de TV-kamer en onvoldoende mechanische bescherming van elektrische bekabeling op de vliering acht de rechtbank, zonder specifieke toelichting die ontbreekt, niet zo ernstig dat de veiligheid, en dus normaal gebruik van de opstal, in het geding is. Het had op de weg van [eisers] gelegen om concreet te maken welk gevaar van deze, op het eerste gezicht ondergeschikte gebreken, te duchten valt. Dat heeft hij niet gedaan.
4.14.
Dan resteren de gebreken in de verdeelinrichting c.q. meterkast. Concreet gaat het om een loshangende aardlekschakelaar, leidingen c.q. bedrading die niet of niet goed is gemonteerd en, ter zake van de behuizing, het onvoldoende afgedicht zijn van een verdeler/paneel. Zie op pagina’s 12 en 13 van het rapport van Net-LinQ, de posten die met D2 of A1 zijn gecodeerd. De onvoldoende afdichting met foutcode A1 bij foto 7.1.18 in de fotobijlage krijgt overigens foutcode B2 op pagina B 3 van dit rapport en van ML Inspecties op pagina 7 van haar rapport prioriteit 2 met code M (‘Technisch niet acceptabel / Brandgevaarlijke situatie’). Op pagina R7 van haar rapport kwalificeert Net-LinQ de staat van de verdeelinrichting wel nog met zoveel woorden als een ‘serieus risico’ op ‘zowel aanraakgevaar als brandgevaar’.
4.15.
Volgens [gedaagden] heeft hij de verdeelinrichting c.q. meterkast niet in deze staat geleverd. Volgens [eisers] (randnummer 50 van de dagvaarding) heeft ML Inspecties de afdichting van de verdeler c.q. het paneel in de meterkast verwijderd. Dat moet na de levering zijn gebeurd. Nu ML Inspecties echter ook al heeft geconcludeerd dat de deksels van de verdeelinrichting los zitten en niet goed sluiten, (pagina 7 van haar rapport) wil de rechtbank wel aannemen dat het gebrek in de afdichting niet door ML Inspecties is veroorzaakt. Het blijft dan de vraag of de verdeelinrichting c.q. meterkast zich ook ten tijde van de levering al in de door Net-LinQ aangetroffen staat bevond, zo ja of de door Net-LinQ geconstateerde gebreken aan de verdeelinrichting c.q. meterkast zo ernstig zijn dat zij normaal gebruik van de onroerende zaak als woonhuis in de weg staan en zo ja of deze gebreken [eisers] bekend of kenbaar waren ten tijde van de koop.
4.16.
[gedaagden] werpt op dat [eisers] na levering werkzaamheden aan de keuken, tv-kamer, badkamer en slaapkamer heeft verricht. Verder staat vast dat [eisers] direct na de levering de stal tot pedicurepraktijk heeft verbouwd, waarvoor de elektrische installatie in de stal is uitgebreid met airconditioning, een elektrische behandelstoel, stopcontacten en een meterkast en voorts dat [eisers] na de levering ook nieuwe verlichting heeft aangebracht waarna de stoppen doorsloegen en KMB Systems in oktober 2020 te hulp is geroepen. Zoals [gedaagden] opwerpt is goed voorstelbaar dat in dit verband veranderingen aan de verdeelinrichting c.q. meterkast in de woning zijn uitgevoerd. Het onderzoek door ML Inspecties en door Net-LinQ heeft respectievelijk 9 en 10 maanden na de levering plaatsgevonden. Uit de foto’s bij het rapport van KMB Systems valt af te leiden dat de verdeelinrichting c.q. meterkast ten tijde van haar onderzoek vergelijkbaar was aan de situatie die ML Inspecties en Net-LinQ hebben onderzocht. Maar ook dat was al 4 maanden na de levering, toen de hiervoor bedoelde, door [eisers] uitgevoerde werkzaamheden al hadden plaatsgevonden. Verder is van belang dat Net-LinQ van de staat van de verdeelinrichting de indruk heeft gekregen dat sprake is van niet afgeronde werkzaamheden (pagina R7 van haar rapport). Aldus heeft [gedaagden] behoorlijk gemotiveerd betwist dat de gebreken bij levering al bestonden. Door hiertegenover alleen te wijzen op de rapporten van ML Inspecties en Net-LinQ heeft [eisers] zijn stelling dat de verdeelinrichting c.q. meterkast door [gedaagden] in de gebrekkige staat is geleverd te summier toegelicht. Dit kan dan nu niet (meer) worden vastgesteld. Bewijslevering is niet aan de orde.
4.17.
Nu schending van een (garantie)verplichting, wanprestatie c.q. dwaling niet is komen vast te staan, zijn de vorderingen die daarop allen zijn gebaseerd, niet toewijsbaar.
4.18.
[eisers] is in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht
1.301,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2,00 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.907,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van € 3.907,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024.

Voetnoten

1.Vergelijk het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 augustus 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:7309.
2.Vergelijk het arrest van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 februari 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1264.